Geschiedenis van de Verenigde Staten
Geschiedenis van Verenigde Staten |
---|
Pre-colonial Period (-1607) |
Colonial Period (1607-1765) |
Revolutionary Era (1765-1783) |
Confederation Period (1783-1788) |
Federalist Era (1788-1801) |
Jeffersian Era (1801-1817) |
Era of Good Feelings (1817-1825) |
Jacksonian Era (1825-1849) |
Civil War Period (1850-1865) |
Reconstructie (1865-1877) |
Gilded Age (1877-1895) |
Progressive Era (1895-1916) |
Eerste Wereldoorlog (1917-1919) |
Roaring twenties (1920-1929) |
Grote Depressie (1929-1941) |
Tweede Wereldoorlog (1941-1945) |
Post-war Era (1945-1964) |
Civil Rights Era (1965-1980) |
Reagan Era (1981-1991) |
Post-Cold War Era (1991-2008) |
Moderne geschiedenis (2008-heden) |
Portaal Verenigde Staten |
Hieronder staat de geschiedenis van de Verenigde Staten, van de prehistorie tot aan de hedendaagse geschiedenis. In het lijstje rechts zie je een overzicht van alle tijdperken (eras) in de Amerikaanse geschiedenis.
De Verenigde Staten ontstonden in 1775, toen de 13 Britse koloniën zich onafhankelijkheid verklaarden. Zij werden als land erkend na de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog. Hierna breidden de Verenigde Staten zich uit van het oosten naar het westen. De Verenigde Staten kochten gebieden en voerden oorlogen met Mexico om gebieden te veroveren. De slavernij zorgde voor het ontstaan van de Amerikaanse Burgeroorlog, waarna de slavernij werd afgeschaft. Hierna maakte de Verenigde Staten een periode van groei door. Rond 1900 waren de Verenigde Staten de grootste economische macht ter wereld. Na de Eerste en Tweede Wereldoorlog werden duidelijk dat de Verenigde Staten ook een militaire macht waren geworden. Na de Tweede Wereldoorlog voerden de Verenigde Staten de Koude Oorlog met de Sovjet-Unie, die tot 1989 duurde. Vanaf 1991 waren de Verenigde Staten de supermacht in de wereld; hoewel ze worden ingehaald door China.
Koloniale periode (Colonial Era)
Eerste pogingen
De Spanjaarden waren de eerste die Amerika koloniseerden na de ontdekking door Christoffel Columbus. De Spanjaarden richtten zich echter vooral op Midden- en Zuid-Amerika, maar claimden wel het huidige zuidwesten van de Verenigde Staten en in Florida. Het midden van de Verenigde Staten was in hadden van de Fransen, die vanuit New Orleans het gebied tot aan Canada hadden. Canada was eerst grotendeels ook onderdeel van Frankrijk, maar werd later overgedragen aan de Britten. De Britten begonnen tijdens de Engelse Renaissance onder koningin Elizabeth I Amerika te ontdekken. Een van de eerste pogingen was in Roanake. Hier werd een kolonie gesticht bestaande uit 107 kolonisten in 1585. Toen men de kolonie vijf jaar later weer probeerde te bezoeken was deze verlaten. Het is nog altijd onbekend wat er met de kolonisten gebeurd is en er zijn verschillende theorieën over. De eerste succesvolle kolonisatiepoging van de Britten was de kolonie van Jamestown in 1607. Ontdekkingsreiziger John Smith was de eerste leider van deze kolonie en is bekend vanwege zijn contacten met Pocahontas, de dochter van het stamhoofd van de Powhatan.
In 1609 voerde het schip de Mayflower met 102 kolonisten naar de kolonie Plymouth. De Mayflower vervoerde een groep Puriteinen. De Puriteinen werden in Engeland onderdrukt, aangezien zij de Engelse kerk wilden veranderen. De Puriteinen waren radicale protestanten en voerden naar Amerika om een nieuw leven te starten, waar zij konden leven als zij wilden. Deze kolonisten worden de Pelgrim Fathers genoemd en veel Amerikanen zijn nog altijd trots als zij van deze mensen afstammen.
13 Britse koloniën
De Britten stichtten uiteindelijk 13 koloniën in de Verenigde Staten. In het noorden werd Massachusetts (waarvan Maine ook onderdeel was) de eerste kolonie. Hier woonden de puriteinen, hele strenge protestanten, die uit Engeland verbannen werden en in Amerika een nieuw leven starten. De kolonie Massachusetts werd ook gesticht door de passagiers van de Mayflower. Er waren ook mensen die het niet eens waren met de puriteinen en moesten uit Massachusetts vertrekken. Zij stichtten andere koloniën nabij. Onder de verbannen mensen waren Roger Williams (stichter van Rhode Island) en Thomas Hooker (stichter van Connecticut) de bekendste. Deze twee staten hadden een grote mate van religieuze vrijheid. Ook werd vanuit Massachusetts New Hampshire (waar ook Vermont onderdeel van was) gesticht. De zuidelijke kolonie van Jamestown groeide uiteindelijk uit tot Virginia, vernoemd naar koningin Elizabeth I (the Virgin Queen). George Calvert stichtte ten noorden van Virginia de kolonie Maryland, vernoemd naar de vrouw van koning Karel I, waar veel katholieken naartoe trokken (maar ook protestanten welkom waren). Ten zuiden van Virginia werd de kolonie Carolina gesticht, die al vrij snel werd opgedeeld in North Carolina en South Carolina. Hierna werden ook Delaware en New Jersey in de buurt van Virginia gesticht. Een protestantse groep genaamd de Quackers kwamen naar Amerika en stichtten de kolonie Pennsylvania, vernoemd naar hun stichter William Penn. De Nederlandse kolonie, Nieuw-Nederland, was erg succesvol, maar koning Karel II claimde het als Engels. Peter Stuyvesant probeerde kolonie te verdedigen, maar in 1664 werd deze Engels. Deze kolonie werd uiteindelijk de kolonie New York. De Spanjaarden hadden een kolonie in Florida gesticht, waarop de Britten de kolonie Georgia in het zuiden creëerden.
Naast Engelsen woonden ook veel Ieren, Nederlanders, Scandinaviërs, Fransen, Joden en Duitsers in dertien koloniën. Het grootste gedeelte van het koloniën was afhankelijk van de landbouw, hoewel in het noorden was industrie aan het ontstaan was. Slavernij werd van oudsher al vooral in het zuiden geoefend, aangezien het in het noorden niet winstgevend genoeg was. De dertien koloniën hadden elk een eigen bestuur en hadden geen gezamenlijk bestuur. Hoewel de cultuur min of meer hetzelfde was, waren het aparte koloniën. Over de jaren heen werd de cultuur in de koloniën meer eigen en werd verschilt van Engeland. Waar in Engeland een streng klassensysteem was, was dit in de Verenigde Staten veel minder. De cultuur was ook een stuk informeler en minder lux. De inheemse stammen werden over de jaren heen meer naar de binnenlanden geduwd.
Revolutionaire periode (Revolutionary Era)
Aanloop naar de Revolutie
De dertien koloniën waren dus cultureel anders dan het Verenigd Koninkrijk. Toch voelden veel Amerikanen zich nog steeds Brits. Tijdens de 18e eeuw kwamen de ideeën van de Verlichting in de Verenigde Staten. Dit waren ideeën als vrijheid en gelijkheid. De inwoners van dertien koloniën waren niet vertegenwoordigt in het Britse parlement, maar moesten wel belastingen aan de Britse staat betalen. Dit betekende dat de Britten de belastingen in de koloniën konden verhogen, zonder dat de Amerikanen hierover konden meebeslissen. De Amerikanen hadden dus geen inspraak en zagen dit als onterecht. Na de Zevenjarige Oorlog hadden de Britten grote schulden en besloten de belastingen te verhogen in de 13 koloniën om deze schulden te betalen. Vanaf 1764 werden allerlei belastingen ingevoerd, zoals de Stamp Act (op papier en postzegels). De inwoners van de koloniën wilden dus vertegenwoordiging en riepen No taxation without representation (geen belastingen zonder vertegenwoordiging). De inwoners van de koloniën wilden op dit punt geen onafhankelijkheid, maar slechts vertegenwoordiging in het Brits parlement. De Britten wilden dit niet, aangezien zij bang waren dat andere Britse koloniën dit ook wilden.
De Verlichting speelde ook een belangrijke rol in deze strijd. Een van de vertegenwoordigers van de Amerikaanse Verlichting was Thomas Paine, die bekend werd door zijn pamflet Common Sense. De Founding Fathers waren ook aanhangers van de Verlichting, waaronder de bekende denker Benjamin Franklin. Daarnaast waren er nog groepen die demonstreerden tegen Britse wetgeving. In de havenstad Boston waren de inwoners zo tegen de Britse belastingen, dat ze uit protest Britse thee in de havens gooiden (tijdens de Boston Tea Party). Het gevolg hiervan was dat de Britten ingrepen en het zelfbestuur van de kolonie Massachusetts opheffen. Dit leidde tot een shock voor de andere koloniën, die samen kwamen in een congres in 1774. Ze besloten alle Britse producten uit protest te boycotten.
De Amerikaanse Revolutie
Uit protest hierop besloot het Brits leger in Massachusetts de protesten in te drukken door de koloniën aan te vallen. Hierop verklaarden de 13 koloniën zich in 1776 onafhankelijk met de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring, die ondertekent werd door de belangrijkste vertegenwoordigers van de koloniën, waaronder degene die het geschreven heeft (Thomas Jefferson). Hierin staat de beroemde zin:
Het Amerikaanse leger werd geleid door generaal George Washington. De Amerikanen werden al vanaf het begin van de oorlog gesteund door de Fransen, mede omdat zij in oorlog waren met de Britten. Pas later in de oorlog betuigden de Fransen hun officiële steun. De Fransman Marquis de la Fayette speelde tevens een grote rol tijdens de oorlog. Later kreeg het Amerikaans leger ook steun van Nederland en Spanje, die beide oorlog voerden met Spanje. Na twee jaar werd de oorlog hierdoor ook een internationale oorlog, met gevechten in andere Britse koloniën (zoals India en de Caraïben). De Britten werden gesteund door veel inheemse stammen, zoals de Irokezen en Cherokee, die dorpen en steden aan de grenzen aanvielen. De Britse marine voerde vooral oorlog aan het water en op het land rondom New York.
