Engelse literatuur
Engelse literatuur omvat literatuur die in het Engels is geschreven door inwoners van de Britse Eilanden, alsook door Britse burgers in voormalige Engelse koloniën en Engelsen in het buitenland. Engelse literatuur heeft alleen betrekking op literatuur, geschreven in de Engelse taal en is dus geen synoniem van Britse literatuur. Onder Britse literatuur valt bijvoorbeeld ook literatuur in het Latijn, Welsh, Schots en Iers. Het Engels heeft echter een dominante status binnen de Britse literatuur en zelfs binnen de wereldliteratuur. Schrijvers als Charles Dickens, William Shakespeare en James Joyce hebben veel invloed op de literatuur van andere landen gehad.
Het afbakenen van wat precies onder 'Engelse literatuur' wordt begrepen, blijft echter erg omstreden. Het grootste gedeelte van de Engelse literatuur komt uit Engeland. Toch worden ook veel werken van buiten Engeland tot de Engelse literatuur gerekend, zoals de werken van de Schotse schrijver Walter Scott en Iers-Engelse schrijvers als Jonathan Swift en Oscar Wilde omdat zij allen in het Engels schreven. De termen Schotse, Welshe en Ierse literatuur worden dan gebruikt voor de literatuur in het Schots-Gaelisch, Welsh en Iers. Dit artikel behandelt voornamelijk de Engelstalige literatuur geschreven door de inwoners van de Britse Eilanden (inclusief Ierland) van de 7e eeuw tot heden. Bepaalde auteurs, waaronder T.S. Eliot en Henry James, vallen zowel onder de Engelse als Amerikaanse literatuur, aangezien zij zowel in de Verenigde Staten als het Verenigd Koninkrijk hebben gewoond.
Middeleeuwen
Oudengelse periode
De Engelse literatuur begint wanneer de Angelsaksen rond 450 n.Chr. aankwamen in Engeland. Voorheen leefden verschillende Keltische volkeren in Engeland. Hun literatuur wordt de Keltische literatuur genoemd. De Angelsaksen spraken een oudere vorm van Engels, die erg leek op het Duits en Nederlands. De Angelsaksische literatuur wordt daarom ook wel de Oudengelse literatuur genoemd. In het begin van deze periode werden verhalen, liederen en gedichten nog niet opgeschreven. Daardoor hebben we geen idee hoe de literatuur in deze beginperiode eruit zag. Vanaf de 7e eeuw begon men in kloosters deze verhalen op te schrijven. We weten dat de Angelsaksen gedichten schreven over heldhaftige figuren. De Angelsaksen bekeerden zich tot het christendom en schreven ook dit soort verhalen over christelijke figuren, zoals personen uit de Bijbel en heiligen. De literatuur van de Angelsaksen was erg formeel en stond daarmee erg ver af van de alledaagse taal. Oorlog, strijd en heroïsme waren belangrijke thema's in de Angelsaksische literatuur en de meeste gedichten zijn treurig van toon.
Het bekendste Oudengelse werk is het 5e-eeuwse epische gedicht Beowulf. Beowulf gaat over de legendarische strijd van de held Beowulf tegen het monster Grendel. Later neemt hij het op tegen de moeder van Grendel en - vijftig jaar later als hij koning is - tegen de draak. Beowulf wordt door de draak gedood, maar zijn neef Wiglaf overwint de draak en wordt zelf koning. De gebeurtenissen vinden plaats in Denemarken en Zuid-Zweden. Door de Deense immigranten is het verhaal in Engeland terechtgekomen en opgeschreven. Het gedicht heeft zowel christelijke als heidense elementen waardoor wetenschappers het niet eens zijn of het gedicht christelijk of heidens bedoeld is. Waarschijnlijk was het verhaal oorspronkelijk heidens en bij het opschrijven zijn christelijke elementen toegevoegd. Beowulf vormt 10% van alle Angelsaksische teksten die we tegenwoordig nog hebben.
Middelengelse periode
In 1066 werd Engeland onder koning Willem de Veroveraar door de Normandiërs veroverd. De Normandiërs kwamen oorspronkelijk uit Scandinavië, maar bekeerden zich tot het christendom en spraken bovendien Frans. Willem de Veroveraar zorgde dat het Oudengels gemoderniseerd werd. Zo werd de grammatica vereenvoudigd en werden enorm veel Franse leenwoorden toegevoegd. Ook stichtte hij een nieuw bestuur, waarin er veel Franse edelen kwamen. Deze edelen spraken zowel Frans als Engels. Dit leidde tot een nieuwe periode binnen de literatuur. De Middelengelse literatuur werd erg beïnvloed door de Franse literatuur. Het ridderverhaal deed zijn intrede. Ridderverhalen gingen over ridders die een bepaalde opdracht moesten uitvoeren, hierin slaagden en uiteindelijk een mooie vrouw trouwden. In Frankrijk zijn Marie de France en Chrétien de Troyes de bekendste vertegenwoordigers van het ridderverhaal.
