Mandaatgebied Palestina: verschil tussen versies

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
k
Regel 64: Regel 64:
   
 
=== Verdelingsplan===
 
=== Verdelingsplan===
Na de Tweede Wereldoorlog was het mandaatbestuur erg [[zwak|verzwakt]]. Het Verenigd Koninkrijk wilde een einde maken aan het mandaat en wilde dat het Bijzonder Comité inzake Palestina van de [[Verenigde Naties]] (de opvolger van de [[Volkenbond]]) met een [[oplossing]] kwam. Het Bijzonder Comité stelde voor om Palestina in een Arabische en een Joodse staat op te richten. Deze staten moesten wel met elkaar gaan samenwerken als het ging om de [[economie]]. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties stemde in 1947 voor het voorstel. Dit gebeurde omdat de nieuwe [[grootmacht]]en van die tijd, de [[Verenigde Staten]] en de [[Sovjet-Unie]], het eens waren met het plan. De [[bondgenoot|bondgenoten]] van deze landen stemden hierom ook allemaal voor, waardoor er een [[meerderheid]] was. De zionistische Joden waren tevreden, omdat de nieuwe staat zou komen op meer dan de helft van het gebied van het mandaatgebied Palestina. De Palestijnse Arabieren waren tegen het plan en de hele Arabische Liga stemde ook tegen het plan. De landen waren echter in de minderheid. In 1947 werd een nieuw VN-Palestinacomité opgericht. Dit comité moest de nieuwe staten gaan organiseren en een einde maken aan het mandaat. Op 15 mei 1948 kwam er een einde aan het [[Volkenbondmandaat voor Palestina]]. Een dag eerder, pp 14 mei 1918, hadden Joodse leiders onder leiding van [[David Ben-Gurion]] de staat [[Israël]] opgericht. Hierdoor brak de [[Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948]] uit, een [[burgeroorlog]] tussen [[Arabieren]] en [[Joden]] in het [[gebied]] van het mandaatgebied Palestina.
+
Na de Tweede Wereldoorlog was het mandaatbestuur erg [[zwak|verzwakt]]. Het Verenigd Koninkrijk wilde een einde maken aan het mandaat en wilde dat het Bijzonder Comité inzake Palestina van de [[Verenigde Naties]] (de opvolger van de [[Volkenbond]]) met een [[oplossing]] kwam. Het Bijzonder Comité stelde voor om Palestina in een Arabische en een Joodse staat op te richten. Deze staten moesten wel met elkaar gaan samenwerken als het ging om de [[economie]]. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties stemde in 1947 voor het voorstel. Dit gebeurde omdat de nieuwe [[grootmacht]]en van die tijd, de [[Verenigde Staten]] en de [[Sovjet-Unie]], het eens waren met het plan. De [[bondgenoot|bondgenoten]] van deze landen stemden hierom ook allemaal voor, waardoor er een [[meerderheid]] was. De zionistische Joden waren tevreden, omdat de nieuwe staat zou komen op meer dan de helft van het gebied van het mandaatgebied Palestina. De Palestijnse Arabieren waren tegen het plan en de hele Arabische Liga stemde ook tegen het plan. De landen waren echter in de minderheid. In 1947 werd een nieuw VN-Palestinacomité opgericht. Dit comité moest de nieuwe staten gaan organiseren en een einde maken aan het mandaat. Op 15 mei 1948 kwam er een einde aan het [[Volkenbondmandaat voor Palestina]]. Een dag eerder, op 14 mei 1918, hadden Joodse leiders onder leiding van [[David Ben-Gurion]] de staat [[Israël]] opgericht. Hierdoor brak de [[Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948]] uit, een [[burgeroorlog]] tussen [[Arabieren]] en [[Joden]] in het [[gebied]] van het mandaatgebied Palestina.
   
   

Versie van 19 sep 2022 01:37

Unbalanced scales.svg
Neutraliteit
Dit artikel is niet neutraal geschreven. Dat kan betekenen dat het artikel te veel bestaat uit meningen en standpunten, maar ook dat de schrijvers hun eigen mening geven of te veel vanuit hun eigen beleving over het onderwerp schrijven. Hierdoor lijkt het artikel op een opstel, essay, betoog of beschouwing.