De beslissende slag van de oorlog was de slag bij Chesapeake Bay, waarbij de Britse generaal Charles Cornwallis werd verslagen. De Britse koning verloor hierdoor zijn steun voor de oorlog, hoewel zij verschillende havensteden nog in handen hadden. In 1783 maakte de Vrede van Parijs hier een einde aan. De Britten erkenden de Verenigde Staten als onafhankelijk land en gaven de havensteden terug. Ook werd onderhandeld over de grenzen en werden alle krijgsgevangenen losgelaten.
De grondwet
Na de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog was er onduidelijk over wat er moest gebeuren met de 13 onafhankelijke staten. De staten hadden allemaal een eigen parlement, eigen wetten, regels, regeringen, gouverneurs en legers. De staten hadden geen gezamenlijk bestuur tot net voor de oorlog. Toen kwamen de regeringen van de staten samen wegens de oorlog, maar dit ging vooral over de oorlog zelf. Een groep revolutionairen vond dat de staten onafhankelijke landen moesten worden en geen gezamenlijke overheid moesten hebben. Er was echter angst dat de staten dan oorlog tegen elkaar zouden voeren of dat de Britten de staten nog een keer zouden aanvallen. Ook konden buitenlandse zaken en defensie beter samen geregeld worden. In 1781 werden de Artikelen van Confederatie aangenomen, waardoor het eerste gezamenlijke bestuur ontstond. Dit was het officiële ontstaan van de Verenigde Staten van Amerika. De ene groep revolutionairen vonden de Artikelen van Confederatie meer dan genoeg. Zij vonden dat een sterke federale overheid minder rechten voor de staten zelf (state rights) betekenden. In deze tijd voelden mensen zich ook meer verbonden met hun staat dan met de Verenigde Staten. De Artikelen van Confederatie hadden echter vele problemen. Er was geen president, waardoor niet één iemand verantwoordelijk was voor de regering. Ook kon de federale overheid geen regels maken voor handel tussen staten en kon zelf geen belastingen heffen. Hierdoor was de federale overheid afhankelijk van wat de staten hen gaven.
Deze tekortkomingen leidde tot een nieuw document, de Amerikaanse grondwet. De Amerikaanse grondwet moest een sterke federale overheid stichtten, maar met behoud van de state rights. De grondwet werd opgesteld door de revolutionairen op een conferentie in Philadelphia in februari 1787. De grondwet werd verdedigd door John Jay, Alexander Hamilton en James Madison in de zogeheten Federalist Papers, waarin de grondwet werd uitgelegd. In de grondwet bestaat uit zes artikelen, die werking van de federale overheid (artikel 1 t/m 3) en de rechten en verantwoordelijkheden van de federale en statelijke overheid (artikel 4 t/m 6) uitlegt. Op de grondwet kwam ook veel kritiek, vooral van Thomas Jefferson. Hij vond dat de rechten van Amerikanen niet door grondwet beschermt werden. In 1791 werd daarom de zogeheten Bill of Rights aangenomen, een lijst van 10 rechten van Amerikaanse staatsburgers. Hierin staat onder meer de vrijheid van meningsuiting (artikel 1), het recht op wapenbezit (artikel 2) en het recht op een eerlijk proces (artikel 5). De grondwet moest door alle 13 staten aangenomen worden. Delaware was de eerste staat, terwijl Rhode Island als laatste de grondwet aannam in 1790. Rhode Island - de kleinste staat van de Verenigde Staten - wilde eerst niet tekenen, aangezien het bang was weinig te zeggen te hebben. Veel andere kleine staten, zoals New Hampshire en Connecticut waren hier ook bang voor. Tijdens het maken van de grondwet werd daarom besloten dat het Amerikaans Congres uit twee kamers zou bestaan; het Huis van Afgevaardigden (waarin de grotere staten meer macht zouden hebben) en de Senaat (waarin de kleinere staten meer macht zouden hebben). Dit wordt de zogeheten Connecticut-compromis genoemd. Vermont, dat zich tijdens de oorlog van New Hampshire had afgescheiden, trad in 1791 als eerste niet-koloniale staat toe.
Ondertussen werd George Washington middels verkiezingen in 1789 verkozen tot de eerste president van de Verenigde Staten. Na de oorlog werd gevraagd of Washington koning wilde worden, maar Washington weigerde dit. Hij wilde namelijk niet de ene monarchie (Groot-Brittannië) vervangen door een nieuwe monarchie. Ook vond hij dat een monarchie tegen de waarden van de Verlichting en revolutie inging. Hierdoor werd in plaats van een koning een president gezien als staatshoofd. Washington stelde zich verkiesbaar, aangezien hij het meest populaire figuur binnen de Amerikaanse politiek was. Ook was Washington een stabiel en neutraal persoon.
19e eeuw (eerste helft)
Washington en de New Nation
De periode na het aannemen van de grondwet en de verkiezing van Washington tot president wordt de New Nation (Nieuwe Natie) of Federalist Era (Federalistische periode) genoemd. De Verenigde Staten waren een jong land en daarnaast een van de eerste republieken in de wereld. Hoewel de Verlichtingsdenkers veel ideeën hadden, waren deze niet echt uitgewerkt. Veel ideeën waren abstract en veel Amerikanen konden zich er weinig bij voorstellen. Washington wilde eenheid stichten in het land en reisde daarom ook door het hele land. Daarnaast probeerde hij het land op te bouwen. Washington was geen lid van een politieke partij, aangezien hij vond dat politieke partijen alleen maar tot verdeling zouden leiden. Washington probeerde ook de politieke meningen in zijn regering een stem te geven. Thomas Jefferson werd hierdoor minister van Buitenlandse Zaken, terwijl Alexander Hamilton minister van Financiën was. Deze twee personen waren enorm verschillend. Jefferson was een slavenhouder uit het zuiden en een voorstander van state rights. Hamilton was een immigrant uit het noorden en voorstander van een sterke federale overheid. Jefferson wilde goede banden met Frankrijk, terwijl Hamilton goede banden met het Verenigd Koninkrijk wilde. Jefferson was een voorstander van meer democratie, terwijl Hamilton een aristocraat was. Hamilton had samen met vicepresident John Adams de Federalistische Partij gesticht, waarna Jefferson samen met James Madison de Democratisch-Republikeinse Partij gesticht had. Deze verschillen zorgden voor veel conflicten binnen de regering en Washington moest vaak inspringen. Washington was weliswaar neutraal, maar zijn opvattingen kwamen het meest overeen met de Federalistische Partij. Jefferson stapte hierdoor op een gegeven moment ook uit de regering in Washingtons tweede termijn. Hiervoor hadden Hamilton en Jefferson een gebied gekozen voor de bouw van een nieuwe hoofdstad, Washington D.C. De regering zat tot dat de stad af was in New York City en vervolgens Philadelphia.
Washington besloot zich na twee termijnen niet verkiesbaar te stellen. Hij had dit weliswaar kunnen doen, aangezien er toen nog geen limieten waren. Washington begon hiermee echter de ongeschreven regel dat een president maximaal twee termijnen zou dienen; wat door alle presidenten tot aan Franklin D. Roosevelt herhaald werd. Kort na de dood van Washington werd de hoofdstad Washington D.C. in gebruik genomen in 1800. Washington werd na verkiezingen opgevolgd door John Adams. Adams was echter niet heel erg populair. Hij tekende wetten, die de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid onderdrukten onder druk van de regering en zijn vrouw. Hoewel Adams de marine stichtten, verloor hij de verkiezingen van 1800 aan Thomas Jefferson, wat het begin was van een nieuwe periode.
De Jeffersonian Era en de ontdekking van het westen
De periode waar Thomas Jefferson president was, van 1801 tot en met 1809, wordt ook wel de Jeffersonian Era genoemd. Jefferson was vicepresident onder Adams, maar dit bleek niet handig te zijn. In de grondwet stond namelijk dat de degene die eerste werd, president zou worden, terwijl de nummer twee vicepresident werd. Dit betekende dat de vicepresident lid kon zijn van de andere partij. Dit werd aangepast en sindsdien kiezen de presidentskandidaten een running mate, die tot vicepresident verkozen wordt als de kandidaat tot president verkozen werd. Jefferson koos Aaron Burr als zijn vicepresident. Jefferson geloofde in een kleine overheid, lage belastingen en veel zelfbestuur voor staten. Ook geloofde Jefferson dat de Verenigde Staten een landbouwparadijs moest worden en had een hekel aan de industrie. Jefferson geloofde daarnaast in democratie, hoewel dat in die tijd alleen voor rijke blanke mannen gold. Ook geloofde hij in vrijheid en was hij tegen slavernij, hoewel hijzelf een heleboel slaven had.
In de Jeffersion Era ondergingen de Verenigde Staten een aantal veranderingen. Zo kreeg het Amerikaans Hooggerechtshof veel meer macht, doordat het zichzelf de bevoegdheid gaf om uitspraken van de hooggerechtshoven van de staten omver te werpen. Jefferson wilde zijn droom voor een landbouwsamenleving realiseren door een groot stuk grond te kopen; het Louisiana-territorium van de Fransen. Napoleon Bonaparte wilde dit namelijk verkopen, om geld te krijgen voor zijn oorlogen in Europa en dat hij bang was het territorium door een opstand te verliezen, zoals in Haïti het geval was geweest. In Haïti brak namelijk de enige succesvolle slavenopstand in de geschiedenis uit, de Haïtiaanse Revolutie, waarbij slaven hun blanke slavenhouders vermoordden en verdreven. Dit leidde tot angst in het zuiden van de Verenigde Staten, waar slavernij veel voorkwam. Bevrijde slaven werden daarom naar Liberia gestuurd en het bevrijden van slaven werd gedurende deze periode veel lastiger. Jefferson kocht het gebied van Frankrijk in de aankoop van Louisiana; de Verenigde Staten verdubbelden hierdoor in grootte. Zijn vicepresident Aaron Burr probeerde overigens het gebied onafhankelijk te laten verklaren met behulp van de Spanjaarden, maar deze samenzwering werd ontmaskerd en Burr moest aftreden. In de expeditie van Lewis en Clark werd dit gebied ontdekt. In de Verenigde Staten ontstond ook het idee dat de Amerikanen zeggenschap hadden over het gehele Amerikaanse continent (Manifest Destinity). Dit leidde ertoe dat er actief pogingen werden gedaan nieuwe gebieden te veroveren. Toen er oorlog uitbrak tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk besloot Jefferson alle buitenlandse handel stop te zetten. Hiermee creëerde hij een economische crisis en zorgde hij juist dat in de Noordelijke Staten meer industrie werd gedaan. Na twee termijnen besloot Jefferson zich niet meer verkiesbaar te stellen.