De meeste werken zijn uit het Frans vertaald, al kunnen ze iets aangepast zijn. Ondertussen ging men ook meer in het Engels schrijven en pas na het verloren gaan van Franse bezittingen begin 13e eeuw gingen de de Normandische aristocraten bewust een meer 'Engelse' identiteit nastreven. Toch bleven het parlement, de rechtspraak, de adel en het hof het Frans gebruiken. Het verschil was dat veel adel nu met het Engels opgroeide en het Frans als tweede taal leerde. De invloed van de Franse literatuur op de Engelse literatuur verdween toen de Engelse koning zijn grote gebieden in Frankrijk verloor na de Honderdjarige Oorlog. Een bekend voorbeeld van een Engels ridderverhaal is Heer Gawein en de groene ridder, dat rond 1380 is geschreven. De ridderverhalen waren een stuk christelijker dan de Angelsaksische gedichten. Ook richtten ze zich meer op de moraal en de psychologie dan op de gevechten. De taal werd ook meer literair.
Vroegmoderne Engelse periode
Na de Honderdjarige Oorlog spreekt men van de Vroegmoderne Engelse literatuur. Door de oorlog en uitbraken van de pest waren vele mensen gestorven. Hierdoor moesten de belastingen verhoogd worden, aangezien er een tekort aan werk was. Veel boeren kwamen hierdoor in opstand uit protest. Uiteindelijk werd besloten dat de koning zich meer met de economie ging bemoeien. Hierdoor kreeg de burgerij en lagere adel meer te zeggen, aangezien zij nodig waren voor de economie en het bestuur. Gedurende de 14e en 15e eeuw waren er verschillende belangrijke schrijvers, zoals Geoffrey Chaucer. Chaucer is vooral bekend door zijn onafgemaakte werk The Canterbury Tales. Dit is een zogeheten raamvertelling over een bedevaartstocht naar Canterbury. Tijdens de tocht vertelt ieder personage een verhaal. Chaucer had gepland dat ieder personage twee verhalen zou vertellen, maar hij stierf voordat het gedicht voltooid was. Chaucer vertaalde veel Italiaanse gedichten naar het Engels en schreef ook oorspronkelijke Engelse werken. Hierdoor wordt hij "de vader van de Engelse literatuur" genoemd.
Gedurende deze periode werden ook de verhalen van koning Arthur opgeschreven door Thomas Malory. Malory is van belang over hoe wij deze verhalen vandaag de dag zien. Malory publiceerde zijn werken nooit en uiteindelijk vielen deze in de handen van William Caxton. Caxton introduceerde de drukpers in Engeland, waardoor boeken goedkoper en op grote schaal gemaakt konden worden. Caxton verdeelde het werk van Malory in hoofdstukken en noemde het Le Morte d'Arthur. Ook publiceerde hij de werken van Chaucer. Caxton zorgde ervoor dat boeken voor meer Engelsen beschikbaar werden.
16e eeuw: Engelse Renaissance
De middeleeuwen eindigden nadat koning Hendrik VII aan de macht kwam. Dit was het begin van de Tudor-dynastie. Gedurende de Tudor-dynastie kwam de Engelse literatuur tot bloei en werd internationaal bekend. Niet alleen de werken van Chaucer en Malory, maar ook de toneelstukken van William Shakespeare en de poëzie van onder anderen Edmund Spenser. Deze periode wordt de Engelse Renaissance genoemd, die vooral onder de regering van koningin Elizabeth I zijn hoogtepunt beleefde. Tijdens deze periode ging de Engelse literatuur van onbekend naar wereldberoemd. Een van de vroegste werken, Utopia (1518) van Thomas More, werd zelfs in het Latijn geschreven.
Poëzie
De poëzie uit de Engelse Renaissance werd beïnvloed door Italiaanse poëzie; onder andere de sonnetten van Francesco Petrarca. De Renaissance-schrijvers wilden dat de taal vrij simpel was en maakten daarnaast gebruik van allerlei stijlfiguren. Hoewel de taal vrij simpel was, streefden deze schrijvers ook naar uitbundige, mooie en perfect regelmatige dichtvormen. Hierdoor waren de dichtvormen in de Renaissance erg traditioneel en stijf, maar woordenschat werd juist flexibeler. De Renaissance-schrijvers wilden niet de werkelijkheid beschrijven zoals hij is en namen grote vrijheden om schoonheid te bereiken. Veel gedichten werden voorzien van muziek, zoals ballades en volksliederen. Het boek Defense of Poetry van Philip Sidney had grote invloed op de poëzie. Sidney zag poëzie niet alleen als magisch, maar ook als iets moreels. Volgens Sidney was de wereld van de dichter geen fantasie, maar iets dat de werkelijkheid moest weerspiegelen. Poëzie werd dus ook als leerzaam gezien.
Een van de belangrijkste dichters van de Engelse Renaissance was Edmund Spenser. Spenser streefde net als Sidney naar een klassieke vorm van dichten. Hij had een eigen dichtvorm, die het Spenserian stanza genoemd wordt. Dit is een strofe die uit negen regels bestaat. De eerste acht regels zijn pentameters (bestaan uit vijf jambes) en de laatste regel is een alexandrijn (bestaat uit zes jambes). Deze dichtvorm is vooral te vinden in zijn meesterwerk The Faerie Queene. In dit gedicht volgt men de ridder Artus die op zoek gaat naar de feeënkoningin Gloriana. Gloriana is gebaseerd op koningin Elizabeth. In het werk komen de deugden (goede dingen die men moet doen) aan bod, waardoor het werk ook leerzaam was. Een andere belangrijke dichter was Thomas Wyatt, die het sonnet (gedicht van 14 regels) in het Engels introduceerde.
