Koninkrijk Joegoslavië
Koninkrijk Joegoslavië Краљевина Југославија | |
---|---|
Hoofdstad | Belgrado |
Taal | Kroatisch, Servisch, Sloveens |
Dynastie | Huis Karađorđević |
Portaal Geschiedenis |
Het Koninkrijk Joegoslavië was een koninkrijk dat bestond op het Balkan-schiereiland. Het Koninkrijk bestond uit de huidige landen Bosnië en Herzegovina, Servië, Kosovo, Montenegro, Noord-Macedonië, Slovenië en Kroatië. De eerste elf jaar heette het land het Koninkrijk der Serven, Kroaten en Slovenen.
Het opvallende aan het volkslied van het Koninkrijk Joegoslavïe was dat dit lied geen tekst had, omdat sommige volkeren, met name de Bosniërs, ontevreden zouden zijn als het lied in het Servo-Kroatisch gezongen zou worden. Dit is dan uiteindelijk ook niet gebeurd omdat de koning niet meer onvrede wilde hebben in het koninkrijk.
Geschiedenis
Voorgeschiedenis
Het koninkrijk Joegoslavië ontstond uit verschillende landen en gebieden. Aan het begin van de 19e eeuw was het grootste gedeelte van dit gebied in handen van het Ottomaanse Rijk. Tijdens de 19e eeuw raakte het rijk steeds verder in verval, waardoor onder andere het vorstendom Servië en vorstendom Montenegro onafhankelijk werden. Beide vorstendommen werden later een koninkrijk. Noord-Macedonië behoorde een tijd lang tot het vorstendom Bulgarije, maar werd na de Balkanoorlogen onderdeel van Servië. Andere gebieden van het Ottomaanse Rijk werden onderdeel van Oostenrijk-Hongarije. Dit was het geval met Slovenië, Kroatië en Bosnië en Herzegovina. Deze landen waren verdeeld in verschillende Kroonlanden (provincies), zoals het koninkrijk Kroatië en Slavonië en het hertogdom Krain.
In 1908 begon Oostenrijk-Hongarije zich uit te breiden naar het zuiden van de Balkan. Oostenrijk-Hongarije bestuurde in die tijd Bosnië, wat nog officieel een provincie van het Ottomaanse Rijk was. Dat jaar besloot Oostenrijk-Hongarije om Bosnië onderdeel te maken van hun rijk. Dit leidde tot een internationale crisis; de Bosnische crisis. Uiteindelijk werd dit opgelost, maar de volkeren op de zuidelijke Balkan bleven bang om opgeslokt te worden. 10 jaar bestond deze angst nog steeds en zette de Serviër Gavrilo Princip er toe aan om de Oostenrijks-Hongaarse kroonprins Frans Ferdinand van Oostenrijk-Este te vermoorden. Princip wilde dat er een einde kwam aan Oostenrijk-Hongarije en alle zuidelijke Slavische volkeren in één land verenigd werden. Dit ging zowel om de Serviërs en Montenegrijnen als de Kroaten, Bosniërs en Slovenen (die in Oostenrijk-Hongarije) leefden. De moord is de directe aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog.
Oprichting
Tijdens de Eerste Wereldoorlog viel Oostenrijk-Hongarije de Balkan binnen en bezette onder andere Montenegro en Servië. Deze twee landen kozen vervolgens de kant van de Geallieerden. Oostenrijk-Hongarije viel uiteen aan het einde van de oorlog. Hierdoor ontstond de vraag: Wat moest er met de Balkan gebeuren?. Al tientallen jaren waren ideeën voor een "Balkan-federatie". Na de oorlog werd al snel de Staat van Slovenen, Kroaten en Serven opgericht. Dit zou een paar maanden later het "koninkrijk van Slovenen, Kroaten en Serven" worden, Joegoslavië dus.
De Servische koninklijke familie, huis Karađorđević, werd de koninklijke familie van Joegoslavië. De Servische koning, Peter I, werd hierdoor ook koning van het land. De koninklijke familie van Montenegro, huis Petrović, werd hierdoor van de troon gestoten. Koning Nikolaas I was hier niet blij mee en voerde jarenlang een strijd tegen het Joegoslavisch gezag.