Madison en de Oorlog van 1812
Jefferson werd opgevolgd door James Madison. Madison was voorstander van de uitbreiding van de Verenigde Staten, zoals veel Amerikanen in die tijd. Madison wilde Canada, toen een Britse kolonie, toevoegen aan de Verenigde Staten. Madison dacht dat de Britten te druk waren met de oorlogen tegen Napoleon in Europa en de Verenigde Staten hierdoor Canada snel konden veroveren. Madison kreeg de support van bijna alle Amerikaanse staten. Het probleem was dat iedere staat een eigen leger had en er geen gezamenlijk, georganiseerd leger was voor het gehele land. Ook had men het Britse leger dat in Canada was overschat en was er weinig geld voor het voeren van de oorlog. De oorlog vond in drie gebieden plaats. Rond de Grote Meren vielen de Amerikanen Canada binnen, maar werden vrij snel alweer gedreven door de Britten. De Britten stuurden ook een leger naar Canada, aangezien Napoleon bijna verslagen was. Dit leidde tot een blokkade van de kust van de Verenigde Staten. Amerikaanse en Britse schepen vielen elkaar aan. Ook werd de haven van New Orleans door de Britten bezet, maar generaal Andrew Jackson wist de Britten te verdrijven in de beroemde slag bij New Orleans.
De Britten vielen ook Chesapeake Bay binnen in 1814, waarna ze Washington D.C. in de brand stoken. De oorlog werd opgelost in 1815 en had geen duidelijk winnaar. De twee landen sloten vrede, hoewel geen van de twee landen gebieden had gewonnen. Beide landen waren economisch uitgeput, maar toch werd het einde van de oorlog door de Amerikanen als overwinning gezien. De oorlog van 1812 zorgde ervoor dat de Amerikanen zich bewust werden van hun zelfstandigheid en hun land. De Amerikanen werden trotser op hun land.
Madison werd tijdens de oorlog met weinig tegenstand herkozen, mede doordat iedereen afgeleid was door de oorlog. Tijdens de oorlog was de Federalistische Partij ineengestort en hield op met bestaan. De reden hiervoor was dat de Federalisten pro-Brits waren en de Britten de Amerikanen aanvielen. Ook was er na de dood van Alexander Hamilton geen duidelijk leider meer. De Democratisch-Republikeinen bleven als enige bestaan en kozen James Monroe als hun kandidaat, die tot president werd verkozen.
Monroe en de Era of Good Feelings
In 1817 volgde James Monroe James Madison op als president. Het presidentschap van James Monroe en zijn opvolger John Quincy Adams staan bekend als de Era of Good Feeling (Tijdperk van goede gevoelens). De staten probeerden namelijk door overeenkomsten en compromissen gezamenlijk oplossingen te bedenken voor hun problemen. Het grootste probleem was de slavernij. In de Verenigde Staten waren er op dat moment even veel slavenstaten als vrije staten. Dit werd als goed gezien, aangezien geen van de twee groepen een meerderheid hadden. De slavenstaten vreesden dat als de vrije staten de meerderheid hadden zij de slavernij in de gehele Verenigde Staten zouden afschaffen, de vrije staten vreesden juist het omgekeerde en waren bang dat de slavernij toegestaan werd in de gehele Verenigde Staten. In 1820 wilde Missouri als slavenstaat toetreden, maar de vrije staten wilden dit niet. Monroe bedacht samen met de Senaat de Missouri-compromis; voor iedere slavenstaat die wilde toetreden, moest ook een vrije staat toetreden. Op deze manier bleef er een balans en zou geen van de twee groepen een meerderheid hebben. Maine (dat voorheen onderdeel was van Massachusetts) trad daarom samen met Missouri toe. In de jaren hierna traden nieuwe staten daarom steeds in paren toe. Op buitenlands gebied wilde Monroe de Verenigde Staten uit de Europese politiek houden. De Verenigde Staten zouden zich enkel bemoeien met het Amerikaans continent. Dit wordt de Monroedoctrine genoemd en bleef tot aan de Eerste Wereldoorlog belangrijk. Monroe steunde de onafhankelijkheidsbewegingen in Latijns-Amerika, wat de Verenigde Staten bleven doen.
Onder Monroe brak er in 1819 een grote economische crisis uit, maar had geen invloed op Monroes populariteit. Hij werd herkozen en tijdens zijn tweede termijn groeide de economie zelfs. Monroe kocht Florida aan de Spanjaarden aan en liet de infrastructuur verbeteren. Ook onderhandelde hij de Amerikaans-Canadese grens met de Britten. Na zijn tweede termijn besloot Monroe zich niet meer verkiesbaar te stellen, waarna er verschillende kandidaten waren. De verkiezingen van 1824 waren enorm omstreden, aangezien geen een van de kandidaten een meerderheid had. Hierdoor moest het Amerikaans Congres beslissen wie de president werd. Henry Clay, die de meeste stemmen had, gaf zijn stemmen hierdoor aan John Quincy Adams, die zelf op de derde plek stond. Clay wilde hiermee voorkomen dat generaal Andrew Jackson aan de macht kwam, die zelf op de tweede plek stond. Adams werd president, maar was enorm onpopulair. Veel Amerikanen vonden dat hij onterecht president geworden was en Jackson vond dat er fraude was gepleegd. Jackson stichtte vervolgens de Democratische Partij met Martin Van Buren en wist Adams te verslaan tijdens de verkiezingen van 1828.
De Jacksonian Era
De periode waarin Andrew Jackson, en zijn opvolger Martin Van Buren, president waren wordt de Jacksonian Era genoemd. Jackson was de eerste president, die niet uit de hogere klasse kwam. Tegen de tijd dat Jackson president werd konden in de meeste staten alle mannen stemmen ongeacht hoeveel geld ze hadden. Jackson werd gezien als de "president van het volk", aangezien hij de eerste president was die door de gewone man gekozen werd. Jackson was een groot voorstander van de democratie en wilde de Verenigde Staten democratischer maken. Daarom noemde hij zijn partij ook de Democratische Partij. De partij kwam op de gewone man en was vooral in landelijke gebieden erg populair. De partij was tegen de bankiers, rijke mensen en beleggers, terwijl het voorstander was van de slavernij. Jackson trok veel macht naar zich toe. In reactie hierop werd de Whig Party gesticht, die juist populair was onder bedrijven, beleggers en rijke mensen.
Jackson verhoogde invoerrechten, waardoor hij het aan de stok kreeg met South Carolina. De staat wilde zelfs uit de Verenigde Staten stappen. Jackson zorgde ervoor dat de Amerikaanse regering het leger kon inzetten voor het ophalen van belastingen. Jackson dreigde ook met militair ingrijpen als South Carolina uit de Verenigde Staten zou stappen, waardoor de staat dit niet deed. Jackson verplaatste ook vele inheemse stammen van de oostkust naar het westen van de Mississippi op gedwongen wijze. Dit leidde tot dingen als de Trail of Tears en de Trail of Deaths onder president Van Buren. Jackson voerde daarnaast nog een strijd tegen de banken en was de laatste president die de volledige staatsschuld afloste. Hierdoor zou hij na zijn presidentschap een economische crisis veroorzaken, waarvan Van Buren de schuld kreeg. Daarnaast liet Jackson veel overheidspersoneel ontslaan en vervangen door mensen die hem trouw waren. Jackson wilde hiermee voorkomen dat mensen te veel zouden profiteren van banen bij de overheid, maar dit leidde ertoe dat personeel eerder werd gekozen op basis van politieke voorkeur dan op wat iemand daadwerkelijk kon. Desondanks as Jackson populair en was een stuk democratischer dan zijn voorgangers. Na twee termijnen werd Jackson opgevolgd door Van Buren. Van Buren kreeg te maken met de economische crisis en werd uiteindelijk opgevolgd door William Henry Harrison in 1841.
De uitbreiding naar westen
Harrison zou echter niet lang president blijven. Een maand na zijn beëdiging overleed hij, waarna een grondwettelijke crisis uitbrak. In de grondwet was namelijk niet opgenomen, wat er zou gebeuren als een president kwam te overlijden. Zijn vicepresident, John Tyler, stelde voor dat de vicepresident de president in zo'n geval opvolgde. De rest van de regering en het Amerikaans Congres ging hiermee akkoord, mede doordat men geen nieuwe verkiezingen wilde houden zo snel na de vorige verkiezingen. Tyler was lid van Whig Party, maar ging vaak tegen zijn partij in. Hierdoor kreeg hij ruzie met de partij en werd zelfs uit de partij gezet. Tyler werkte op veel gebieden samen met de Democraten. Net als veel Democraten wilde Tyler Texas toevoegen aan de Verenigde Staten. Texas was onderdeel van Mexico, maar veel Amerikaanse kolonisten waren naar het gebied gegaan. Hierdoor woonden er meer Amerikanen dan Mexicanen in het gebied. In 1836 kwamen de Amerikaanse kolonisten in opstand tegen de Mexicaanse overheid en verklaarden zich zelfstandig; de republiek Texas. De Amerikaanse kolonisten wilden dat Texas werd opgenomen als staat; iets was Jackson ook wilde. Hoewel Jackson geen president meer was, had hij nog steeds grote invloed op de politiek. Tyler tekende aan het einde van zijn presidentschap een wet waardoor Texas kon worden opgenomen als staat. Dit kon omdat de Democraat James K. Polk tot president was verkozen.
Polk was beloofde in zijn campagne de uitbreiding van de Verenigde Staten. Hij wilde dat de Verenigde Staten werden uitgebreid naar het westen. Het westen bestond toen uit de Mexicaanse provincie Alta California en het Amerikaans-Britse Oregonterritorium. Polk beloofde Texas toe te voegen als staat en deed dit ook. Dit leidde tot woede bij de Mexicaanse overheid, aangezien zij Texas nog steeds zagen als hun grondgebied. Dit leidde tot spanningen in de regio. Daarnaast was het onduidelijk waar de grens tussen Texas en Mexico lag, waardoor Polk geloofde dat de Mexicanen Texas waren binnengevallen. In 1846 brak hierdoor de Mexicaans-Amerikaanse Oorlog uit. De oorlog was een nederlaag voor Mexico, dat niet op kon tegen het sterkere Amerikaanse leger. Naast Texas kregen de Verenigde Staten ook de provincie Alta California in handen. Ook in dit gebied waren veel Amerikaanse kolonisten gevestigd voor de zoektocht naar goud. Goud werd gevonden in Californië, wat leidde tot de goudkoorts en veel immigratie naar de staat. In 1848 gaf Mexico zich over en de gebieden werden overgedragen aan de Amerikanen. Ondertussen had Polk het Oregonterritorium verdeeld met de Britten door de grens tussen Canada en de Verenigde Staten door te trekken. Hierdoor waren de Verenigde Staten in grootte verdubbeld. Polk besloot, ondanks zijn populariteit, zich niet verkiesbaar voor een tweede termijn te stellen. In 1849 werd hij opgevolgd door generaal Zachary Taylor.