Wil jij WikiKids helpen? Het zou fijn zijn als je het artikel kon verbeteren.

(Opmerkingen van de plaatser: Dit artikel lijkt te veel op een beschouwing of een persoonlijke reflectie. Er wordt te veel geput uit stukken van belangenorganisaties, zoals het CIDI, het Palestinakomitee, Christenen voor Isräel en het ICAHD, stukken in opiniebladen en -weblogs, waaronder in Palestine Updates, Joop.nl en de opinierubriek van de Jerusalem Post, standpuntnota's van niet-gouvermentele organisaties en video's van informele YouTube-kanalen. WikiKids is geen tijdschrift waarin eigen, origineel onderzoek kan worden geplaatst, niet de plaats om minderheidsstandpunten uit te vergroten en niet de plaats om nieuwe inzichten, gedachten, analyses of interpretatie te publiceren. Een kinderencyclopedie zoals WikiKids is een naslagwerk waarin een onderwerp op een begrijpelijke manier aan kinderen wordt uitgelegd. Artikelen moeten daarom zo veel mogelijk op een voor kinderen begrijpelijke, onpersoonlijke en kalme manier worden geschreven, en bestaan uit algemene informatie. Het gaat hier om al bestaande informatie die eerder is verschenen in betrouwbare bronnen, zoals wetenschappelijke onderzoeken en tijdschriften, leer- en studieboeken, krantenartikelen (behalve opiniestukken en eigen visies), wet- en regelgeving, rechterlijke uitspraken, of websites die door experts worden geschreven en als doel hebben om informatie op een duidelijke en begrijpelijke manier uit te leggen (zoals IsGeschiedenis, Landenweb, Andere Tijden, Historiek, NTR Schooltv Beeldbank). Zie verder ook: Wikikids:Bronnen#Betrouwbaarheid en Wikikids:Neutraal blijven bij lastige onderwerpen.)
Mandaatgebied Palestina

Flag of the United Kingdom (3-5).svg       Public Seal of High Commissioner of Palestine.svg

Palestine frontier 1922.png
Hoofdstad Jeruzalem
Oppervlakte 26.990 km²
Aantal inwoners 1.912.112 (in 1946)
Talen Arabisch, Hebreeuws en Engels
Religie Christendom, islam en jodendom
Munteenheid Palestijnse pond
Portaal Portal.svg Geschiedenis

Het mandaatgebied Palestina was tussen 1920 en 1948 een mandaat van de Volkenbond. Op 15 mei 1948 eindigde het mandaat over het gebied Palestina en daarmee ook het mandaatgebied zelf.

Geschiedenis

Nadat het Ottomaanse Rijk op 24 augustus 1516 de slag bij Marj Dabiq had gewonnen, kwam er een einde aan het Mammelukkenrijk. Vanaf dit moment viel Palestina onder het Ottomaanse Rijk. In de eeuwen daarna viel Palestina onder de Ottomaanse provincie Damascus. Van 1830 tot 1887 hoorde het gebied eerst bij Sidon en daarna bij Akko. Tussen 1831 en 1842 voerden de Ottomaanse provincie Egypte en het Ottomaanse Rijk oorlog met elkaar. Egypte was in feite al vrij onafhankelijk en nam in 1832 Palestina in. Daarna werd ook Syrië veroverd. In deze oorlog grepen Europese landen twee keer in aan de kant van het Ottomaanse Rijk. Uiteindelijk sloot Egypte in 1842 vrede en kwamen Palestina en Syrië weer terug bij het Ottomaanse Rijk.

Vanaf de jaren 1840 werden er in het Ottomaanse Rijk veel hervormingen doorgevoerd. Zo kreeg het land een modern leger, werden religieuze wetten vervangen door algemenere wetten en werden er modernere banken en fabrieken opgezet. Dit leidde ertoe dat het veiliger werd op het Palestijnse platteland. In 1848 werd er een nieuwe wet aangenomen. In deze wet stond dat grondeigenaren hun grond als eigendom moesten registeren. Hierdoor kon er makkelijker belasting geheven worden en konden mensen uit het buitenland ook makkelijker land kopen in het Rijk. Dit werd toen met name gedaan door Russen, Fransen en Duitsers.