Theater
Hoewel William Shakespeare ook vele gedichten geschreven heeft, staat hij vooral bekend om zijn theaterstukken. Engeland had al een eeuwenlange theatertraditie, maar tijdens de Renaissance kwam het theater tot bloei. Naast Shakespeare zijn ook Thomas Kyd (The Spanish Tragedy) en Christopher Marlowe (Dido, Queen of Carthage) bekende dramaturgen. De toneelschrijvers waren aan de ene kant beïnvloed door de Klassieke Oudheid en klassieke literatuuropvattingen zoals die van Aristoteles. Aan de andere kant keken ze ook naar de eigen cultuur en geschiedenis voor inspiratie. In het theater werden zowel komedies, tragedies als historiestukken opgevoerd. Deze meeste historische theaterstukken, zoals Richard III van Shakespeare, zijn niet helemaal historisch correct. Marlowe heeft veel bijgedragen aan de taal van het theater. In het theater werd ook gezongen en gedanst.
Het Engels Renaissancetheater werd over het algemeen in de openlucht opgevoerd. Grotere steden, waaronder Londen, beschikten over openluchttheaters en later overdekte theaters. Theaterstukken hadden weinig tot geen decors en rekwisieten, maar ze hadden vaak wel uitbundige kostuums. Deze kostuums werden door rijke mensen gegeven aan de theatergroepen om hun steun te betuigen. Vrouwen konden niet spelen in de theaterstukken. De vrouwelijke rollen werden vaak door jongens gespeeld. Dit was een van de redenen waarom de Kerk tegen het theater was. De Kerk vond daarnaast het theater niet moreel. Ook waren de theaters een bron van besmettingen van allerlei ziektes, aangezien mensen dicht op elkaar stonden. Zowel rijke als arme mensen gingen naar de theaterstukken. De arme mensen hadden een staanplaats op de begane grond, terwijl de rijke mensen een stoel hadden op een van de balkons. Hoewel de Kerk tegen was, had het theater grote steun van de adel en het hof. Aan het Engels hof en de kastelen van de hoge adel werden zelfs theatervoorstellingen gegeven aan de gasten.
Vroege 17e eeuw
Na de dood van koningin Elizabeth I kwam een einde aan de Tudor-dynastie. De Engelse Renaissance stopte niet gelijk en ging eigenlijk over de literatuur van de vroege 17e eeuw. Engeland werd nu door het Huis Stuart bestuurd, dat ook over Schotland heerste. Tijdens de vroege 17e eeuw speelde de wetenschap een grote rol binnen de literatuur. Door nieuwe ontdekkingen en uitvindingen ontstonden nieuwe ideeën. In Engeland was de filosofische stroming empirisme belangrijk. Empiristen wilden de wereld begrijpen en verklaren door middel van hun zintuigen. Wetenschap en techniek worden gezien als vooruitgang. Deze twee ideeën worden beschreven door Francis Bacon in zijn boek New Atlantis (1627). Thomas Hobbes was een andere belangrijke filosoof. Hobbes staat bekend om zijn theorie van het absolutisme; namelijk dat het volk zich moet onderwerpen aan één leider. Deze leider, de koning, heeft de absolute macht. Op deze manier vergaat het volk niet in chaos volgens Hobbes.
Literatuur onder koning Jacobus I en Karel I
Onder koning Jacobus I en Karel I ging de Engelse Renaissance eigenlijk verder. Literatuur werd nog steeds in verband gebracht met luxe. Poëzie en theaterstukken moesten het goede leven met lekker eten, veel wijn, dans en muziek uitbeelden. Het laten drukken van poëzie en theaterstukken was niet erg gewoon. Dichters schreven vaak voor een rijk persoon, die hun van geld en onderdak voorzag. Een dichter leefde vaak onder het dak van zo'n rijk persoon. Hierdoor werden de gedichten alleen door deze persoon en wat vrienden van hem gelezen. Deze gedichten werden vaak pas nadat de dichter was overleden gepubliceerd. Toneelschrijvers werkten voor theatergezelschappen en hun theaterstukken werden pas gepubliceerd nadat een theaterstuk oud was geworden of als het gezelschap geld nodig had. Het drukken van werken werd door één bedrijf gedaan, de Londense Stationer's Company, en er was sprake van censuur.
Binnen het theater zijn Thomas Dekker en John Webster belangrijke namen. In het theater was er weinig verandering te merken met de Engelse Renaissance. Wel besteedden de Stuarts meer aandacht aan het theater en gaven er ook meer geld aan uit dan de Tudors. In de poëzie was wel veel vernieuwing. In plaats van de moeilijke taal uit de Tudor-periode werd meer in de gewone taal geschreven. Ook werd de satire erg populair, die vooral in de gedichten van Ben Johnson terugkwam. John Donne staat bekend om zijn gedichten over de relatie tussen de spreker en een vrouw of God. Zijn gedichten streven naar een onmogelijke, lichamelijke relatie met God. George Herbert verbrandde veel van zijn gedichten kort voor zijn dood, maar zijn overgebleven gedichten zijn gepubliceerd in The Temple. Dit werd heeft ook een religieus thema en staat bekend om zijn verschillende stanza's (strofen) vormen. Gedurende deze periode kwamen ook de eerste vrouwelijke schrijfsters op, zoals Mary Wroth en Rachel Speght.