Taylor, die weinig van politiek wist, had kreeg meteen te maken met een probleem. Californië wilde toetreden als staat, maar de Slave scar liep precies door de staat heen. Daarnaast wilden de slavenstaten dat de slavernij uitgebreid moest worden naar de nieuwe gebieden, terwijl de vrije staten dit niet wilden. De Missouri-compromis bleek niet meer te werken en daarom was een nieuwe compromis nodig. Taylor overleed echter in 1850 en werd opgevolgd door zijn vicepresident Millard Fillmore.
19e eeuw (tweede helft)
Aanloop naar de Burgeroorlog
President Fillmore bereikte uiteindelijk een nieuwe compromis, de compromis van 1850. Deze hield het volgende in:
- Californië kon als staat toetreden en hoefde niet gesplitst te worden. In plaats van zou Californië één pro-slavernij senator sturen en één anti-slavernij senator.
- Texas verloor een stuk van het grondgebied. Dit werd door de federale overheid aangekocht om zo de staatsschuld van Texas af te lossen.
- Territoria mochten zelf beslissen of ze de slavernij toestonden of niet.
- De slavenhandel in Washington D.C. werd verboden.
- Ontsnapte slaven uit het zuiden moesten terug worden gebracht naar hun eigenaar. Netwerken die slaven hielpen te ontsnappen, zoals de Underground Railroad, hielpen vervolgens slaven te vluchten naar Canada.
De compromis leek de oplossing te zijn voor het conflict, maar was dat was niet geval. Ondertussen werden de eerste spoorlijnen in de Verenigde Staten aangelegd. Er ontstond een idee om een spoorlijn tussen het oosten en westen van de Verenigde Staten aan te leggen. Deze moest van Californië naar Chicago lopen en vanuit Chicago naar de westkust. Men wilde dit doen om de handel tussen de helften van het land te verbeteren. Ook wilde men zo immigratie naar het westen bevorderen. Het probleem was dat het stuk grond tussen Illinois en Californië nog niet georganiseerd was. Dit leidde tot de Kansas-Nebraska Act, die onder president Franklin Pierce werd aangenomen.
Fillmore werd uiteindelijk opgevolgd door de Democraat Pierce. Pierce was een Democraat uit het noorden, die een groot voorstander van de slavernij was. Pierce's Kansas-Nebraska Act zorgde ervoor dat het gebied het tussen Illinois en Californië een regering kreeg. Nadat de regering was ontstaan, werd er een referendum over de slavernij gehouden. Dit leidde ertoe dat zowel voor- als tegenstander van de slavernij massaal naar Kansas verhuisden om de slavernij te beïnvloeden. Tussen voor- en tegenstanders braken gewelddadige conflicten uit. Kansas zou daardoor bekend staan als Bleeding Kansas. Dit beschadigde de reputatie van Pierce zo erg, dat zelfs de Democratische Partij hem te extreem vond. De Whig Party was ondertussen ineen aan het storten. Tegenstander van de slavernij in het noorden stichtten vervolgens de nieuwe Republikeinse Partij. Doordat de Whig-kiezers verdeeld waren over de Republikeinse Partij en de Whig Party, won de Democratische kandidaat James Buchanan in 1857. Datzelfde jaar oordeelde het Amerikaans hooggerechtshof in de zaak Dred Scott v. Sandford, dat slaven bezit waren en dat bezit beschermd werd onder de Amerikaanse grondwet. De Noordelijke Staten vatten dit op als het opleggen van de slavernij. Dit leidde tot nieuwe conflicten tussen de Noordelijke en Zuidelijke Staten over de slavernij. Buchanan besloot zich hiermee niet te bemoeien, aangezien hij vond dat de slavernij geen belangrijk onderwerp was. De Democraten raakten ook verdeeld in deze tijd, tussen het noorden en het zuiden. De Republikeinse Partij nam ondertussen de gehele Whig Party over. Hierdoor won de Republikein Abraham Lincoln de verkiezingen van 1860.
De Amerikaanse Burgeroorlog
Lincoln was een tegenstander van de slavernij, maar wilde slavernij niet meteen in de gehele Verenigde Staten afschaffen. Lincoln wilde slechts de uitbreiding van de slavernij stoppen en geloofde dat over de jaren heen de slavernij vanaf zou uitsterven. Toch geloofden de Zuidelijke Staten Lincoln niet en scheidden zich een voor een af van de Verenigde Staten. De Zuidelijke Staten gingen vervolgens de Geconfedereerde Staten van Amerika (de Confederatie) vormen. De Confederatie bestond op dat punt uit South Carolina, Georgia, Florida, Alabama, Mississippi, Louisiana en Texas. De Confederatie koos Jefferson Davis als hun president. Ook kozen veel Zuidelijke generaals en politici de kant van de Confederatie, aangezien zij trouw bleven aan hun staat. In die tijd voelden Amerikanen zich immers meer verbonden met hun staat, dan met het land zelf. Lincoln weigerde de Confederatie te herkennen en vond de afscheiding van de staten ongrondwettelijk. Lincoln ondernam echter geen actie, aangezien hier geen steun voor was. Dit veranderde na de aanval op Fort Sumter. Fort Sumter was een Noordelijke fort op grondgebied van de Confederatie. De Confederatie wilde eerst geld aanbieden voor het fort, maar Lincoln weigerde dit. De Confederatie besloot het fort vervolgens in te nemen en slaagde hierin. Lincoln zag dit als aanval op het noorden en verklaarde het zuiden de oorlog. Hij kreeg hierbij de steun van alle Noordelijke Staten, behalve de slavenstaten Virginia, North Carolina, Tennessee en Arkansas, die zich bij de Confederatie voegden. De slavenstaten Missouri, Kentucky, Delaware en Maryland bleven trouw aan de unie, net als het westen van de staat Virginia (het huidige West Virginia).
De Confederatie had aanvankelijk een voorsprong. Het had een beter getraind leger en veel goede generaals. De generaals Robert E. Lee en Thomas J. Jackson leken aan het begin van de oorlog daarom ook onverslaanbaar. Het noorden had het idee om het zuiden te omcirkelden via het Anacondaplan en zo in- en uitvoer te blokkeren. Het belangrijkste gedeelte van de oorlog vond plaats in het centrale oosten van de Verenigde Staten. Hier vocht de Zuidelijke generaal Lee tegen de Noordelijke generaal George B. McClellan. McClellan had vaak ruzie met Lincoln en was te voorzichtig. Hierdoor verloor het noorden in dit gebied steeds. Ondertussen was het Noorden meer succesvol aan de Mississippi, waar generaal Ulysses S. Grant zich een weg baande naar New Orleans, dat reeds door de Noordelijke marine was veroverd. Grant was degene Noordelijke generaal die vrijwel voortdurend succes had. Lincoln was bang dat de Britten en de Fransen het zuiden zouden steun. Het zuiden was de grootste producent van katoen, een stof die erg geliefd was in Europa. Door de handelsblokkade kon de Europese machten niet meer aan katoen komen. Britse en/of Franse steun aan het zuiden zou een verlies voor het noorden betekenen. Anti-slavernijspreker en voormalig slaaf Frederick Douglass drong Lincoln aan om de slavernij af te schaffen. Lincoln besloot dit in 1862 te doen, via de Emancipation Proclamation. De oorlog ging vanaf dat punt echt om de slavernij en dat schrok de Britten en Fransen af zich met de oorlog te bemoeien. Ook betekende dit dat Afro-Amerikanen in het Noordelijke leger konden dienen.
Lincoln verving McClellan uiteindelijk door generaal Joseph Hooker en tenslotte George Meade. Generaal Grant was ondertussen bezig met het beleg van Vicksburg, de laatste grote stad aan de Mississippi. Ondertussen trok generaal Lee de staat Maryland in en wilde via Pennsylvania de hoofdstad Washington D.C. omcirkelen het noorden verslaan. Het Zuidelijke leger werd echter in Pennsylvania geconfronteerd met het Noordelijke leger, dat leidde tot de beroemde slag bij Gettysburg. Deze slag is de meest bloedige slag ooit gevochten op Amerikaans grondgebied en duurde drie dagen. Hoewel de verliezen aan beide kanten hoog waren, verloor Lee de oorlog en trok zich terug naar het zuiden. Een dag na de slag bij Gettysburg viel Vicksburg uiteindelijk; het noorden had nu de Mississippi in handen. Deze twee slagen vormden een omslagpunt in de oorlog. Lincoln verving generaal Meade door generaal Grant, die nu tegen generaal Lee vocht in Virgina. Generaal William T. Sherman trok vervolgens door Tennessee en Georgia. De Confederatie was nu in drie stukken gehakt. Hoewel Lee betere tactieken had, had Grant veel geduld en veel manschappen. Op 9 april 1865 gaf generaal Lee zich over aan generaal Grant. Dit wordt gezien als het formele einde van de oorlog. In de maanden hierna vocht de Confederatie wel door, maar dit kansloos. De Confederatie werd opgeheven en de Zuidelijke Staten kwamen onder militaire bezetting waarbij alle slaven bevrijd werden.
De Reconstructie
Het zuiden was grotendeels verwoest door de oorlog. Veel infrastructuur, steden en huizen waren kapot. Daarnaast was de zuidelijke economie afhankelijk van de slavernij. Door de afschaffing van de slavernij stortte de zuidelijke economie in en ontstond grote armoede. Lincoln had een plan om het zuiden op te bouwen, er industrie te stichten en zowel voormalige slaven als voormalige slavenhouders te helpen een nieuw bestaan op te bouwen. Lincoln werd echter vermoord op 14 april 1865. Na de moord op Lincoln werd enkel gewerkt om het zuiden herop te bouwen. Het zuiden zou een arme regio blijven tot aan de Grote Depressie. Lincoln werd opgevolgd door zijn vicepresident, de Democraat Andrew Johnson. Johnson had vaak ruzie met de Republikeinse meerderheid in het Amerikaans Congres. De Republikeinen wilden Afro-Amerikanen stemrecht en burgerschap geven, terwijl Johnson hier erg tegen was. De spanningen liepen zo hoog op dat de Republikeinen een afzettingsprocedure tegen Johnson starten, die het op één stem na niet haalde. Aan het einde van zijn presidentschap gaf Johnson een algemeen pardon aan alle soldaten, politici en generaals van de Confederatie. Deze konden niet meer gerechtelijk vervolgd worden. Wel konden de belangrijkste figuren van de Confederatie, zoals Jefferson Davis, niet meer in de politiek dienen. Ook zorgde Johnson voor de aankoop van Alaska.
