Geld

Uit Wikikids
Versie door FreekKraak (overleg | bijdragen) op 18 mrt 2024 om 20:55 (Afbeeldingen toegevoegd.)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Amerikaanse dollars.
Euro bankbiljetten.

Geld is een ruilmiddel dat wat waard is omdat een ander het graag hebben wil en er een goed of een dienst voor wil leveren.

Geschiedenis

Eerst was er helemaal geen geld. Mensen deden toen aan ruilhandel. Ze ruilden bijvoorbeeld een brood tegen drie eieren. Later werden goederen betaald met stukjes goud en zilver. Je kunt je voorstellen dat dit helemaal niet handig was, want deze stukjes moesten steeds gewogen worden, en dat duurde heel lang. Weer later maakte men geld uit klompjes zilver of goud, zeldzame edelmetalen. Dingen die zeldzaam zijn - waar dus maar weinig van is - zijn kostbaar, en mensen willen het daarom bezitten. Dat edelmetaal is ook duurzaam. Duurzaam betekent dat het niet gemakkelijk kapot gaat, en niet roest. Om als geld gebruikt te kunnen worden heeft edelmetaal dus de juiste eigenschappen: Het is kostbaar en duurzaam. Omdat munten gemaakt werden van edelmetaal hadden ze een bepaalde waarde in goud of zilver. We noemen dat intrinsieke waarde: het is een muntje, maar het is ook nog steeds een stukje goud of zilver. Mensen waren niet altijd even eerlijk met deze muntjes. Soms dan haalden ze stiekem wat van het muntje af, zodat ze zelf een stukje goud of zilver hadden. Het muntje werd toen minder waard.

Omdat goud en zilver zeldzaam zijn, maar ook omdat de mensen dus niet eerlijk waren met de muntjes, begon men al vroeg muntjes te maken van andere metalen, bijvoorbeeld van brons.
In 1967 werd in Nederland de laatste zilveren munt geslagen. Sinds die tijd wordt ons muntgeld gemaakt van ‘gewone’ metalen, zoals koper, nikkel en messing. Het metaal zelf heeft geen of weinig waarde meer. De munt heeft nu een nominale waarde: dat is het bedrag dat erop staat, bijvoorbeeld €1.

Romeinse munten.

Lang geleden bestond er geen geld. De mensen woonden toen in kleine huisjes en verbouwden zelf hun groente en graan en fokten zelf dieren. Iedereen maakte zelf eten klaar en kleding voor het gezin en de familie. Maar wat moest je doen als je koe of geit wegliep of dood ging en dat je geen melk of vlees meer had? - Dan ging je naar een dorpsgenoot en probeerde je te ruilen. Vier schapen van jou voor bijvoorbeeld een koe, of acht kippen voor een geit. Als je mooie potten kon bakken, maar geen weefgetouw had, dan ruilde je het aardewerk voor een vloerkleed of een broek. Dat heet ruilhandel. Tegenwoordig wordt er nog steeds geruild. Veel kinderen, maar ook volwassenen, ruilen bijvoorbeeld computerspelletjes, spelkaarten, kaarten voor voetbalspelers geruild. Ruilen doe je als je er beide ‘rijker’ en beter van werd. Je krijgt iets wat je niet hebt, zonder geld uit te geven. Je moet natuurlijk wel een beetje slim zijn als je iets ruilt. Want je krijgt geen geld voor je spullen, maar andere dingen. Deze ruilhandel werd in meer ontwikkelde samenlevingen steeds onhandiger. Hoeveel kippen moest je ruilen voor een geit? Vijf, vier of misschien wel zes? Misschien had je wel spullen om te ruilen, maar had je zelf op dat moment niks nodig. De bakker wilde wel drie broden geven voor die mooie aardewerken pot die je net had gemaakt, maar je had helemaal geen honger. Of jij had wel honger, maar de bakker wou weer niet ruilen. Daarom kwam er steeds meer behoefde aan een voorwerpen de voor het algemeen werd in geruild voor goederen en dat makkelijk te ruilen was. Zo ontstond ‘geld’ dat we tegenwoordig kennen. Door de eeuwen heen zijn heel veel verschillende voorwerpen als betaalmiddel gebruikt, zoals zout, thee, maar ook kralen en schelpen. We spreken van oorspronkelijk geld. Een groot voordeel was dat je tegen de bakker kon zeggen dat je vijf schelpen moest betalen voor jou aardewerk pot. En later, op een moment dat jou goed uitkwam, kocht je een brood voor die schelpen die je had. Of misschien wel iets anders. Reuze handig dus.

Als ruil- of betaalmiddel moet geld aan een aantal voorwaarden voldoen. Iedereen moet dat geld graag willen hebben; het moet niet kunnen bederven; een kleine hoeveelheid en laag gewicht moet al veel waard zijn. En je moet er niet makkelijk zelf veel van kunnen maken, want dan gaat de waarde omlaag.

Vormen van geld

Geld kan stoffelijk zijn, oftewel tastbaar en zichtbaar, zodat je het mee kan nemen. Geld is dan papiergeld of muntgeld. Dit wordt ook wel chartaal geld genoemd. Verder heb je ook nog niet-stoffelijk geld. Dit wordt ook wel giraal geld genoemd. Voorbeelden hiervan zijn: een pinpas, een creditcard op internetbankieren.