Democratische periode (1918-1929)
Na het ontstaan van Joegoslavië werden er plannen gemaakt voor een grondwet. Joegoslavië zou een constitutionele monarchie worden. Dit betekent dat de koning vrijwel geen macht zou hebben, zoals Nederland en België. In plaats daarvan zou de macht in de handen van de regering en het parlement komen te liggen. Ook zouden er verkiezingen komen; Joegoslavië zou dus een democratie worden. De eerste grondwet (Vidovdan-grondwet) werd in 1921 aangenomen.
Joegoslavië kreeg al meteen met een hoop politieke problemen te maken. De verschillende partijen waren het oneens over hoe de grondwet eruit moest zien. Een belangrijk conflict ging over het zelfbestuur van de verschillende volkeren. Sommige partijen wilden dat de Joegoslavische staat de meeste macht in handen had (centralisatie), terwijl andere partijen juist meer macht wilde geven aan de deelstaten (federatie). Daarnaast speelden de rechten van de arbeiders en nationalisme een belangrijke rol. Dit zorgde voor instabiliteit. Partijen wilden niet met elkaar samenwerken en politici stapten zelfs over naar een andere partij. Uiteindelijk werd Joegoslavië in 1921 een eenheidsstaat, waarin de volkeren vrijwel geen zelfbestuur hadden.
In 1921 overleed koning Peter I. Hij werd vervolgens opgevolgd door Alexander I. In de beginjaren werd Joegoslavië gedomineerd door Servië. Servië was het grootste gebied van Joegoslavië met de meeste inwoners. Ook was de koninklijke familie Servisch. Hierdoor wilde Servische politici Joegoslavië ook Servisch maken. Zij probeerden ook verkiezingen te vervalsen in regio's waar andere minderheden woonden. Vooral de Kroaten waren hier niet blij mee.
In 1928 liepen de spanningen zo hoog op dat een Servisch politicus in het parlement op vijf Kroatische politici schoot. Twee van hen overleden ter plekke. Als reactie vertrokken enkele partijen uit het parlement. De partijen verklaarden in Zagreb dat ze het land wilden veranderen. Er moest een federatie komen, waarin alle volkeren meer zelfbestuur kregen.
Militaire dictatuur (1929-1934)
Op 6 januari 1929 vond er een staatsgreep plaats. Koning Alexander I schafte grondwet af en werd dictator van Joegoslavië. Alexander I wilde hiermee voorkomen dat het land uiteenviel. Hij hernoemde het land ook tot het "koninkrijk Joegoslavië". De naam Joegoslavië was een word wat hij zelf bedacht had. Hij wilde namelijk de verschillende volkeren in Joegoslavië verenigen door een nieuw soort nationalisme. Volgens de koning hadden volkeren namelijk een gemeenschappelijke geschiedenis en cultuur.
In 1931 besloot de koning dat er nieuwe grondwet moest komen. Joegoslavië kreeg hierdoor weer verkiezingen. Voor het eerst mochten ook alle mannen stemmen in het land. Wel bleef de koning veel macht houden. Zo mocht hij een van de twee kamers van het parlement helemaal zelf kiezen. De Kroaten waren niet blij met de nieuwe grondwet. Ze voelden zich onderdrukt en er werd geweld tegen hen gepleegd. Een deel van hen had zich ook verenigd in de fascistische organisatie Ustaše, die tegen Joegoslavië was. In 1934 besloot de koning daarom om een aantal Kroatische gevangenen vrij te laten.
Op 9 oktober 1934 kwam er een einde aan de militaire dictatuur. Koning Alexander I werd toen vermoord tijdens een bezoek aan het Franse Marseille. Hij werd vermoord door de Bulgaar Veličko Kerin. De moord was in opdracht van de Ustaše.