Van 1842 tot 1887 hoorde Palestina eerst bij Sidon en daarna bij Akko. Tussen 1885 en 1888 werden de provincies van het Ottomaanse Rijk voor een laatste keer herzien. In de jaren 1886 en 1887 hoorde Palestina weer bij Damascus, maar in 1888 besloten de Ottomanen om de indeling te veranderen. Eerst zouden er drie districten opgezet worden: Nablus, Akko en Jeruzalem. Samen zouden deze districten de provincie Jeruzalem vormen en het gebied dat nu Isräel en Palestina is beslaan. Na twee maanden veranderde dit al, omdat het Ottomaanse bestuur meer grip wilde krijgen op Jeruzalem. Dit was omdat zowel Europese landen als Egypte interesse hadden in het gebied. (Egypte was toen wel onderdeel van het Ottomaanse Rijk, maar autonoom. Dat wil zeggen dat het binnen het Rijk zelfstandig was en dus veel dingen zelf mocht beslissen.) Palestina werd toen opgedeeld in de districten Nablus en Akko, en Jeruzalem werd een speciaal district dat direct werd bestuurd vanuit de hoofdstad Kostantiniyye.

Joodse immigratie

Een postzegel van het Joods Nationaal Fonds uit 1915.

In 1880 waren er tussen de 20.000 en 25.000 Joden in Palestina. Door het einde van de pogroms in het Russische Keizerrijk konden Joden het land verlaten. Tussen 1882 en 1903 immmigreerden ongeveer 35.000 Joden naar Palestina. Deze Joden kochten land in Palestina en richtten hun eigen landbouwgemeenschappen op. Ook immigreerden er Joden uit Jemen en Koerdische Joden naar Palestina. In 1896 kocht Theodor Herzl, de grondlegger van het moderne zionisme, met behulp van de Duitse keizer land in Palestina. Herzl wilde in Palestina een Joodse staat oprichten. Met de oprichting van het Joods Nationaal Fonds, waaraan geld en stukken grond gedoneerd konden worden, nam het land dat het eigendom was van Joden, toe. Tussen 1904 en 1914 vond er een tweede migratiegolf plaats. 35.000 tot 40.000 Joden immigreerden vanuit Rusland naar Palestina. Dit waren vooral Joden uit de delen van Rusland waar tegenwoordig Letland, Litouwen, Moldavië, Oekraïne en Wit-Rusland liggen. De immigratiegolf kwam op gang omdat er weer pogroms waren ingesteld. Ook immigreerden er Joden vanuit Argentinië, Iran, Jemen en het Kaukasusgebergte. Een deel van hen vestigde zich in een buitenwijk van Jaffa die later uitgroeide tot Tel Aviv. Het Joods Nationaal Fonds had geholpen bij de aankoop van het land.

Veel van de grond die door de Joden werd gekocht, was eerst eigendom van rijke families in het Ottomaanse Rijk. Die families verpachtten de grond vaak aan Palestijnse Arabieren. Nadat de Joden deze grond hadden gekocht, wilden zij zich hun eigen dorpen erop bouwen. Dit leidde tot onrust bij de Arabisch-Palestijnse boeren, omdat zij opeens weg moesten en dit niet wilden. Mede hierom richtten de Joden de Hashomer op, een organisatie die de nieuwe Joodse dorpen moest verdedigen en ook hielp als er Arabisch-Palestijnse boeren van het land moesten worden gezet. Ook werd er door de Oost-Europese Joden kibboetsiem (meervoud van 'kibboets') opgezet. Dit waren collectieve landbouwnederzettingen. Ook werd het Hebreeuws een nieuw leven ingeblazen als een gesproken taal. Door de hervormingen binnen het Ottomaanse Rijk vanaf 1839 (Tanzimaat) werd politieke organisatie makkelijker werd en kwam er meer persvrijheid. Een belangrijk onderdeel van die hervorming was ook dat iedereen ongeacht religie en etniciteit gelijk behandeld zou gaan worden als het ging om belasting, bescherming, de dienstplicht, het onderwijs en rechtspraak. Hierdoor konden Joden Hebreeuwse kranten schrijven en hun eigen politieke partijen en vakbonden organiseren. De wens om Joodse organiaties op te richten en aparte Joodse dorpen leidde tot een verdere scheiding van Arabieren en Joden.

Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verliet ongeveer de helft van de Joden Palestina weer.