Literatuur tijdens de Engelse Burgeroorlog
Een groep streng protestanten, genaamd de puriteinen, kwamen tijdens de regering van koning Karel I op. De puriteinen wilde Engeland protestants maken en geloofden dat de literatuur ook protestantse waarden moest vertegenwoordigen. Ze keerden zich af tegen de uitbundigheid en thema's van de literatuur. William Prynne zette zich af tegen de literatuur, maar werd opgepakt en zijn oren werden afgesneden. De Engelse Burgeroorlog leidde ertoe dat de monarchie werd afgeschaft, de koning onthoofd werd en een republiek gevestigd werd. De koninklijke familie en veel edelen vluchtten samen met talrijke schrijvers naar het buitenland. Andere schrijvers werden vastgezet. Het theater werd zelfs verboden. De meeste schrijvers waren namelijk aanhangers van de koning, maar twee belangrijke schrijvers stonden aan de kant van de republiek: Marvell en Milton.
Andrew Marvell schreef vele gedichten over religie en de liefde. In Marvells gedichten komt de Engelse Burgeroorlog duidelijk naar voren. Net als Marvell stond ook John Milton aan de kant van de Republiek. Milton bleef loyaal aan de revolutie, maar had ook zijn eigen ideeën over het christendom. Zo was hij tegen het huwelijk. Ook week zijn poëtische visie af. De republiek had geen lang leven en in 1660 werd de monarchie hersteld. Veel aanhangers van de republiek, onder wie John Milton, werden in de gevangenis opgesloten. Milton maakte in de gevangenis zijn beroemde epische gedicht Paradise Lost af, waarmee hij al jaren bezig was. Paradise Lost had een grote impact op de Engelse literatuur en gaat over de zondeval van de mens. De engel Lucifer staat hier in het middelpunt. Het gedicht behandelt de Bijbelse gebeurtenissen van de opstand van Lucifer tegen God en zijn val naar de Aarde tot het moment dat Adam en Eva het Paradijs verlaten. Het gedicht had geen rijm (blank vers), maar het metrum (ritme) bleef behouden.
Restauratie en 18e eeuw
In 1660 werd de monarchie hersteld en kwam koning Karel II op de troon. Met het herstellen van de monarchie werd ook de oude orde hersteld. De Restauratie vond hierna plaats, die tot aan de dood van John Dryden duurde. Na de Restauratie vond de Glorious Revolution plaats, die uiteindelijk zorgde voor de vereniging van Schotland en Engeland onder Willem III en Maria II. Nadat hun opvolgster, koningin Anna, kinderloos stierf, werd het huis Stuart opgevolgd door het huis Hannover. Onder het huis Hannover had de koning veel minder macht. Onder de Hannover-dynastie begon de Industriële Revolutie en vond de Verlichting plaats met denkers als Adam Smith en David Hume. Smith stelde in zijn The Wealth of Nations (1776) dat de overheid zich absoluut niet met de economie moest bemoeien, terwijl Hume zich met het empirisme bezighield. De filosofen van de Franse verlichting, zoals Jean-Jacques Rousseau, hadden ook invloed op de Engelse literatuur. Tijdens de 18e eeuw zouden onder meer de eerste romans worden ontwikkeld en kwam de satire in beeld.
Veranderingen
Tijdens de Restauratie was de literatuur weer terug bij af. Literatuur ging zich weer focussen op het goede leven. Ondertussen zorgden wetenschappelijke uitvindingen en ontdekkingen ervoor, dat men anders naar religie ging kijken. Het drukken van boeken werd makkelijker en de eerste tijdschriften ontstonden. Dit was niet alleen het geval in Londen en andere grote steden, maar ook in de kleinere steden. Uiteindelijk zorgde koning Willem III ervoor dat de strikte regels rondom het drukken van werken minder streng werden. Na de restauratie waren de regels rondom het drukken namelijk verstrengd en Willem III draaide dit terug. Ook kwamen er auteursrechten in 1710, wat betekende dat drukkers nu een bedrag moesten betalen aan de auteur. Door het betalen van dit bedrag had de drukker 14 jaar het recht om het werk te drukken. Waar schrijvers voorheen op de adel en het hof moesten rekenen om hun levensonderhoud te betalen, konden zij nu zelf geld verdienen door hun werken te verkopen. Dit zorgde er ook voor dat er meer schrijvers kwamen. Ook werd het drukken van boeken een belangrijke tak van de economie die voor veel banen zorgde.
Tijdens de 18e eeuw zouden ook vrouwen kunnen publiceren. Hoewel vrouwen geen onderwijs konden volgen, konden zij vaak wel lezen en schrijven. Hierdoor waren zij in staat om zichzelf via boeken dingen leren. Een van de eerste succesvolle vrouwelijke schrijvers was Aphra Behn, maar vrouwen werden vaak niet serieus genomen vanwege hun geslacht. Hierdoor stichtten intellectuele vrouwen verenigingen, waar sommige mannen ook lid van waren. Ondertussen steeg het aantal mensen dat kon lezen en schrijven, maar lezen bleef meer iets voor de rijkere mensen. Ook ontstonden de eerste bibliotheken, aangezien boeken nog altijd erg duur waren. Literatuur werd gezien als iets met culturele en morele waarde. John Dryden zorgde ervoor dat veel klassieke werken naar het Engels vertaald werden en schreef daarnaast nog vele gedichten en toneelstukken over heldhaftigheid en liefde. Na de dood van Dryden stond een nieuwe generatie schrijvers op, die zorgde voor de 18e-eeuwse literatuur in het Engels.