Johnson werd opgevolgd door de Republikein Ulysses S. Grant. Grant was een groot voorstander van stemrecht en burgerschap voor Afro-Amerikanen. Onder Grant traden de laatste Zuidelijke Staten opnieuw toe tot de Unie, maar bleven onder militaire bezetting. Alle staten moesten akkoord gaan met het 13e amendement, wat de slavernij officieel afschafte. Tijdens de Reconstructie werden ook het 14e amendement (burgerschap voor Afro-Amerikanen) en het 15e amendement (verbod van discriminatie op basis van kleur) doorgevoerd. Grant wilde de situatie van Afro-Amerikanen verbeteren en zorgde ook met zijn leger ervoor dat Afro-Amerikanen beschermd werden. In het zuiden ontstonden echter racistische organisaties, zoals de Ku Klux Klan (KKK). Grant versloeg de KKK tijdens zijn presidentschap, die hierna ondergronds ging. Na twee termijnen kozen de Republikeinen Rutherford B. Hayes als hun kandidaat voor de verkiezingen van 1877. De Republikeinen waren onpopulair geworden vanwege de slechte staat van de economie. Ook was er veel corruptie geweest onder president Grant, wat de reputatie van de partij niet goed deed. De Democraten kozen Samuel J. Tilden als hun kandidaat. Tilden was vrij gematigd en wist de meeste stemmen en kiesmannen te winnen. Hayes wist echter een groot aantal kiesmannen uit drie zuidelijke Democratische staten te overtuigen op hem te stemmen. Hierdoor werd Hayes president. In ruil hiervoor schafte Hayes de Reconstructie af, die in het zuiden gehaat werd. De zuidelijke staten zagen de Reconstructie als vernederd en er was veel woede richting de Noordelijke Staten. Het einde van de Reconstructie betekende het einde van de militaire bezetting van het zuiden. Hierdoor zag de federale overheid niet meer toe of Afro-Amerikanen niet meer gediscrimineerd of mishandeld werden.
De Gilded Age
Het einde van de Reconstructie betekende in het zuiden de invoering van de Jim Crow-wetten. Dit zijn een reeks wetten, die zorgden dat Afro-Amerikanen en blanke Amerikanen gescheiden moesten leven (rassensegregatie). Rassensegregatie bestond ook in andere Amerikaanse staten, zoals Californië en Indiana. Sommige staten hebben nooit rassensegregatie gekend. De rassensegregatie was vooral sterk in het zuiden van de Verenigde Staten, waar voormalige politici van de Confederatie hier voorstander van waren. De wetten verschilden per staat en tijd, maar kwamen op het volgende neer:
- Afro-Amerikanen en blanke Amerikanen hadden aparte voorzieningen, zoals bioscopen, scholen, restaurants, bibliotheken en toiletten. In het openbaar vervoer waren er aparte plaatsen voor blanke Amerikanen en Afro-Amerikanen. Voorzieningen voor Afro-Amerikanen waren over het algemeen slechter.
- Afro-Amerikanen werden weerhouden te stemmen. Zij waren vaak lager opgeleid door het slechte onderwijs en kregen te maken met allerlei maatregelen, die tegen hen gericht waren. Afro-Amerikanen werd bijvoorbeeld gevraagd de gehele grondwet van buiten te kennen voordat zij konden stemmen.
- Relaties en huwelijken tussen Afro-Amerikanen en blanke Amerikanen waren verboden. De twee groepen mochten ook geen kinderen krijgen, aangezien dit rassenmenging zou zijn.
- Afro-Amerikanen mochten niet op bepaalde plekken komen.
Daarnaast was er nog steeds veel geweld tegen Afro-Amerikanen, dat van tijd tot tijd oplaaide. Afro-Amerikanen kregen te maken met racisme, discriminatie, geweld en werden zelfs soms vermoord (vaak via lynchen). De Democratische Partij, die vooral sterk was in het zuiden, ging hierin mee. Ondertussen begon men met het herschrijven van de geschiedenis van de Amerikaanse Burgeroorlog. De Lost Cause-theorie kwam tot stand: de burgeroorlog ging helemaal niet over de slavernij, maar over de rechten van staten. Veel monumenten ter ere van de Confederatie werden in deze tijd opgericht en de Confederatie werd een symbool van Southern Pride.
In het noorden groeide de economie na de Burgeroorlog enorm. De Verenigde Staten waren in deze tijd op weg om de grootste economie ter wereld te worden. Rond 1900 zouden ze deze eerste plaats van het Britse Rijk overnemen. In deze tijd groeiden steden enorm, aangezien mensen van het platteland verhuisden naar de steden om in de fabrieken te werken. Industriëlen werden erg rijk, maar er was ook veel armoede in de steden. Ook was kinderarbeid een ding. Deze tijd wordt de Gilded Age, het vergulden tijdperk genoemd, aangezien men een idee had dat er wel rijkdom was, maar dat deze rijkdom niet echt was. In deze tijd ontstonden ook de eerste socialistische bewegingen en vakbonden, die de situatie van boeren wilden verbeteren. De politiek zat tijdens deze tijd erg vast. De Republikeinen waren de dominante partij, maar Democraten hadden ook een sterke positie. Hayes werd opgevolgd door James A. Garfield. Garfield wilde de rechten van Afro-Amerikanen verbeteren, maar kwam hier niet toe. Garfield werd echter na negen maanden vermoord en opgevolgd Chester A. Arthur. Arthur zorgde ervoor dat er meer aan corruptie werd gedaan. Arthur werd opgevolgd door Grover Cleveland. Cleveland zorgde ervoor dat ambtenaren niet werden gekozen op basis van partij, maar op basis van vaardigheden. Na één termijn werd hij opgevolgd door Benjamin Harrison. Harrison lukte het echter niet om herkozen te worden, waarna Cleveland weer president werd. Cleveland is hierdoor de enige president die twee niet-aaneengesloten termijnen heeft.
Uiteindelijk werd Cleveland opgevolgd door de Republikein William McKinley. Onder McKinley voerden de Verenigde Staten de Spaans-Amerikaanse Oorlog. De Amerikanen zorgen dat de Spaanse kolonie Cuba onafhankelijk werd. Dit lukte, aangezien de Spanjaarden niet op konden tegen het Amerikaanse leger. Ook wisten de Amerikanen Guam, de Filipijnen en Puerto Rico te veroveren. Ook voegde hij Hawaï toe aan de Verenigde Staten. De Spaans-Amerikaanse Oorlog bewees dat de Verenigde Staten ook een grote militaire macht waren en is het begin van het Amerikaanse imperialisme.
20e eeuw (eerste helft)
De Progressive Era
In 1901 werd McKinley vermoord en opgevolgd door zijn vicepresident, Theodore Roosevelt. Roosevelt wordt vandaag de dag gezien als de eerste moderne president. Hij vergrootte de macht van de president aanzienlijk. Onder Roosevelt begon de Progressive Era (het Progressive tijdperk). In deze tijd werden wetten aangenomen om de arbeidsomstandigheden te verbeteren, de arbeidsuren te verminderen en ook kwam de beweging voor vrouwenrechten tot stand. De overheid ging zich meer bemoeien van de economie. Volgens Roosevelt moest de overheid dreigen met ingrijpen om bedrijven dingen te laten veranderen. Wanneer bedrijven niet luisteren moest de overheid dit dan ook echt doen. Roosevelt ging zich ook meer bemoeien met Latijns-Amerika en liet het Panamakanaal in Panama bouwen, dat onder Amerikaans gezag kwam te staan (en dit bleef tot aan de jaren 1990). Roosevelt zette ook meer op natuurbehoud en natuurbescherming. Roosevelt werd opgevolgd door William Howard Taft, die een stuk conservatiever was. Toch zijn onder Taft de meeste illegale prijsafspraken tussen bedrijven en monopolies doorbroken, zoals de Standard Oil Company van John D. Rockefeller. Roosevelt raakte echter in onvrede met Taft en scheidde zich af van de Republikeinse Partij samen met veel progressieve Republikeinen. Roosevelt richtte een eigen partij op en deed mee aan de verkiezingen van 1916, waardoor de Republikeinse kiezers over twee partijen verdeeld waren. Hierdoor wist de Democraat Woodrow Wilson verkozen tot president.
Wilson was net als Taft conservatief, maar wist akkoorden te bereiken. In 1920 - na de Eerste Wereldoorlog - werd het vrouwenkiesrecht algemeen ingevoerd. Ook werd alcohol dat jaar verboden in de zogeheten drooglegging. De Verenigde Staten hadden namelijk een groot alcoholprobleem en verschillende staten hadden alcohol al verboden. Onder druk van christenen en vrouwen werd alcohol officieel verboden en bleef verboden tot aan 1933. Aangezien de accijns op alcohol een groot deel van de inkomsten van de Amerikaanse overheid waren, werd de inkomstenbelasting nationaal ingevoerd. Wilson voerde ook de rassensegregatie bij de federale overheid in, waardoor Afro-Amerikanen werden uitgesloten van hogere posities binnen de Amerikaanse overheid en moesten gescheiden van blanke medewerkers werken. Hoewel de Progressive Era progressief was voor blanke mannen en vrouwen, werden de rechten van inheemse Amerikanen, Afro-Amerikanen en immigranten niet verbeterd! De situatie van Afro-Amerikanen verslechterde zelfs. Nadat de film The Birth of a Nation uitkwam, steeg het geweld tegen Afro-Amerikanen. De film is een verheerlijking van de Ku Klux Klan (KKK), die heropgericht werd kort na de film en tijdens de gehele jaren 1920 actief bleef.