Arabisch-Palestijnse identiteit

Een groepsfoto uit 1913 van redacteurs en journalisten die werkten bij Filastin.

Tegelijkertijd begon er in Palestina een periode waarin Palestijnse Arabieren steeds meer op een andere manier gingen kijken naar hun identiteit. Zij begonnen zich, net zoals andere Arabische volkeren in het Ottomaanse Rijk, steeds meer Arabisch te voelen. Eerder voelden ze zich vooral verbonden aan het Ottomaanse Rijk. Onder andere door de oorlog tussen Egypte en het Ottomaanse Rijk tussen 1831 en 1842 ontstond er langzamerhand een gezamenlijk gevoel van 'Arabisch zijn': een Arabische identiteit. Door de Tanzimaat, de hervormingen in het Ottomaanse Rijk waardoor mensen meer vrijheid kregen en gelijkwaardig werden behandeld, werd deze ontwikkeling versneld. In Palestina werd die Arabische identiteit ook nog door iets anders versterkt; de toegenomen Joodse immigratie en met name de immigratie van zionistische Joden. Door de immigratiegolven, de landaankopen van Joden nam het nationalisme en de tegenstand tegen het zionisme onder Arabieren toe. De wens van zionistische organisaties om zo veel mogelijk land op te kopen, boeren te ontzetten en daar kibboetsiem op te zetten, zette kwaad bloed bij Palestijnse Arabieren. Deze onrust verergerde met de stichting van Tel Aviv.

Door de Tanzimaat konden Palestijnse Arabieren zich beter verenigen. Veel van de standpunten en andere programmapunten van deze verenigingen werden bekend gemaakt in de Arabisch-Palestijnse krant Falastin (Nederlands: Palestina). Deze krant werd op 15 januari 1911 opgericht door dichter en journalist Issa El-Issa. El-Issa was een christelijke Palestijn. De krant had kritiek op het zionisme en zag het vanwege de landopkoop en ontzettingen als een bedreiging voor de Arabisch-Palestijnse bevolking. Falastin heeft een belangrijke rol gespeeld in de vorming van de Arabisch-Palestijnse identiteit.

Volkenbondmandaat

Zie Volkenbondmandaat voor Palestina voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Een moslimrechter uit Jaffa

Tijdens de Eerste Wereldoorlog vond de Arabische opstand plaats. Het Verenigd Koninkrijk beloofde in de Hoessein-McMahoncorrespondentie aan koning Hoessein van Hidjaz dat het de onafhankelijkheid van de Arabieren in de Levant zou steunen. In ruil daarvoor begon koning Hoessein de Arabische opstand tegen het Ottomaanse Rijk. Tegelijkertijd sloten het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk in het geheim het Sykes-Picotverdrag, waarin ze bepaalden hoe ze onderling hoe ze de Levant zouden gaan opdelen. Dit werd als verraad gezien door de Arabieren. Daarnaast had het Verenigd Koninkrijk ook nog eens de Balfourverklaring uitgevaardigd, waarin het land zijn steun uitsprak voor een Joods thuis in Palestina.

In de Eerste Wereldoorlog werd er door de gevechten veel verwoest in Palestina. Ook kreeg het te maken met een ziektegolf (een epidemie) en een hongersnood. Het mandaatgebied Palestina ontstond na die oorlog en omvatte het huidige Israël en Palestina. Ook Jordanië was er eerst onderdeel van. De Volkenbond, de voorloper van de Verenigde Naties, gaf een mandaat over het het gebied toen aan de Britten. Hiermee kreeg het Verenigd Koninkrijk controle over Palestina en Transjordanië. Oorspronkelijk behoorden deze gebieden tot het Ottomaanse Rijk, dat na de Eerste Wereldoorlog uiteenviel. In het mandaat voor Palestina legde de Volkenbond vast dat de Engelsen er voor moesten zorgen dat Palestina een zelfstandige (Arabische) staat zou worden. Ook moest daarbinnen een woonplek voor Joden moeten worden opgezet. Waar Palestina voor een groot deel van zijn geschiedenis deel was van een groter rijk, was het nu voor het eerst een apart land. Zowel zionistische Joden als Palestijnse Arabieren wilden zo veel mogelijk grond in Palestina behouden. Hierdoor ontstond er een conflict (een soort ruzie) over de aankoop van land door Joden en de immigratie van Joden naar Palestina. In 1918 besloot het Britse bestuur om de vrije verkoop en onteigening van land te verbieden. Alleen met toestemming van het bestuur mocht er nog land worden verkocht. Het bestuur stelde dit verbod in om te voorkomen dat de opkoop van land nog meer onrust zou veroorzaken. Dit voorkwam niet dat er in 1920 antizionistische rellen uitbraken. Palestijnse Arabieren waren boos, omdat de afspraken uit de Hoessein-McMahoncorrespondentie niet waren nagekomen. Daarnaast immigreerden er in die periode erg veel Joden naar Palestina.