Eerste romans
De Engelstalige roman is een 18e-eeuwse uitvinding. Voorheen bestonden er wel langere literaire werken, maar deze werden als een gedicht geschreven. De roman had deze kenmerken niet meer. In de 18e eeuw werd de roman belangrijker dan de poëzie, terwijl voorheen de poëzie veel belangrijker was. De eerste romans hadden vaak een onderwijzend karakter. Dit sloot aan bij de Renaissance. De roman moest de lezer bepaalde dingen leren, zoals een goede moraal. De roman bleek hiervoor uitermate geschikt te zijn. Een bekend boek is Pamela, or Virtue Rewarded (1741) van Samuel Richardson, dat wordt gezien als een van de eerste Engelse romans. Het boek volgt het hoofdpersonage Pamela Andrews en gaat over huwelijken. Het boek is opgesteld als een briefroman; een genre dat toen erg populair was. Een briefroman bestaat uit een collectie van brieven en is daardoor erg persoonlijk.
Een ander bekend verhaal uit deze periode is Oroonoko van Aphra Behn, dat gaat over een Afrikaanse prins die door omstandigheden in de slavernij wordt verkocht en zo in Suriname terechtkomt. Het verhaal kan op twee manieren gelezen worden. Aan de ene kant is het protest tegen de slavernij. Tijdens de 18e eeuw ontstonden de eerste werken waarin mensen zich uitspraken tegen de slavernij. Aan de andere kant wordt de positie van de slaven vergeleken met die van Engelse vrouwen in de toenmalige maatschappij.
Satire
Een andere groep schrijvers zetten zich af tegen innovatie om de waarden in de maatschappij te bewaren. Deze schrijvers schreven satires. Satires zijn komische werken waarin bepaalde dingen belachelijk gemaakt worden. De schrijvers waren vaak erg terughoudend, maar schreven erg speels. Ze zetten moderne zaken in een ander licht en voegden fictie toe. Hierdoor ontstonden vreemde onderwerpen, die vaak door mythes geïnspireerd waren. Een van de bekendste schrijvers van satires is Jonathan Swift. In zijn A Modest Proposal (1729) stelt hij voor om de hongersnood in Ierland op te lossen door kinderen te eten. Swift bedoelde hiermee niet dat mensen echt hun kinderen moesten opeten; dat is de grap. In zijn werk schrijft hij alle voordelen hiervan op. Swift wilde hiermee mensen in Engeland bewust maken van deze hongersnood, zodat er iets aan gedaan kon worden. Een ander beroemd werk van hem is Gullivers reizen (1726) over een Lemuel Gulliver en zijn reizen naar vreemde eilanden, zoals Lilliput dat bewoond wordt door kleine mensen. Deze eilanden zijn allemaal parodieën op landen die echt bestaan en op maatschappelijke zaken. Een voorbeeld is het eiland Laputa, dat bevolkt wordt door wetenschappers die uitvindingen maken zonder nut. Dit boek wordt ook uitgegeven als kinderboek, waarbij veel stukken zijn verwijderd.
Andere voorbeelden van satires zijn Robinson Crusoe (1719) van Daniel Defoe en de werken van Alexander Pope en Joseph Addison.
Romantiek
De Engelse Romantiek ontstond als reactie op de Franse Revolutie. De Verlichting leidde in Frankrijk tot een revolutie, maar deze revolutie bleek al snel mislukt te zijn. De revolutie was erg bloederig en leidde later tot de komst van Napoleon Bonaparte. Veel Engelse intellectuelen en kunstenaars keerden zich vervolgens af van de revolutie. Zij waren teleurgesteld en richtten zich daarom tot de geschiedenis (voornamelijk de Oudheid en Middeleeuwen) en het platteland. Vroege romantici, zoals Thomas Gray en William Blake, vormden de inspiratie voor deze periode. In de Romantiek gingen schrijvers zelf werken schrijven uit hun eigen inspiratie. De regels van de literatuur werden vergeten en er kwam nadruk te liggen op originaliteit. Hierdoor kwam er ook meer aandacht voor het leven van de auteur. Filosofen als Edmund Burke, Mary Wollstonecraft, Thomas Paine en William Godwin hadden invloed op de romantiek. Hoewel sommige historici zeggen dat de Engelse Romantiek ontstond na de Franse Revolutie, zeggen andere dat zij ontstond als reactie op de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog (die de Franse Revolutie inspireerde).
Dichtkunst
In de romantiek kwam weer de nadruk te liggen op de poëzie. In de dichtkunst waren er vijf beroemde schrijvers, die verdeeld worden in twee scholen of generaties. De eerste generatie wordt de Lake School genoemd, waartoe Samuel Taylor Coleridge en William Wordsworth behoren. In Wordsworths gedichten speelt de natuur een grote rol. Volgens Wordsworth symboliseerde de natuur van alles, aangezien de natuur door God gemaakt was. In Coleridges gedichten komen vaak onderwerpen als het bovennatuurlijke, eenzaamheid en gevaar terug. Coleridge is vooral bekend vanwege zijn gedicht The Rime of the Ancient Mariner. Wordsworth en Coleridge schreven samen de Lyrical Ballads.