De Eerste Wereldoorlog
Het einde van de Progressive Era viel samen met de Eerste Wereldoorlog, hoewel sommige historici de Eerste Wereldoorlog niet als onderdeel van dit tijdperk was. President Wilson wilde zich aanvankelijk niet bemoeien met de oorlog, toen deze in 1914 uitbrak. De Verenigde Staten bleven neutraal, wat betekende dat ze niet meevochten en handel dreven met beide kanten. Toch steunden de Verenigde Staten indirect de Geallieerden, vanwege de goede banden met Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Ook werd de Duitse mars door België als choquerend gezien. Duitsland benaderde Mexico om hun kant kiezen na de Amerikaanse missie in Veracruz. Deze telegram werd echter onderschept. Ondertussen vielen Duitse onderzeeërs Amerikaanse onderzeeërs aan. Hierdoor verklaarden de Verenigde Staten Duitsland en Oostenrijk-Hongarije de oorlog in 1917. Mede door het Amerikaanse ingrijpen konden de Geallieerden zo snel de oorlog winnen. De Eerste Wereldoorlog bewees dat de Verenigde Staten de grote militaire wereldmacht waren geworden, die ze nog steeds zijn.
Maar het ingrijpen in de Eerste Wereldoorlog zorgde ook voor een verandering in buitenlands beleid. Sinds president Madison hield de Verenigde Staten zich vast aan de Monroedoctrine, het hield zich alleen bezig met conflicten in Latijns-Amerika (en de later de Grote Oceaan). Door de oorlog in Europa bemoeiden de Verenigde Staten zich ook met vrijwel de gehele wereld. Het Amerikaanse ingrijpen in andere landen om democratie, vrijheid en kapitalisme te promoten komt hiervandaan. Later zouden de Verenigde Staten ook deelnemen aan de Russische Burgeroorlog, waar ze vochten tegen het Rode Leger, alleen ditmaal minder succesvol. De Russische Revolutie leidde tot de eerste Red Scare; angst voor het communisme. De Verenigde Staten zouden de Sovjet-Unie pas erkennen tijdens de Tweede Wereldoorlog en thuis werden (verdachte) communisten vervolgd. Wilson wilde een organisatie oprichten om wereldvrede te promoten, de Volkerenbond, maar de Verenigde Staten waren hier geen lid van.
De Roaring Twenties
De jaren 1920 worden in de Verenigde Staten vaak de Roaring Twenties (Roerige jaren 20) genoemd. De jaren 20 waren een periode van relatieve welvaart. Na de Eerste Wereldoorlog was iedereen vooral blij dat de oorlog voorbij was. De Roaring Twenties staan dan ook bekend om zijn uitgaansleven; de grootste feesten, luxe restaurants en de opkomst van jazz, radio en film. Hoewel alcohol in deze periode officieel verboden was, werd dit verbod vaak genegeerd. Er waren ondergrondse clubs waar alcohol geschonken werd en zelfs hoge politici, waaronder president Warren G. Harding, dronken alcohol. Dit verbod op alcohol leidde ook tot veel criminaliteit en gangers, zoals Al Capone. In 1920 won de Republikein Harding de presidentsverkiezingen en wilde een return to normalcy (terug naar het normale). Onder Harding nam de corruptie van de Amerikaanse overheid enorm toe, waarvan het Teapot Dome-schandaal het bekendste is. Harding overleed echter in 1923 en werd opgevolgd door Calvin Coolidge. Deze schandalen kwamen toen pas uit, waarna Coolidge de schuld gaf aan Harding (die zich niet kon verdedigen, aangezien hij overleden was).
De vrouwenrechtenbeweging was tot stilstand gekomen in de jaren 1920. Wel gingen vrouwen - vooral rijkere vrouwen in grote steden - zich minder vrouwelijk kleden. De zogeheten flappergirls met kort haar en mannelijke kleding werden populair. Ook de dans de Charleston is een bekend iets uit deze periode. De jaren 20 zouden vereeuwigd worden in het boek The Great Gatsby. Gedurende deze periode bloeide ook de Amerikaanse kunst en literatuur. Afro-Amerikanen kregen door de opkomst van de KKK te maken met steeds meer geweld. De KKK zou echter aan het einde van de jaren 1920 beginnen te verdwijnen. Door de inzet van president Coolidge werden inheemse Amerikanen officieel staatsburger. Gedurende periode nam ook het aantal immigranten erg toe. Vrij snel na de Eerste Wereldoorlog groeide de economie enorm. In Europa waren grote gebieden verwoest. De Verenigde Staten hielpen Duitsland met het Dawesplan. De Amerikanen gaven de Duitsers geld voor de herstelbetalingen aan Frankrijk en België, waarna deze landen materialen kochten bij de Verenigde Staten. Hierdoor groeide de Amerikaanse industrie. Gedurende de jaren 1920 bleven de beurskoersen stijgen, hoewel dit economisch gezien onmogelijk was. Men verwachtte ook dat de beurzen bleven stegen; iets wat niet mogelijk is. Mensen gebruikten beleggen om snel rijk te worden en mensen namen hierdoor grote risico's. Onder presidenten Harding en Coolidge waren veel regels voor bedrijven afgeschaft, deze beslissingen zouden ertoe leiden dat banken en bedrijven onverantwoorde risico's namen. In 1929 werd Hebert Hoover president. Slechts een paar maanden in zijn presidentschap kwam een einde aan de Roaring Twenties met de beurskrach van 1929. In oktober 1929 vielen de koersen opeens onverwacht, wat een diepe economische recessie veroorzaakte. Veel mensen waren alles kwijtgeraakt in het beleggen, bedrijven en banken gingen bankroet en er ontstond veel armoede en honger. Hoewel Hoover hiervan de schuld kreeg, waren het maatregelen van Coolidge die de beurskrach veroorzaakten.
De Grote Depressie
Na de beurskrach ontstond een diepe economische crisis, genaamd de Grote Depressie (Great Depression). Hoover probeerde de crisis op te lossen en nam maatregelen, maar deze waren vaak niet genoeg en te laat. De Republikeinse Partij verloor haar dominante positie, die het al sinds haar oprichting had. De Republikeinen waren in deze tijd progressief op het gebied van burgerrechten, maar wilde dat de overheid zich niet bemoeide met de economie. De Democraten waren er erg conservatief, maar vonden wel dat de overheid zich meer met de economie moesten bemoeien. Door Hoover werden de Republikeinen zou erg onpopulair dat de Democraat Franklin D. Roosevelt hem versloeg in de verkiezingen van 1932. Roosevelts plannen zijn samengevat van de New Deal; de overheid zou zich meer bemoeien met de economie. Roosevelt zorgde dat het verbod op alcohol afgeschaft werd (zodat accijns - inkomsten voor de overheid - erop geheven konden worden), banken werden gecontroleerd, boeren kregen subsidies en grote publieke werken werden gestart door de overheid om meer werk te verzorgen. Roosevelt zorgde dus dat de overheid meer geld ging uitgeven om het land uit de crisis te krijgen en de crisis minder erg te maken. Zijn plannen kwamen van de Britse econoom John Maynard Keynes, wiens theorie tot aan de jaren '70 grote invloed had. Hoewel de New Deal de crisis zeker niet oploste, verlichtten ze de crisis wel. In 1934 bereikte de crisis zijn diepste punt, waarna het steeds beter ging. In deze tijd nam de staatsschuld van de Verenigde Staten enorm toe. Om de staatsschuld omlaag te houden moesten rijke mensen en grote bedrijven meer belasting betalen. Roosevelts plannen zorgde ervoor dat er een vorm van publieke gezondheidszorg kwam (nog steeds minder uitgebreid dan nu in Europese landen). Zijn plannen waren zo populair dat Roosevelt drie keer werd herkozen met grote meerderheid; in 1936, 1940 en 1944. Roosevelt is hiermee de enige president die meer dan vier termijnen dienen; iets dat toen kon aangezien er nog geen limiet was. Overigens kwam dit limiet er vanwege Roosevelt.
De Grote Depressie werd pas opgelost door de Amerikaanse deelname aan de Tweede Wereldoorlog en pas in jaren '50 waren de koersen weer op het niveau van voor 1929. Historici discussiëren nog steeds hoe effectief de New Deal is geweest. Wel is duidelijk dat nog steeds het grootste gedeelte van de Amerikaanse sociale zekerheid uit deze tijd kwam. Roosevelt vergrootte de macht van de president en de overheid drastisch.
De Tweede Wereldoorlog
Roosevelt wilde zich aanvankelijk niet bemoeien met de Tweede Wereldoorlog. Na de Eerste Wereldoorlog hadden de Verenigde Staten zich zoveel mogelijk afzijdig gehouden in buitenlandse politiek. Toen Duitsland Polen binnenviel deden de Verenigde Staten dan ook niets; de VS bleven neutraal. Dit veranderde op 7 december 1941, toen de Japanse aanval op Pearl Harbor plaatsvond. Japan had de bedoeling de Amerikaanse vloot op Hawaï te vernietigen en bij de aanval kwamen 2.400 Amerikanen op het leven. De Verenigde Staten verklaarden hierop Japan en Japans bondgenoten, waaronder nazi-Duitsland, de oorlog. De Verenigde Staten besloten echter eerst Duitsland te verslaan en richtten zich eerst voornamelijk op de oorlog in Europa. De Verenigde Staten vochten aan de kant van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en de Sovjet-Unie (die ze toen pas erkenden) en vormden de Geallieerden.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog groeide het Amerikaans leger enorm. Door de oorlog daalde de werkloosheid ook tot historisch laag niveau; vrijwel iedere Amerikaan was direct of indirect bij de oorlog betrokken door hun werk. Door angst van Japanse spionage zorgde Roosevelt voor de oprichting van kampen voor Japanners langs de oostkust; die daar verplicht heen moesten. De Verenigde Staten hielden zich ondertussen ook bezig met de ontwikkeling van de atoombom. De Duitse geleerde Albert Einstein, die naar de Verenigde Staten was gevlucht, had de Amerikaanse overheid gewaarschuwd dat de Duitsers bezig waren met het ontwikkelen van de atoombom in 1939. Dit leidde tot het starten van het Manhattanproject, een geheim project voor het ontwikkelen van de atoombom. De Duitsers gaven het ontwikkelen op het gegeven moment op, maar de Amerikanen wisten ze te ontwikkelen. De Amerikanen bevrijdden - met behulp van o.a. Canadezen, Fransen en Engelsen - West-Europa, terwijl de Sovjets Oost-Europa bevrijdden. Roosevelt had tijdens deze periode ook veel contact met Jozef Stalin en de banden tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten verbeterden. Kort nadat Duitsland verslagen werd overleed Roosevelt, die een erg slechte gezondheid had. Roosevelt werd opgevolgd door Harry S. Truman, terwijl de oorlog in Azië doorging.