In 1921 braken er rellen uit in Jaffa. De Communistische Partij van Palestina, een partij van antizionistische Joden, had pamfletten verspreid. Op deze pamfletten riep de partij op om van Palestina een sovjetrepubliek te maken. De partij deed dit op 1 mei, de Dag van de Arbeid. Op diezelfde dag hield de Verenigde Arbeiderspartij van David Ben-Gurion een mars. Het Britse bestuur had de acties van beide partijen verboden en probeerde de groepen uiteen te drijven. Toen de partijen elkaar tegenkwamen, begonnen ze te vechten. Bij de Communistische Partij zaten ook Palestijnse Arabieren. Het gevecht werd er uiteindelijk een tussen Palestijnse Arabieren en zionistische Joden. Hierbij kwamen bijna 100 mensen om en raakten meer dan 200 mensen gewond. Door de rellen in Jaffa stelde het Britse bestuur een witboek op. In dit witboek stond het nieuwe beleid van het Britse bestuur voor Palestina. Het nieuwe beleid was dat er minder Joden mochten immigreren naar Palestina en dat Palestina geen Joodse staat zou worden. In plaats daarvan moest er één staat komen voor zowel Joden als Palestijnse Arabieren.

Raghieb al-Nasjaasjiebi, een van de Arabisch-Palestijnse leiders.
David Ben-Gurion, secretaris-generaal (leider) van Histadroet, houdt een toespraak voor het hoofdkantoor van de vakbond. (1924)

Vanaf 1918 mocht er geen land meer opgekocht worden in Palestina. Aan dit opkoopverbod kwam in 1922 een einde met de Landoverdrachtsverordening. Deze verordening bepaalde dat land wel verkocht mocht worden, maar dat de oude bewoners niet mochten worden ontzet van het land. In 1923 werd Palestina officieel een mandaatgebied van het Verenigd Koninkrijk. In het mandaat had het Britse bestuur de opdracht gekregen om ook de rechten van de Arabische Palestijnen te beschermen. Het bestuur deed er echter niets aan om schendingen van de verordening te voorkomen. De schendingen van de verordeningen leidden tot nationalisme onder Palestijnse Arabieren. Zij hadden het vertrouwen in het Britse bestuur verloren en wilden van Palestina een eigen staat maken. Het verzet van de Palestijnse Arabieren kwam langzaam tot stand, omdat er binnen de gemeenschap twee groepen waren. Deze groepen dachten anders over de manier waarop er een eigen staat moest komen. De grootste groep werd geleid door de familie Hoesseini. Deze groep was sterk tegen het Britse bestuur. De andere groep werd geleid door de familie Nasjaasjiebi, die meer probeerde samen te werken met het Britse bestuur.

De Britten stelden voor om een apart Arabisch-Palestijnse parlement op te zetten met een Arabisch-Palestijns agentschap. De Palestijnse Arabieren werden toen nog deels geleid door Kamiel al-Hoesseini. Hij wilde dat toen niet, omdat hij het bestaan van een mandaatgebied in Palestina afwees. Om onrust weg te nemen benoemde het Britse bestuur Amien al-Hoesseini in 1921 tot grootmoefti (een van de belangrijkste islamitische rechtsgeleerden) van Jeruzalem. Amien al-Hoesseini was de opvolger van Kamiel al-Hoesseini, die eerdet dar jaar was gestorven. Hij werd ook het hoofd van de Islamitische Opperraad, een nieuwe raad in het mandaatgebied die ging over islamitische goede doelen, rechtbanken en scholen. De samenwerking tussen Joden en Palestijnse Arabieren verliep moeizaam. De Joden in Palestina richtten ook hun eigen organisaties op, zoals een Joodse Raad, de vakbond Histadroet, scholen en rechtbanken. Daarnaast werd de Hagana opgericht, een organisatie die de nieuwe Joodse dorpen moest gaan verdedigen. In 1925 ontstond er een groep zionisten die vond dat de bestaande organiaties niet ver genoeg gingen. Die groep richtte later de Irgoen op, een militante organisatie die aanslagen pleegde op Arabisch-Palestijnse dorpen.