Stel je voor: je hebt €10.000 aan papiergeld bij je en wilt het niet thuis bewaren. Je brengt het daarom naar de bank. Een bankmedewerker noteert dan dat je dit geldbedrag op je eigen bankrekening hebt gezet, maar al dat papiergeld wordt niet speciaal voor jou bewaard. Dat gaat bijvoorbeeld naar een geldautomaat. Toch heb je nog steeds recht op die €10.000, want er is een computer die aangeeft dat jij het op je bankrekening hebt staan.

Vaak wordt er geld van de ene bankrekening op de andere bankrekening gezet. Zo betalen werkgevers hun werknemers meestal.

Munteenheden in andere landen

dinar Algerije, Bahrein, Irak, Jordanië, Koeweit, Libië, Servië en Tunesië
dirham Marokko (en Westelijke Sahara) en Verenigde Arabische Emiraten
dollar Australië, Bahama's, Barbados, Belize, Bermuda, Nederlandse BES-eilanden, Brunei, Caraïbisch Gebied (Oost-Caribische dollar), Canada, Kaaimaneilanden, Ecuador, Fiji, Guyana, Hongkong, Jamaica, Liberia, Namibië, Nieuw-Zeeland, Singapore, Suriname, Taiwan, Trinidad en Tobago, Verenigde Staten en Zimbabwe.
euro Andorra, België, Cyprus, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Kosovo, Letland, Luxemburg, Malta, Monaco, Montenegro, Nederland, Oostenrijk, Portugal, San Marino, Slovenië, Slowakije, Spanje en Vaticaanstad
frank diverse landen in West- en Centraal-Afrika (CFA-frank), Djibouti (Djiboutiaanse frank), de Komoren (Komorese frank), Rwanda (Rwandese frank), Frans-Polynesië, Nieuw-Caledonië en Wallis en Futuna (CFP-frank), Zwitserland (Zwitserse frank)
gulden Aruba (Arubaanse florin), Curaçao en Sint Maarten (Antilliaanse gulden)
kroon Denemarken, Noorwegen, Tsjechië, IJsland en Zweden
kwacha Malawi (Malawische kwacha) en Zambia (Zambiaanse kwacha)
manat Azerbeidzjan (Azerbeidzjaanse manat) en Turkmenistan (Turkmeense manat)
peso Argentinië, Chili, Colombia, Cuba, Dominicaanse Republiek, Mexico, Filipijnen en Uruguay
rial/riyal Iran, Jemen, Oman, Qatar en Saoedi-Arabië
roebel Rusland (Russische roebel), Wit-Rusland (Wit-Russische roebel), Transnistrië (Transnistrische roebel)
pond/lire/lira Egypte, Libanon, Soedan, Syrië, Turkije, het Verenigd Koninkrijk en Brits Kroonbezit
roepie/roepia/rufiyaa India (Indiase roepie), Indonesië (roepia), Maldiven (rufiyaa), Mauritius (Mauritiaanse roepie), Nepal (Nepalese roepie), Pakistan (Pakistaanse roepie), Seychellen (Seychelse roepie) en Sri Lanka (Sri Lankaanse roepie)
shilling Kenia, Oeganda, Somalië en Tanzania
won Noord-Korea (Noord-Koreaanse won) en Zuid-Korea (Zuid-Koreaanse won)

Herkomst van het woord

Het woord geld komt van het woord goud, denk maar aan het Engelse woord ‘gold’.

Functies

Geld heeft drie functies: ruilmiddel, rekenmiddel en spaarmiddel.

Het maken van bankbiljetten

Het papiergeld, ook wel bankbiljetten, wordt niet gemaakt van papier. Als het wel van papier was, zou het snel scheuren. Bankbiljetten worden gemaakt van katoen. Hierdoor is het stevig en kan je het vouwen en kreuken zonder dat het snel scheurt. Van het katoen worden hele grote vellen gemaakt. Dit gebeurt met grote machines. Nadat het papier gemaakt is worden er aan beide kanten de inkt erop gedrukt. Daarna gaat het naar de snijmachine die de grote vellen papier in het juiste formaat van het bankbiljet snijdt.

Echt of vals

Als de bankbiljetten gemaakt worden, komen er ook echtheidskenmerken op het biljet. Dat zijn kenmerken waaraan je kan zien of het een echt biljet is of dat het een vals biljet is. Het bekendste kenmerk is het watermerk. Dat zie je als je het biljet tegen het licht houdt. Je ziet dan in het papier een afbeelding zitten. Een ander bekend echtheidskenmerk is de voelbare inkt. Op verschillende plekken op het biljet kan je de cijfers, die gedrukt zijn, voelen. Er zijn ook kenmerken die je niet met je eigen ogen kan zien. Dan heb je een UV-lamp nodig. Hiermee kan je verborgen kenmerken zien. Als je een biljet onder een UV-lamp houdt, kleuren de vezels in het papier op en zie je allemaal groene, rode en blauwe streepjes. In een winkel heb je ook een soort speciale stiften om dat te testen.

De eerste versie van deze tekst (of een deel daarvan) is afkomstig van Wikipedia.

De tekst is vrijgegeven onder de CC BY-SA 3.0-licentie.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Geld&oldid=848134"