De Koude Oorlog
Truman en Eisenhower
Truman nam uiteindelijk het besluit om twee atoombommen op de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki te gooien, waarna Japan zich overgaf en de oorlog voorbij was. Maar terwijl de Tweede Wereldoorlog afgelopen was, ontstond een nieuwe oorlog. De Koude Oorlog was een langlopend conflict tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. De Sovjet-Unie vertegenwoordigden het communisme, terwijl de Verenigde Staten het kapitalisme vertegenwoordigden. Dit zijn twee systemen die min of meer het tegenovergestelde van elkaar zijn. Doordat Stalin en Truman niet echt overeenkwamen en de Verenigde Staten de atoombom in Japan gebruikten ontstonden nieuwe spanningen. Truman was tegen de uitbreiding van het communisme en geloofde dat de Verenigde Staten de uitbreiding van het communisme moesten stoppen. Dit betekende dat de Verenigde Staten zich gingen mengen in o.a. de Griekse Burgeroorlog. Dit was ook de reden dat de Verenigde Staten de Marshallhulp gaven aan West-Europese landen, aangezien er angst bestond dat deze landen communistisch zouden worden. De Verenigde Staten, Canada en veel West-Europese landen gingen de NAVO vormen; een militair bondgenootschap. In de Verenigde Staten ontstond een nieuwe Red Scare, waarvan het Mccarthyisme onderdeel was. Het Mccarthyisme was het verdacht maken van communisme van mensen onder senator Joseph McCarthy.
Na de Tweede Wereldoorlog brak in de Verenigde Staten een periode van welvaart, die tot aan eind jaren 60 duurde. In deze periode kregen veel mensen meer te besteden. Om de grote staatsschuld uit de Tweede Wereldoorlog af te lossen waren belastingen verhoogd, maar de vraag naar Amerikaanse goederen zorgde ervoor dat de Amerikaanse economie erg groeide. De Verenigde Staten hadden immers geen hele grote verliezen geleden tijdens de oorlog en er waren geen Amerikaanse infrastructuur en steden verwoest. Door de groei van de welvaart kregen mensen meer geld, waardoor ze een auto en televisie konden kopen en op vakantie konden gaan. Onder president Eisenhower zou een groot wegennetwerk worden aangelegd in de Verenigde Staten. Ondertussen hadden de Sovjets ook een atoombom ontwikkeld en de wapenwedloop ontstond. De Republikein Dwight D. Eisenhower werd in 1953 president en verbeterde de relatie met de Sovjet-Unie. De twee landen bleven vijanden, maar de spanningen werden minder. Eisenhower geloofde net als Truman dat het communisme zich niet moest uitbreiden, maar bemoeide zich niet de communistische landen zelf. Wel voerde hij de Korea-oorlog en de Vietnamoorlog om de spreiding van communisme te stoppen. Onder Eisenhower kreeg het christendom ook een belangrijkere status binnen de Amerikaanse politiek. Onder Eisenhower brak echter een nieuw probleem uit. In de Verenigde Staten was er nog altijd rassensegregatie, vooral in het zuiden. In 1954 oordeelde het Amerikaans hooggerechtshof in Brown v. Board of Education dat rassensegregatie bij openbare scholen verboden was. Dit leidde tot het begin van de strijd tegen rassensegregatie. In het zuiden waren mensen het niet eens met de rassensegregatie, wat tot protesten leidden, zoals bij de negen van Little Rock. Eisenhower was verdeeld over de rassensegregatie. Aan de ene kant was hij voorstander van gelijke rechten, maar andere kant had hij respect voor de tegenstanders. Rassensegregatie was inmiddels niet meer een partijdig iets geworden. Zowel Democraten als Republikeinen in het zuiden waren voorstander, terwijl zowel Republikeinen als Democraten in de rest van het de Verenigde Staten tegenstander waren.
Kennedy en Johnson
President Eisenhower werd opgevolgd door de Democraat John F. Kennedy; een van de jongste presidenten. Kennedy was de stem voor een nieuwe generatie, maar streng tegenover communisme. Onder Kennedy brak een conflict uit over Cuba. Tijdens de Cubacrisis was de wereld waarschijnlijk het dichtste bij een Derde Wereldoorlog. Kennedy wist ervoor te zorgen dat de Sovjets hun rakketten uit Cuba haalden, terwijl de Amerikanen hun rakketten uit Turkije haalden. Kennedy besloot uiteindelijk stappen te nemen om de rassensegregatie af te schaffen, wat hij in 1963 tijdens een televisietoespraak aangaf. Kennedy heeft dit echter nooit kunnen doen. Een paar maanden later werd hij in Dallas vermoord door Oscar Lee. De dood van Kennedy was een shock voor het land, mede doordat hij zo geliefd was. Kennedy werd opgevolgd door zijn vicepresident Lyndon B. Johnson. Johnson spendeerde zijn presidentschap vooral met het afmaken van Kennedy's plannen. Johnson verklaarde de oorlog tegen armoede (de strijd tegen armoede), wat onderdeel was van zijn Great Society.
Ook ondernam Johnson stappen om de rassensegregatie af te stappen. Mensen als Rosa Parks, Martin Luther King Jr. en Malcolm X voerden protesten voor het einde van de rassensegregatie. Hoewel rassensegregatie in scholen was afgeschaft, was er nog steeds rassensegregatie op andere plekken. Onder Johnson werden de volgende wetten aangenomen, die een einde van de rassensegregatie maakten:
- Civil Rights Act of 1964 - maakte discriminatie op basis van geslacht, ras, religie, kleur, nationaliteit (en later genderidentiteit en seksuele oriëntatie) officieel strafbaar.
- Voting Rights Act of 1965 - maakte discriminatie op basis van ras en kleur bij het stemmen officieel strafbaar. Deze wet was een direct gevolg van het bloedbad op zondag 7 maart 1965 tijdens de mars van Selma naar Montgomery. Een van de leiders, de latere politicus John Lewis, raakte hierbij gewond. Doordat de demonstratie en het bloedbad op televisie werden uitgezonden kreeg de demonstratie veel support.
- Civil Rights Act of 1968 (ook bekend als Fair Housing Act) - maakte discriminatie op basis van ras en kleur bij het verkopen, kopen en (ver)huren van huizen strafbaar. Deze wet was een direct gevolg van de rellen die uitbraken na de moord op Martin Luther King.
Hoewel het om een uitspraak van het Amerikaans hooggerechtshof gaat en niet om een wet, werd het verbod op rassenmenging in 1967 ongrondwettelijk verklaard in de zaak Loving v. Virginia. Tijdens het einde van de rassensegregatie kwam een nieuwe Ku Klux Klan op, die tot aan de jaren 80 bleef bestaan.
Johnson was echter erg onpopulair geworden door de Vietnamoorlog. Na de dood van Kennedy waren er vele jeugdculturen (waaronder de hippies) en rellen uitgebroken. Waar voor de dood van Kennedy protesten tegen de rassensegregatie vrij vreedzaam waren, werden zij na zijn dood veel gewelddadiger. In Afro-Amerikaanse wijken braken er aan het einde van de jaren 60 veel rellen uit. Het waren overigens niet alleen Afro-Amerikanen die protesteerden. In de zomer 1969 braken ook de Stonewall-rellen uit, waarin de LHBT-gemeenschap protesteerde tegen geweld van de politie. De LHBT-gemeenschap werd vanaf toen veel zichtbaarder en homoseksualiteit werd langzamerhand legaal. Ook jongeren protesteerden, aangezien zij meer vrijheid wilden. Voorbeelden zijn de Summer of Love in 1967 en het festival Woodstock in 1969. Ook gingen jongeren experimenteren met drugs, begon de seksuele revolutie en werden protestliederen geschreven (vooral tegen de Vietnamoorlog).
Nixon, Ford en Carter
De Vietnamoorlog maakte Johnson zo onpopulair, dat hij zich niet verkiesbaar stelde. De Republikein Richard Nixon volgde hem op, die uiteindelijk de oorlog beëindigde. Onder Nixon werd de kiesleeftijd verlaagd naar 18 jaar, waardoor ook jongeren konden stemmen. Ook zette Nixon zich in voor het milieu en natuurbescherming en maakte wetten tegen milieuvervuiling. Daarnaast vond de maanlanding in 1969 plaats, wat onderdeel was van de ruimtewedloop met de Sovjet-Unie. Nixon erkende de Volksrepubliek China als land en voerde daarnaast de strijd tegen drugs. Nixon was een populaire president tot dat het Watergateschandaal uitkwam. Tijdens de verkiezingen van 1972 hadden de Republikeinen ingebroken in het partijkantoor van de Democraten om informatie te stelen om te zorgen dat Nixon de verkiezingen won. Nixon won hierdoor ook de verkiezingen, aangezien de Democraten een zwakke kandidaat hadden. Toen het schandaal in 1974 uitkwam daalde de populariteit van Nixon. Er was bewijs dat Nixon de opdracht had gegeven en het Amerikaans Congres wilde hem afzetten (waarvoor genoeg stemmen waren). Nixon besloot echter af te treden, als enige president in de Amerikaanse geschiedenis, en werd opgevolgd door zijn vicepresident Gerald Ford. Ford gaf Nixon een pardon, waardoor hij nooit rechterlijk veroordeeld is.
Ford was maar twee jaar president en verloor de verkiezingen aan de Democraat Jimmy Carter. Na het schandaal hadden veel mensen geen vertrouwen in de Amerikaanse overheid en wilden een aardige man als president. Carter was een vrij onbekende politicus, maar wel vaardig. Carter kreeg echter met een nieuw probleem te maken; de Amerikaanse economie. Tijdens Carters presidentschap begon de economie te haperen door de oliecrises. De Amerikaanse economie kreeg te maken met stagflation: de groei van de economie vlakte af (stagnation) en de Amerikaanse dollar had te maken met inflatie (inflation). Daarnaast leidde het Amerikaanse leger veel nederlagen in verschillende conflicten. Dit maakte Carter een erg onpopulaire president.
De Reagan Revolution en Bush Sn.