Tussen 1923 en 1929 nam de Joodse immigratie af. De Joden die naar Palestina gingen, kwamen vooral uit Oost-Europa. Daar was het antisemitisme namelijk toegenomen. Vanaf 1927 was er bijna geen immigratie meer. Hierdoor was het voor een aantal jaren betrekkelijk rustig. Dit veranderde toen het Joods Agentschap aankondigde dat het zou gaan uitbreiden. Ook begonnen steeds meer Joden te bidden bij de Klaagmuur en sprak een aantal van hen uit dat het de muur als Joods eigendom zag. Deze muur is voor Joden heilig, omdat die ooit een deel was van de Tweede Joodse tempel. Die plek was (en is nog steeds) ook heilig voor moslims, omdat de Klaagmuur voor hen een deel is van de Al-Aqsamoskee. Die moskee is een heilige plek voor moslims. In 1929 braken er gevechten uit rondom de Tempelberg en in andere steden in Palestina. Er vielen hierbij doden en de Arabisch-Palestijnse slachtoffers waren voor een groot deel door de Britse oproerpolitie gedood. Door de onrusten werd in 1929 besloten om de Verordening ter bescherming van landbouwers aan te nemen. Toen de onrust bleef voortduren, besloot het mandaatbestuur in 1929 een onderzoek uit te laten voeren door jurist Walter Shaw uit het Verenigd Koninkrijk. In het rapport was te lezen dat de nieuwe verordening uit 1929 nog minder rechten gaf aan Palestijnse Arabieren en er niets aan deed om onteigende Palestijns-Arabische families te helpen. Samengevat hield de verordening volgens Shaw geen rekening met de rechten van Arabisch-Palestijnse landbouwers. In 1930 werd daarom een nieuw witboek opgesteld. In dit witboek stond dat de Joodse immigratie sterk beperkt moest worden en dat Palestina een parlement moest krijgen. In dit parlement zou de meerderheid Arabisch-Palestijns zijn, omdat er meer Palestijnse Arabieren dan Joden in Palestina woonden. Van de plannen kwam weinig terecht, omdat de Britse regering het beleid uit het witboek binnen een jaar afzwakte. Door het toenemende antisemitisme in Europa ging het mandaatbestuur juist helpen bij Joodse immigratie. Tussen 1929 en 1939 trokken er hierdoor 250.000 Joden naar Palestina. Met het Ha'avara-Abkommen vluchtten er tussen 1933 en 1939 ook Joden naar Palestina. Deze overeenkomst werd een aantal jaren vóór de Holocaust gesloten tussen Joodse organisaties en de nazi's.

De grote immigratie van Joden naar Palestina zorgde opnieuw voor onrust in het mandaatgebied. Ook werd het politieke bewustzijn van de Palestijnse Arabieren groter. Waar eerst vooral geleerden het protest organiseerden via de nationalistische organisaties en de krant Falastin, kwam nu ook de arbeidersklasse bijeen. Dit gebeurde doordat veel Palestijnse Arabieren stopten met hun werk als landbouwer en gingen werken in fabrieken en in de bouw. Arabisch-Palestijnse arbeiders verenigden zich in groepen en riepen op tot een boycot van zionistisch-Joodse en Britse goederen. In 1935 eisten de nationalistische groepen (inmiddels politieke partijen) dat er een einde kwam aan de verkoop van land en dat er een Palestijns parlement zou komen. Het mandaatbestuur wilde dit geven, maar de Britse regering in het Verenigd Koninkrijk zelf wilde dit niet. De Palestijnse Arabieren richtten toen hun eigen politieke bestuur op, het Arabisch Hoger Comité.

De Palestijnse Arabieren wilden dat er een einde kwam aan dit beleid en kwamen in opstand.