De jongere generatie wordt ook wel de Satanic School genoemd, waartoe Lord Byron, Percy Bysshe Shelley en John Keats behoren. Keats staat bekend om zijn obsessie met de dood, wat veel romantici ook hadden. Lord Byron en Shelley waren beiden omstreden figuren in hun tijd. Shelley was openlijk atheïst, terwijl Lord Byron berucht was om zijn avontuurlijke leven. Deze drie schrijvers staan ook bekend vanwege het feit dat ze op vrij jonge leeftijd stierven. Waar de oudere generatie zich tegen de Franse Revolutie had gekeerd, keerde de jongere generatie zich weer tegen de oudere generatie.
Proza
Het feit dat de poëzie belangrijk was, betekende niet dat er geen romans geschreven werden. De verhalen van Lord Byron inspireerden twee beroemde werken: The Vampyre van John William Polidori en Frankenstein van Mary Shelley. De twee zijn belangrijk voor de populariteit van een in de 18e eeuw ontstaan genre: de gothic novel. De gothic novel kan worden gezien als de voorloper op het horror-genre. In de gothic novels kwamen vaak bovennatuurlijke wezens, zoals vampieren en monsters, aan de orde. In het boek Frankenstein creëert Victor Frankenstein een monster uit dode lichamen, maar dit heeft geen geweten. Hierdoor richt het monster alleen maar schade aan.
Naast de gothic novel werden ook de historische romans van Walter Scott enorm populair. Scott schreef de Waverly-serie over de geschiedenis van Schotland. Scott combineerde historische feiten met fictie. Zijn boeken zijn verantwoordelijk voor hoe wij vandaag de dag Schotland zien. Scott inspireerde vele buitenlandse schrijvers, waaronder de Belg Hendrik Conscience, de Fransman Alexandre Dumas en de Rus Leo Tolstoj. De historische roman zorgde ervoor dat mensen meer geïnteresseerd werden in de geschiedenis van hun land.
Het laatste belangrijke genre was de zedenroman. Die bestond al sinds de verlichting en vertelde hoe mensen zich moesten gedragen. Jane Austen heeft ervoor gezorgd dat het genre geperfectioneerd werd. In haar boeken, zoals Pride and Prejudice en Sense and Sensibility, geeft ze vaak lessen over onder andere de liefde. Austen oogstte veel succes met haar zes gepubliceerde romans en is ook tegenwoordig een van de bekendste Engelse auteurs. Haar boeken zijn verschillende keren verfilmd en in televisieseries gemaakt. Ook schrijvers, zoals Charlotte Brontë (Jane Eyre) en Emily Brontë (Wuthering Heights) zijn schrijvers van dit genre. De twee zusters combineerden overigens wel dit genre met elementen van de gothic novel.
Victoriaanse literatuur
De kroning van koningin Victoria in 1837 wordt gezien als de overgang van romantiek naar realisme. Toch was er niet sprake van een plotselinge verandering; de romantiek bleef belangrijk in de literatuur tot rond 1850. De periode tussen 1837 en 1850 wordt daarom de Late Romantiek genoemd, waarin elementen van het realisme meer naar boven kwamen. In Jane Eyre zijn daarom zowel realistische als romantische kenmerken zichtbaar. Het realisme was een reactie op de romantiek. Waar de romantiek zich terugtrok in de natuur, het platteland en de geschiedenis, stond het realisme is het hier en nu. Realistische schrijvers wilden de werkelijkheid weergeven zoals deze was en niet ideaal maken zoals romantische schrijvers deden. Het realisme bleef tot het einde van de regeerperiode van koningin Victoria belangrijk.
Realistisch proza
In het Victoriaanse tijdperk werden de roman en het kort verhaal weer belangrijker dan de poëzie. In dit tijdperk neemt de lengte van de roman erg toe. Twee belangrijke vertegenwoordigers van het realisme in het Verenigd Koninkrijk zijn George Eliot en Charles Dickens. Eliot, die eigenlijk een vrouw was, schreef het boek Middlemarch en vele essays, waarin ze dieper ingaat op de psychologie van mensen. Dickens werken worden nog altijd veel gelezen en vormen de inspiratie voor vele televisieseries en films. Dickens publiceerde zijn verhalen in delen in zijn tijdschrift The Pickwick Papers. Iedere week of maand publiceerde hij een of twee hoofdstukken. Op deze manier konden arme mensen ook boeken lezen. Zijn bekendste boeken zijn Oliver Twist, Great Expectations, David Copperfield, A Christmas Carol en A tale of two cities. Dickens legt in zijn boeken sociale misstanden bloot en gebruikt veel humor.
De Victoriaanse literatuur had eigenlijk kritiek op de sociale omstandigheden rond die tijd. In Engeland was er veel armoede, mensen leefden in slechte huizen en er was kinderarbeid. Aan de andere kant vormden ook de rijkere klassen, de vooruitgang, uitvindingen en ontdekkingen inspiratie voor schrijvers. Dit leidde onder meer tot het ontstaan van fantasy en sciencefiction. In Erewhon van Samuel Butler wordt de Victoriaanse maatschappij afgebeeld in een satire, wat ook het geval is in Flatland van Edwin A. Abbott. Lewis Carroll leverde met zijn boek Alice in Wonderland een belangrijke bijdrage aan de kinderliteratuur. Het boek is aan de andere kant misschien complex, aangezien er veel logica inzit.