De Republikeinen werden tijdens het presidentschap van Carter steeds meer tegenstander van overheidsingrijpen in de economie. De Democraten hadden de afgelopen 40 jaar een dominante positie binnen de Amerikaanse politiek, maar dit het tij begon te keren. Carter werd verslagen door president Ronald Reagan. Reagan was een tegenstander van overheidsingrijpen en draaide veel sociale zekerheid terug. Tegelijkertijd werden belastingen verlaagd en legeruitgaven enorm verhoogd (Reaganomics). Hierdoor kwam de Amerikaanse economie weer op gang en begon er een grote Amerikaanse groei. Maar ook de staatsschuld nam enorm toe en de sociale ongelijkheid werd veel groter. Gedurende de jaren 80 zou Reagan een enorm populaire president zijn en zijn politiek zou ook in andere landen worden nagedaan, zoals in het Verenigd Koninkrijk onder Margaret Thatcher. Reagan was zo populair dat hij tijdens de verkiezingen van 1984 alle staten won, behalve Minnesota en Washington D.C. Reagans buitenlandse politiek zorgde ook voor een omslag in de Koude Oorlog. Reagan was een fel tegenstander van het communisme en wilde een strijd voeren met de Sovjet-Unie. Hij stopte de uitbreiding van het communisme in veel verschillende landen, maar bereikte ook akkoorden met de Sovjet-Unie onder het verminderen van kernwapens. Tijdens het presidentschap van Reagan werd de Republikeinse Partij conservatiever, terwijl de Democraten nu de progressieve partij waren geworden.
Na twee termijnen werd Reagan opgevolgd door de Republikein George H.W. Bush, die het beleid van Reagan wilde doorzetten. Bush kreeg echter te maken zorgen over de enorme staatsschuld en moest belastingen verhogen. Onder Bush zou uiteindelijk de Koude Oorlog eindigen. De Sovjet-Unie zou hierna ophouden met bestaan, waardoor de Verenigde Staten als winnaar uit de oorlog kwamen.
Sinds 1991
Bill Clintons One America
De jaren '90 werden gezien als een positieve periode in de Amerikaanse geschiedenis. Door de val van het communisme en de Sovjet-Unie bleven de Verenigde Staten over als de enige supermacht in de wereld. China was weliswaar bezig met een opmars, maar zou pas rond 2010 een echte macht worden. Tijdens de verkiezingen van 1992 werd Bush verslagen door de Democraat Bill Clinton. Clinton was een gematigde Democraat uit het zuiden, die streng was op het gebied van criminaliteit en de gezondheidszorg wilde hervormen. Onder Clinton groeide de economie enorm en daalde de werkloosheid ook. Daarnaast waren er geen grote oorlogen of internationale conflicten. Hierdoor waren de jaren '90 juist een erg rustige periode, waarin de Verenigde Staten de leider van de wereld waren. Clinton probeerde tijdens deze tijd de banden met Rusland te verbeteren, het aantal kernwapens te verminderen en zette zich in om de oorlogen in Joegoslavië te beëindigen. Clintons presidentschap werd ook gekenmerkt door schandalen, waarvan het Lewinsky-schandaal het bekendste is. De Republikeinen begonnen een afzettingsprocedure tegen Clinton in 1999, maar deze haalde het niet.
Door de Republikeinse meerderheid in het Amerikaans Congres kon Clinton veel van zijn plannen niet doorvoeren. Vooral op het gebied van gezondheidszorg moest Clinton snijden in zijn plannen. Clinton wilde alle Amerikanen een zorgverzekering geven, maar dit mislukte. De staatsschuld was namelijk enorm hoog. Onder zijn voorganger was men al begonnen met het verhogen van belastingen en bezuinigen. Onder Clinton waren er begrotingsoverschotten; de overheid had meer inkomsten dan uitgaven. Sindsdien is dit meer gebeurd.
George W. Bush en de strijd tegen terrorisme
De verkiezingen van 2000 zijn een van de meest omstreden in de Amerikaanse geschiedenis. Clintons vicepresident, Al Gore, was de Democratische kandidaat, terwijl George W. Bush de Republikeinse kandidaat was. Al Gore sprak zich sterk uit voor maatregelen tegen klimaatverandering, terwijl Bush meer om het bedrijfsleven gaf. Tijdens de verkiezingen moesten de stemmen in de staat Florida hertelt worden, waardoor de uitslag onzeker was voor weken. Na een maand besloot het Hooggerechtshof om het tellen van de stemmen in Florida te stoppen. Bush werd uitgeroepen tot winnaar, terwijl Gore meer stemmen in het algemeen had. Dit was slecht voor de populariteit van Bush, maar Gore legde zich bij de uitspraak neer. Bush kreeg al een paar maanden in zijn presidentschap te maken met een grote ramp; de aanslagen op 11 september 2001. Terreurorganisatie Al Qaida had twee passagiersvliegtuigen laten crashen in de Twin Towers in New York City en één in het Pentagon nabij Washington D.C. Het vierde vliegtuig crashte in een weiland, nadat passagiers de kapers hadden overmeesterd, en was waarschijnlijk bestemd voor het Capitool of het Witte Huis. Osama bin Laden zat achter de crash.
De aanslagen zorgden voor de zogeheten strijd tegen terrorisme. Dit betekende dat de Verenigde Staten en bondgenoten Afghanistan binnenvielen in 2001. In 2003 vielen ze ook Irak binnen tijdens de Irakoorlog; de Iraakse dictator Sadam Hoessein zou massavernietingswapens hebben (al was dit achteraf een leugen van de Amerikanen). De angst door de strijd tegen terrorisme zorgde ervoor dat Bush een twee termijn won tijdens de verkiezingen van 2004, waar hij John Kerry versloeg. Nadat geheime stukken uitkwamen daalde de populariteit van Bush echter. Ook kreeg Bush te maken met de Kredietcrisis in 2007; de ergste economische crisis sinds de Grote Depressie. Ook het etnisch profileren van de politie en zijn optreden tijdens de orkaan Katrina zorgde voor een dieptepunt in de populariteit van Bush. In 2004 werd Massachusetts de eerste staat waar het homohuwelijk legaal werd; slechts een jaar daarvoor (in 2003) werd homoseksualiteit legaal in alle staten. Vanaf 2004 voerden steeds meer staten het homohuwelijk in.
Barack Obama:Yes We Can
Doordat Bush erg onpopulair was aan het einde van zijn presidentschap, werd ook de Republikeinse Partij erg onpopulair. Dit had gevolgen tijdens de verkiezingen van 2008. De Republikeinen hadden de gematigde senator John McCain als hun kandidaat, terwijl de Democraten Barack Obama als kandidaat hadden. De verkiezingen waren historisch, aangezien Obama de eerste Afro-Amerikaanse kandidaat voor een grote partij was. Ook was de running mate van John McCain, Sarah Pallin, de eerste vrouwelijke Republikeinse running mate. Obama won de verkiezingen met een grote meerderheid en werd meteen geconfronteerd met de Kredietcrisis. Obama had in zijn campagne beloofd de crisis op te lossen en om de publieke gezondheidszorg uit te breiden. Dit laatste staat bekend als de Patient Protection and Affordable Care Act (Obamacare), dat in 2010 werd aangenomen. Obama zorgde daarnaast dat bedrijven als General Motors en Chrysler niet failliet gingen, waardoor banen behouden bleven. Obama wilde samenwerken met de Republikeinen, maar hier kwam weinig van. Tijdens Obama's presidentschap zouden de partijen meer en meer uit elkaar groeien. De Republikeinen hielden veel radicale plannen van Obama tegen. Dit had mede te maken met de opkomst van de Tea Party, een rechtste partij die strijdt voor een kleine overheid.
Obama wist de verkiezingen van 2012 te winnen van de Republikein Mitt Romney. Hoewel Obama door veel gematigde Amerikanen als goede president werd gezien, is er ook veel kritiek op hem geweest. Sommige bekritiseerden hem voor het doorgaan in de strijd in Afghanistan, de opkomst van Islamitische Staat in Irak en een zwak beleid richting China. Anderen vond dat hij te weinig deed om de situatie van minderheden te verbeteren en de overheid te veel of juist te weinig liet doen. Enkele successen van Obama zijn het klimaatakkoord van Parijs uit 2015 en het opsporen van Osama bin Laden. Ook had Obama weinig schandalen, zeker in vergelijking met zijn voorganger en opvolger. Onder Obama werd ook het homohuwelijk legaal in de gehele Verenigde Staten na een uitspraak van het Hooggerechtshof in 2015.
Donald Trump en America First
Na twee termijnen Obama werd Hillary Clinton, de vrouw van voormalig president Bill Clinton, de Democratische kandidaat voor de verkiezingen van 2016. Clinton was de eerste vrouwelijk presidentskandidaat voor een grote Amerikaanse politieke partij. De Republikeinen kozen zakenman en televisiester Donald Trump als hun kandidaat. Hoewel Clinton 3 miljoen stemmen meer won, wist Trump meer kiesmannen te winnen en won daarmee de verkiezingen. Trump stond bekend om de zin Make America Great Again, waarmee hij de Verenigde Staten weer een wereldmacht wilde worden. Volgens hem ging er veel geld naar zinloze oorlogen en verdween veel industrie naar China. Trump voerde een handelsoorlog met China en later ook de Europese Unie. Hij liet een grensmuur met Mexico bouwen om migranten tegen te houden. Trumps beleid kan samengevoegd worden in America First; bij internationale politiek moesten de Verenigde Staten op de eerste plek komen.
Trump wilde veel ongedaan maken wat Obama geregeld had; wat hem niet helemaal lukte. Onder Trump groeide de economie enorm. Ook waren er veel protesten zowel voor als tegen Trump. Organisaties als Black Lives Matter spraken zich uit tegen zijn racistische opmerkingen, zijn meegaan in complottheorieën en zijn vele berichten op Twitter. Tijdens de coronapandemie werden de Verenigde Staten hardgeraakt. Tijdens zijn presidentschap braken protesten uit van #MeToo en over de dood van George Floyd. Door de pandemie zakte de economie in elkaar. Tegen Trump werden twee afzettingsprocedures gestart, die beide niet doorgingen. Tijdens de verkiezingen van 2020 verloor hij de verkiezingen aan de Democraat Joe Biden. Trump stelde echter dat de verkiezingen gefraudeerd waren en accepteerde de uitslag niet. Hierdoor ontstond er veel woede onder zijn aanhangers, waarvan enkelen op 6 januari 2021 het Capitool in Washington D.C. bestormden.
Bronnen
Videos
- George Washington, de eerste president van de Verenigde Staten en de Independence Day
- (en) Thomas Jefferson & His Democracy. YouTube-kanaal: CrashCourse.
Boeken en websites
- (en) Maurois, A. (1969). An Illustrated History of the United States. Uitgeverij: Roudley Head.
- (en) Mauk, D. and Oakland, J. (2018). American Civilization: An Introduction (7e editie). Uitgeverij: Roudledge.