Staatsinrichting
Staatsinrichting is simpel gezegd het schoolvak dat uitleg geeft over de regeringsvorm of staatsvorm van een land. Vaak maakt het onderdeel uit van het vak maatschappijleer, maar heeft ook raakvlakken met politiek en aardrijkskunde. De bestuursvorm en de indeling van de bestuurslagen zijn hierbij het belangrijkst.
Nederland
De Nederlandse grondwet stamt uit 1798 (Bataafse republiek) en is daarna steeds verder ontwikkeld, samen met andere wetten. In 1814 kreeg Nederland een nieuwe grondwet nadat de Franse tijd voorbij was. Toen kreeg Nederland naast de Eerste Kamer ook een Tweede Kamer.
De grondwetsherziening van Thorbecke in 1848 was belangrijk. Toen werd het parlementair stelsel ingevoerd waarbij de koning onschendbaar was en de ministers verantwoordelijk werden. De uitvoerende macht van de regering werd vanaf dan gecontroleerd door het parlement, dat bepaalde rechten kreeg. De macht van de koning werd toen sterk ingeperkt waarbij de constitutionele monarchie ontstond.
In 1917 volgde er een herziening van de grondwet. Hierbij werd de vrijheid van onderwijs aangepast. Dit was na een lange periode waarin zich de schoolstrijd afspeelde. Voorheen werden alleen de openbare scholen door het rijk bekostigd. De bijzondere scholen (scholen volgens een bepaalde godsdienst of levensovertuiging) werden toen nog bijvoorbeeld door de kerk gefinancierd). Er kwam ook het algemeen mannenkiesrecht, en in 1919 werd het vrouwenkiesrecht ingesteld en vrouwen mochten in 1922 voor eerste keer ook naar de stembus, mede door de opkomst van het feminisme.
In 1983 kwam er opnieuw een herziening van de grondwet. Er werden nieuwe sociale grondrechten toegevoegd (zoals het recht op bestaanszekerheid, bescherming tegen discriminatie).
Regering en bestuur
De koning of de koningin is het staatshoofd. Samen met de verantwoordelijke ministers (gezamenlijk het kabinet) vormt hij of zij de regering. Het kabinet is de uitvoerende macht, maar zij leggen verantwoording af aan de Staten-Generaal (de Eerste en Tweede Kamer samen). Die controleren op hun beurt de regering. De Staten-Generaal en de regering samen vormen de wetgevende macht. De Staten-Generaal worden ook wel de volksvertegenwoordiging genoemd, omdat de leden ervan (direct en indirekt) door het volk gekozen zijn.
- De Tweede Kamer controleert het regeringsbeleid, zeg maar de plannen van de ministers. In de Tweede Kamerdebatten discussiëren de leden van de gekozen partijen (Tweede Kamerverkiezingen) over die plannen en moeten door middel van stemmen uiteindelijk aangeven of ze het er mee eens of oneens zijn. Ook kijken ze of elke minister zijn of haar werk wel goed doet. Ook houdt de Tweede Kamer in de gaten of het geld wel goed en eerlijk wordt besteed. Als blijkt dat de regering niet goed z'n best heeft gedaan, dan kan de Tweede Kamer een parlementaire enquête organiseren, waarbij onderzocht wordt wat er is mis gegaan. De enquête over de Bijlmerramp en de Toeslagenaffaire zijn daar voorbeelden van. De Tweede Kamer mag (schriftelijke) vragen en moties indienen als ze meer duidelijkheid over het beleid willen hebben. Ook kunnen ze tegenvoorstellen doen.
- De Eerste Kamer contoleert vooral of de wetten die door de Tweede Kamer zijn aangenomen ook daadwerkelijk kloppen en voldoen aan de grondwet. Het kan dus gebeuren dat een nieuwe wet moet worden herzien als er iets niet klopt. De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de Provinciale Staten en door de gekozen leden van het Kiescollege voor de Eerste Kamer in Caribisch Nederland. Die Provinciale Staten leden zijn op hun beurt gekozen met de Provinciale Statenverkiezingen.
- Verder heb je nog een aantal adviserende en controlerende instanties:
- de Raad van State. Dit is het belangrijkste adviesorgaan van de regering. De vergaderingen ervan worden voorgezeten door de Koning, maar heeft ook een invloedrijke vicevoorzitter.
- de Algemene Rekenkamer. Zij controleren de uitgaven van de overheid.
- de Nationale Ombudsman. Hij (of zij) controleert de gedragingen van (ook lagere) overheden en, bij geconstateerde fouten kan hij aanbevelingen tot verbetering doen.
- de Kanselarij der Nederlandse Orden is belast met het toezicht op de orden (verantwoordelijk voor een aantal koninklijke onderscheidingen).
Scheiding der machten
In Nederland heb je drie machten: Dit wordt ook wel de Trias Politica genoemd.