Arabisch-Palestijnse opstand

Arabische Palestijnen vechten tegen de Britten. (1938)

In 1936 begon de Arabisch-Palestijnse opstand. De Palestijnse Arabieren wilden onafhankelijkheid en een eigen staat in Palestina. In 1935 hadden Britse officieren Izz ad-Din al-Qassam gedood. Al-Qassam was een prediker en wilde een einde maken aan het mandaatgebied. Het Britse bestuur verdacht hem van de moord op een Britse politieagent. Al-Qassam moest gearresteerd worden, maar werd in een gevecht door de Britten gedood. De dood van Al-Qassam leidde tot veel protesten onder Palestijnse Arabieren. Ook staakten er Arabisch-Palestijnse arbeiders in Jaffa en Nablus. Het Arabisch Hoger Comité riep op tot het stoppen van betalen van belasting, stakingen, een boycot en verzet. Het wilde daarnaast een einde maken aan de Joodse immigratie en het mandaatbestuur. De Arabisch-Palestijnse demonstranten en stakers werden gesteund door Arabische rebellen uit andere landen. Dit leidde tot gevechten om Joodse nederzettingen en aanvallen op Britse posten. Over en weer werd er brand gesticht, werden er moorden gepleegd en bombardementen uitgevoerd. Hierom wilde de Britse regering dat Robert Peel onderzoek ging doen naar de onrust in Palestina. Zijn commissie schreef dat de Palestijnse Arabieren een eigen staat wilden hebben en vreesden voor de oprichting van een 'Joods thuis' (lees: een Joodse staat) in Palestina. Ze kwam tot de conclusie dat Palestina verdeeld moest worden in een Joodse staat en een Arabische staat. Ook adviseerde ze om meer land dan de Joden toen hadden toe te kennen aan die Joodse staat. De Arabieren waren het hier niet mee eens en wilden één Arabische staat, waarin Joden dan wel burgerrechten en politieke rechten zouden krijgen. Het commissierapport leidde ertoe dat de opstand heviger werd.

Defensienoodverordeningen

Zie Defensienoodverordeningen en Bloedbad van Deir Yassin voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.
Het verdelingsvoorstel van de commissie-Peel. In het met rood omlijnde gebied moest een Joodse staat komen.

In 1937 werden de Defensienoodverordeningen ingevoerd door de Britse regering. Volgens de regering was dat nodig om de orde te bewaren in Palestina. Hiermee moest de opstand worden neergeslagen om rellen. Het Britse bestuur in Palestina kreeg hierdoor erg veel te zeggen. Mensen konden worden opgepakt en zonder een rechtszaak worden veroordeeld door een militaire rechtbank. Deze rechtbanken werden niet voorgezeten door echte rechters, maar door officieren die zelf konden bepalen of iemand het mandaatgebied uit moest. De officieren mochten censuur toepassen, normale rechtbanken sluiten, huizen in bezit nemen, winkels en bedrijven sluiten en een avondklok instellen. Tijdens de opstand vonden er ook aanvallen plaats op Joden in Palestina, waardoor de Britten informeel gingen samenwerken met de Hagana, een zionistische organisatie die de Joodse nederzettingen verdedigde. Samen vormden ze een politie en een leger die ook landbouwnederzettingen (kibboetsiem) voor Joden oprichtte. Naast de Britse soldaten en de Hagana waren er ook twee militante organiaties: Lechi en Irgoen. Zij pleegden aanslagen in Haifa, Jaffa, Jeruzalem en Deir Yassin. Ook schreven ze bombrieven, persden ze mensen af, overvielen ze banken, bliezen ze infrastructuur op en pleegden ze massamoorden. Haganaleden hielpen ook bij een aantal van deze aanslagen.