H.G. Wells is nog altijd bekend vanwege zijn sciencefictionverhalen, zoals Oorlog der Werelden en De Tijdmachine. Ook Het portret van Dorian Gray van Oscar Wilde, de verhalen over Sherlock Holmes van Arthur Conan Doyle en Dracula van Bram Stoker waren belangrijke boeken tijdens deze periode.
Poëzie
In de Victoriaanse poëzie zijn er aantal grote dichters, waarvan twee hele belangrijke. De eerste is Matthew Arnold, die vooral bekend is door zijn gedicht Dover Beach. Arnold vat in het gedicht het Victoriaanse tijdperk samen en vergelijkt het met de golven op het strand van Dover. Volgens Arnold hebben de Britten niets geleerd van de gezien. Hoewel het Victoriaanse tijdperk als een tijd van vooruitgang werd gezien, was deze vooruitgang volgens Arnold niet echt. Een tweede dichter is Alfred Tennyson. Zijn gedicht The Charge of the Light Brigade gaat over de slag bij Balaclava tijdens de Krimoorlog van 1854, waarbij door een fout signaal veel slachtoffers vielen. Elizabeth Barrett Browning is een andere beroemde dichteres, die bekendstaat om haar ambitieuze werk Aurora Leigh. Browning was vooral met het bovennatuurlijke bezig en had een obsessie voor Italië. Christina Rossetti schreef gedichten over religie en het afstand van doen van de Aarde. Gerard Manley Hopkins staat daarnaast bekend vanwege zijn experimentele en originele werk.
Rudyard Kipling is niet alleen bekend vanwege The Jungle Book, maar ook door zijn omstreden gedicht The White Man's Burden. Kipling legt in het gedicht uit dat het de taak van de blanke man is om de wereld te koloniseren om inheemse inwoners "beschaving" bij te brengen. The White Man's Burden vat samen waarom de Europeanen kolonies hadden en moest dit goedpraten.
Theater
Het Victoriaanse theater veranderde pas aan het einde van de 19e eeuw, voorheen was het erg beïnvloed door de romantiek. De theaterstukken van Gilbert en Sullivan worden nog steeds opgevoerd. Gilbert en Sullivan waren een duo, dat grappige theaterstukken schreef. Voorbeelden zijn The Pirates of Penzance en The Mikado. De theaterstukken bevatten liederen, die door opera geïnspireerd waren. De theaterstukken worden daarom ook wel als de eerste musicals gezien. The Mikado speelt zich af in Japan, maar is eigenlijk een satire op de Victoriaanse maatschappij. Het theaterstuk draait om het verbod op flirten, dat door de keizer van Japan is afgekondigd. Liederen uit de voorstellingen ook individueel erg bekend. Zo legt de major-generaal uit The Pirates of Penzance uit dat hij van alles verstand en diepe kennis heeft, behalve van oorlog voeren.
Oscar Wildes toneelstukken waren ook van grote invloed. Wilde stond bekend om zijn salonkomedies (drawing room comedies), zoals The Importance of Being Earnest. Wilde maakt veel gebruik van ironie. Het toneelstukken draait om twee mannen, Jack en Algernon, die zich beide als Earnest voor doen. Earnest is volgens de personages in het toneelstuk een heel aantrekkelijke naam en ze hopen ermee een vrouw te krijgen. Het toneelstuk gaat over hoe ver ze willen gaan voor de naam Earnest.
Modernisme
Na de dood van koningin Victoria in 1901 kwam haar zoon Eduard VII op troon en begon het Edwardiaans tijdperk. Het Edwardiaans tijdperk eindigde in 1911, maar wordt vaak doorgetrokken tot het begin van de Eerste Wereldoorlog in 1914. Al aan het einde van het Victoriaanse tijdperk ontstond het idee van verlorenheid. Mensen begonnen te twijfelen aan de vooruitgang van het Victoriaans tijdperk en of deze zou blijven doorgaan. Hoewel het Edwardiaans tijdperk ook veel vooruitgang kende (waaronder vele uitvindingen), bleef het idee van verlorenheid aanhouden. De Eerste Wereldoorlog was uiteindelijk het omslagpunt. Mensen gingen twijfelen aan religie en zaken als hoop en vooruitgang. Dit leidde tot het modernisme, dat tot aan de Tweede Wereldoorlog zou blijven bestaan.
Hoog modernisme
In het hoog modernisme geloofde men niet meer in religie, hoop en vooruitgang. In plaats hiervan probeerde men dit te vervangen door een eigen mythe. Hiervoor keek men naar de Griekse en Keltische mythologie en oosterse religies. Ook zetten schrijvers zich af tegen het realisme. Volgens de modernisten was het leven erg ingewikkeld en kon de literatuur dit onmogelijk realistisch weergeven. De schrijvers hadden ook een voorkeur voor onafgemaakt werk en werken die onduidelijk waren. In modernistische werken moet daarom goed gelezen worden, aangezien de boodschap vaak verstopt zit. De Amerikaan T.S. Eliot, die later naar het Verenigd Koninkrijk verhuisde, maakte dit duidelijk in zijn gedicht The Waste Land (1922). Dit gedicht gaat over een verwoest landschap, zoals na de oorlog het geval was. Eliot twijfelt eraan of de natuur zich weer kon herstellen, zoals het iedere lente doet. Het gedicht symboliseert de twijfel die men heeft over de dingen waar men eerst zeker van was. The Waste Land wordt samen met Ulysses van James Joyce gezien als het hoogtepunt van het modernisme. Ulysses is een van de meest onderzochte werken uit de literatuur wereldwijd. Ieder hoofdstuk is geschreven in een andere stijl. Zo is het ene hoofdstuk geschreven als een theaterstuk, terwijl het andere hoofdstuk een overdreven liefdesverhaal is. Ook maakt Joyce vele verwijzingen naar andere werken en zaken. Het verhaal speelt zich af in Dublin en volgens Joyce zou men de hele stad kunnen nabouwen aan de hand van zijn boek mocht het ooit verwoest worden.