Lagere overheden
Naast de regering en het parlement heb je in Nederland ook de Provinciale Staten, ieder met een eigen bestuur, de Gedeputeerde Staten. Vaak maken zij plannen voor de provincie zelf, zoals provinciale wegen en plannen voor de erin gelegen regio's. Ook controleren zij een aantal plannen die door de gemeenten worden gemaakt die in hun provincie liggen, zoals bestemmingsplannen. De gemeenten op hun beurt maken plannen op lokaal niveau en regelen zaken die binnen de gemeente spelen. Aan het hoofd van de provincie staat een commissaris van de Koning(in). Je kunt dit vergelijken met het hoofd van de gemeente: de burgemeester. Bij een provincie heb je provinciebestuurders en bij de gemeente gemeentebestuurders (college van burgemeester en wethouders). Zowel bij de provincie als bij de gemeente worden de bestuurders gecontroleerd door een raad (Provinciale Staten en gemeenteraad).
België
België is al sinds de onafhankelijkheid in 1830 een constitutionele monarchie. Toch had de koning vroeger iets meer macht dan tegenwoordig het geval is. Sinds 1993 is België een federatie. Dit betekent dat de verschillende deelgebieden van België (de gemeenschappen en gewesten) een grote mate van zelfbestuur (autonomie) hebben. Hierdoor is de bestuurlijke indeling van België ook een stuk moeilijker dan de meeste andere staten.
Federale overheid
De federale overheid van België gaat over het gehele land. De Belgische federale regering gaat over het dagelijks bestuur van België. Deze regering bestaat uit maximaal 15 ministers, enkele staatssecretarissen en een eerste minister (of premier). De premier is het leider van de regering. Alle ministers, staatssecretarissen en de premier leggen verantwoordelijkheid af aan de koning.
Daarnaast bestaat er nog een Federaal Parlement, wat de regering controleert. Dit parlement bestaat uit twee kamers:
- De Kamer van Volksvertegenwoordigers (vaak de Kamer genoemd) bestaat uit 150 leden. Deze 150 worden om de vijf jaar door middel van rechtstreekse verkiezingen gekozen.
- De Senaat bestaat uit 75 leden. Deze worden indirect gekozen door gemeenschappen, gewesten en taalgroepen.
Gemeenschappen en gewesten
België is op het eerste niveau verdeeld in gemeenschappen en gewesten. De grenzen van de gemeenschappen en gewesten verschillen erg en lopen door elkaar heen. De gemeenschappen zijn verantwoordelijk voor sociale zaken. Dit zijn dingen waar mensen bij betrokken zijn, zoals onderwijs, gezondheidszorg en sociale zekerheid. De gewesten zijn verantwoordelijk voor aardse zaken, zoals huisvesting, natuur en infrastructuur. Hier zijn niet direct mensen bij betrokken.
Iedere gemeenschap heeft zijn eigen minister-president, regering en parlement. De Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest hebben echter één minister-president, één regering en één parlement. Op deze manier wilde men kosten besparen. De Franstalige Gemeenschap en het Waals Gewest hebben daarentegen wél aparte regeringen en parlementen.
De drie gemeenschappen zijn:
- De Vlaamse Gemeenschap; deze bestaat uit Vlaanderen mét Brussel. Zij heeft de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement.
- De Franstalige Gemeenschap; deze bestaat uit Wallonië mét Brussel, maar zonder de Duitstalige gebieden. Zij heeft het Parlement van de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapsregering.
- De Duitstalige Gemeenschap; dit bestaat uit enkele kleinere Duitstalige gebieden in het oosten van België. Zij heeft het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap en de Duitse Gemeenschapsregering.
De drie gewesten zijn:
- Het Vlaams Gewest; dit bestaat uit Vlaanderen zonder Brussel. Zij heeft ook de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement.
- Het Waals Gewest; dit bestaat uit Wallonië met de Duitstalige gebieden, maar zonder Brussel. Zij heeft het Waals Parlement en de Waalse Regering.
- Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; dit bestaat uit de hoofdstad Brussel en enkele gemeenten eromheen. Zij heeft Brusselse Hoofdstedelijke Regering en het Brussels Hoofdstedelijk Parlement.
Provincies
Het Vlaams en Waals Gewest zijn vervolgens verdeeld in 10 provincies. Er zijn vijf Vlaams en vijf Waalse provincies. Deze provincies bestonden al voordat België een federatie was. Tegenwoordig hebben de provincies veel minder macht dan vroeger. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest valt buiten de provincies.
Iedere provincie heeft een gouverneur. Deze worden benoemd door de regeringen van het Vlaams of het Waals Gewest. De gouverneur is de vertegenwoordiger van de provincie en de leider van de deputatie. De deputatie (of het provinciecollege in Wallonië) is het dagelijks bestuur van een provincie. De leden worden gedeputeerden genoemd. De deputatie wordt gecontroleerd door de provincieraad. Iedere vijf jaar wordt deze gekozen door de inwoners van de provincie.
Gemeenten
Iedere gemeente wordt geleid door een burgemeester. De burgemeester wordt door de gemeenteraad gekozen na verkiezingen. Wanneer een kandidaat een meerderheid heeft wordt deze voorgesteld aan de gouverneur van de provincie. Deze benoemt de kandidaat vervolgens tot burgemeester. De burgemeester is de voorzitter van het college van burgemeester en schepenen. Een schepen is vergelijkbaar met een wethouder in Nederland.
Het college wordt gecontroleerd door de gemeenteraad. De gemeenteraad wordt om de vijf jaar gekozen door de inwoners van de gemeente.
Sommige grotere gemeenten (zoals Antwerpen) zijn weer onderverdeeld in district. Ieder district wordt dan op dezelfde manier bestuurd als een gemeente.