Regentschap (1934-1941)
Na de dood van Alexander I kwam zijn zoon Peter II aan de macht. Peter II was toen slechts 11 jaar oud en te jong om te regeren. Hierdoor kwam er een regent; zijn oom Paul. Paul zou het land regeren totdat zijn neefje meerderjarig (18) was. Hoewel er nog twee andere regenten waren, had Paul de meeste macht in handen.
In de jaren 1930 ontstonden steeds meer spanningen tussen de Serviërs en Kroaten. De Kroaten wilden hun eigen deelstaat, waardoor de Serviërs dit ook wilden. Er stonden problemen over het verdelen van Bosnië. In deze regio woonden zowel Serviërs als Kroaten, maar ook veel Bosnische moslims. In 1939 kregen de Kroaten hun eigen parlement en meer zelfbestuur. Dit zorgden voor woede bij de Serviërs. Ook wilden de Kroaten meer gebied. Tegen 1941 was Joegoslavië al enorm zwak en op het punt om uiteen te vallen.
Tweede Wereldoorlog
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, sloot Joegoslavië zich aan bij de Asmogendheden. De bevolking van het land was hier echter tegen. In het gehele land waren grote demonstraties tegen deze aansluiting. Op 27 maart 1941 vielen de Britten Joegoslavië binnen. Zij organiseerden een staatsgreep en zette regent Paul af. Peter II werd meerjarig verklaard en kon regeren. Joegoslavië kreeg een nieuwe regering die tegen nazi-Duitsland was. Er was alleen één probleem; Nazi-Duitsland kon Joegoslavië makkelijk binnenvallen en de Britten konden hen niet helpen.
Dit gebeurde dan ook. Op 6 april 1941 werd Joegoslavië binnengevallen door Nazi-Duitsland, Italië en Bulgarije. De koninklijke familie vluchtte vervolgens naar Kenia (toen een Britse kolonie). Na de inval werd Joegoslavië verdeeld in stukken. Delen van het land werden gegeven aan Duitsland, Italië, Bulgarije en Hongarije. In dit laatste twee gevallen ging het om regio's die oorspronkelijk bij die landen hoorden. Zo ging Macedonië naar Bulgarije en Vojvodina naar Hongarije. De overige delen werden in kleinere landjes verdeeld. Deze kleine landjes waren vazalstaten. Dit betekende dat de nazi's veel invloed hadden op deze landen. Deze landjes waren of neutraal of onderdeel van de Asmogendheden.
Na de oorlog: Heroprichting
Toch betekende dit niet einde van Joegoslavië. Tijdens de bezetting was er enorm veel verzet tegen de nazi's en Asmogendheden in het land. Er was veel geweld tegen de nazi's, Italianen en Bulgaren (guerrilla). Voorbeelden waren de aanhangers van de koning, communisten en Servische nationalisten. De Servische nationalisten werden de Četniks genoemd. Zij waren ook aanhanger van de koning en wilde de opnieuw aan de macht brengen. De communisten werden de Joegoslavische partizanen genoemd en stonden onder leiding van Josip Broz Tito.
De Partizanen waren een van de succesvolste verzetsorganisaties tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook hebben ze veel bijgedragen aan de bevrijding van Joegoslavië. Tito verklaarde in 1943 Joegoslavië onafhankelijk. De Geallieerden steunden Tito en erkenden Joegoslavië als land. Zij wilden liever met de Partizanen samenwerken dan de Četniks. In 1944 werd een akkoord ondertekent, waardoor Joegoslavië weer in feite een land werd. Een jaar later was Joegoslavië volledig bevrijd. Joegoslavië werd weer een koninkrijk, maar vrij snel na de bevrijding schafte Tito de monarchie af. Peter II werd afgezet terwijl hij nog in Kenia was.
Vervolgens namen de communisten over en ontstond de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië. Joegoslavië zou vanaf nu communistisch zijn.
Koningen
- Peter I (1918-1921)
- Alexander I (1921-1934)
- Peter II (1934-1945)
Bestuurlijke indeling
Joegoslavië was verdeeld in 9 provincies.