William Butler Yeats behoort ook tot deze periode. Tijdens het hoog modernisme gingen er in Ierland stemmen op voor meer rechten om zelf beslissingen te maken en later voor onafhankelijkheid. Yeats was een Ierse nationalist en schreef veel over de Ierse mythologie. Gedurende deze periode was er een heropleving van de Ierse cultuur, geschiedenis en identiteit. Dit leidde uiteindelijk tot de Ierse onafhankelijkheid in 1922. Veel Ierse schrijvers, die in het Engels schreven, worden daarom zowel tot de Engelse als Ierse literatuur gerekend (zoals Joyce en Yeats).
Laat modernisme
In het laat modernisme accepteert men uiteindelijk de verlorenheid. In het laat modernisme keert de literatuur zich ook meer in het personage. De Engelse schrijfster Virginia Woolf bekritiseert in haar Modern Fiction schrijvers die zich veel te veel bezighouden met de buitenkant van dingen. Volgens haar moet de literatuur zich focussen op de psychologie van personages. Ook moest literatuur vernieuwend zijn. Ze noemt Joseph Conrad (Heart of Darkness) en Thomas Hardy als goede voorbeelden, maar ook in haar eigen boeken is dit duidelijk zichtbaar. Woolf focust op de zogeheten stream of consciousness; de gedachtegang van personages. In Mrs. Dalloway beschrijft ze hoe Clarissa Dalloway zich voorbereidt op een feest, maar er zitten diepere psychologische oorzaken onder, zoals zelfmoord en depressie. In The Waves beschrijft ze de gespleten persoonlijkheid en in Orlando gender en transgenderisme. Woolf was ook kritisch over de rechten van vrouwen, zoals ze beschrijft in A room for One's Own. Volgens Woolf zou iedere vrouw die succesvol fictie wilde schrijven net zoals mannen de tijd en de ruimte moeten krijgen om dit na te streven. Zij moest dus financieel onafhankelijk kunnen zijn.
Woolf was lid van de Bloomsburygroep, waartoe ook E.M. Forster behoort. Forster richt zich in zijn werken op het conflict tussen maatschappelijke klassen. In zijn roman A Room with a View komt dit naar voren, waarin de traditionele Lucy Honeychurch verliefd wordt op de vrijdenkende George Emerson. Forster zelf was homoseksueel en voelde zich aangetrokken tot mannelijke arbeiders. In zijn boek Maurice, dat pas na zijn dood verscheen, komt dit naar voren.
Sinds de Tweede Wereldoorlog
Na de Tweede Wereldoorlog werd de Engelse literatuur erg veelzijdig. Aan de ene kant richtte men zich op het verleden (voornamelijk de oorlog zelf) en aan de andere kant op identiteit. Door immigratie en de multiculturele samenleving, het ontstaan van de Europese Unie en globalisme en aandacht voor subculturen en LHBT'ers, ontstaat een hele diverse literatuur.
George Orwell richt zich na de oorlog op de politiek en de samenlevingen in de Sovjet-Unie en voormalig Nazi-Duitsland. In zijn roman 1984 doet hij een voorspelling over de toekomst, waarin de wereld uit drie landen bestaat, waarvan Oceanië het machtigste land is. Oceanië is een autoritaire dictatuur, waarin de overheid de inwoners bespioneert. Orwell schreef het boek als waarschuwing voor zowel de Sovjet-Unie als de Verenigde Staten. William Golding beschrijft in zijn boek The Lord of the Flies een groep schooljongens die tijdens een vliegreis op een onbewoond eiland stranden. De jongens moeten zien te overleven, maar dit leidt al snel tot chaos. Op het gebied van toneel heeft de Ierse schrijver Samue Beckett veel invloed. Zijn toneelstuk Waiting for Godot is een voorbeeld van het absurd theater. Het toneelstuk richt zich op het wachten op een persoon Godot, die als God gezien kan worden.
Qua populaire literatuur wordt Agatha Christie de best verkopende schrijfster van de 20e eeuw. Christie schreef vele bekende detectiveverhalen, waaronder And then there were none en de verhalen over Miss Marple en Hercule Poirot. Ian Fleming introduceert het personage James Bond, waar later vele films over gemaakt worden. De boekenseries In de ban van de ring en de Hobbit van J.R.R. Tolkien worden enorm populair. Later waagt J.K. Rowling zich ook aan het Fantasygenre met haar Harry Potter-boeken. Ondertussen wordt jeugdliteratuur ook een populair genre, mede door de verhalen van Roald Dahl.
Bronvermelding
- Norton Anthology of English Literature. The major authors. (2019) Londen: Northon & Company.
- Engelse literatuur op Wikipedia
- Britse literatuur op Wikipedia