De Britse regering probeerde de onrust weg te nemen en zette een streep door de plannen van de commissie-Peel. In plaats daarvan stelde de regering voor om een kleinere Joodse staat te maken. Ook zouden de Joodse en Arabisch-Palestijnse staat niet helemaal onafhankelijk worden. Het voorstel van de Britse regering werd zowel door de Palestijnse Arabieren als de zionistische Joden afgewezen. Daarom werd er in 1939 een conferentie georganiseerd in Londen, waarbij vertegenwoordigers van de Palestijnse Arabieren en de Joden apart spraken met de Britse regering. De conferentie mislukte en er werd geen akkoord bereikt. Hierop besloot de Britse regering om weer een nieuw witboek op te stellen, waarin het nieuwe beleid kwam te staan. Hierin werd besloten dat er geen aparte Joodse en Arabisch-Palestijnse staat zou komen. In plaats daarvan moest er binnen tien jaar één Palestijnse staat komen. Daarin moest dan wel een gebied zijn waarin Joden autonomie zouden krijgen. Dat wil zeggen de Joden binnen Palestina zelfstandig zouden zijn en dan dus veel dingen zelf zouden mogen beslissen. De immigratie van Joden en de aankoop van land zouden in vijf jaren moeten worden beperkt. Zionistische Joden zagen niets in het beleid. Het witboek leidde tot stakingen van Joodse arbeiders en vakbonden. Aan de Arabisch-Palestijnse kant was ook niet iedereen het eens met het nieuwe beleid. Gematigde Palestijnse Arabieren waren het eens met het witboek, maar anderen waren er tegen. In 1939 werd de opstand door het Britse bestuur uiteindelijk neergeslagen. In totaal heeft het Verenigd Koninkrijk 50.000 soldaten gestuurd naar Palestina.

Tweede Wereldoorlog

Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog hield de Britse regering weinig bezig met Palestina en werd het nieuwe witboek een dode letter. Tijdens de Tweede Wereldoorlog organiseerden Joden immigratie naar naar Palestina voor Joden in Europa. Dit was tegen de wil van de Britse regering, omdat niet nog meer geld en militairen kwijt wilde zijn in Palestina. Om toch iets tegen de immigratie te doen, bracht de regering twee schepen met Joodse immigranten per ongeluk tot zinken. Dit leidde ertoe dat Lechi en Irgoen aanslagen begonnen te plegen op Britten. Zo werd Walter Guinness, de Midden-Oostenminister van het Verenigd Koninkrijk, in 1944 door twee Lechileden vermoord. Toch steunden de gematigde zionistische Joden het Britse bestuur. De Joodse industrie hielp bij het maken van oorlogsmaterieel. Van het Arabisch-Palestijnse verzet was weinig overgebleven na het neerslaan van de opstand. Amien al-Hoesseini, die tot het uitbreken van de opstand grootmoefti was en leider van de Islamitische Operraad, was gevlucht naar Duitsland. Vanuit hier probeerde hij andere islamitische leiders ervan te overtuigen om zich aan te sluiten bij de Asmogendheden. Dit mislukte omdat zij niet wilden samenwerken met de nazi's. Ook steunden veel Arabieren het Arabisch Legioen, het leger van Transjordanië dat aan de zijde van de Geallieerden vocht.

Het verdelingsplan van het Bijzonder Comité. In het blauw is de Joodse staat aangegeven en in het oranje de Arabische staat.

Door de Holocaust veranderde de houding van het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Bij deze genocide werden onder andere zes miljoen Joden vermoord door het naziregime in Duitsland. Na de Tweede Wereldoorlog riepen de Verenigde Staten het Verenigd Koninkrijk op om 100.000 Holocaustoverlevenden naar Palestina te laten immigreren en een einde te maken aan het nieuwe witboek uit 1939. In 1945 richtten Egypte, Irak, Transjordanië, Libanon, Saoedi-Arabië en Syrië de Arabische Liga op. De Arabische landen betreurden de Holocaust, maar vonden niet dat die ertoe moest leiden dat van Palestina een Joodse staat gemaakt zou worden. In december 1945 riep de Liga op tot een boycot van zionistisch-Joodse goederen. Intussen liet het Verenigd Koninkrijk op verzoek van de Verenigde Staten immigranten toe in Palestina. Het land wilde echter niet dat er in Palestina een Joodse staat opgericht zou worden. Hierdoor pleegde Irgoen in 1946 een aanslag op het Koning Davidhotel in Jeruzalem, waarbij Britse bestuurders en officieren werden gedood. Tegelijkertijd kwam het Arabisch-Palestijnse verzet in Palestina weer op. De Hoesseini's, de Arabisch-Palestijnse, nationalistische groep die achter de familie Hoesseini stond, kwamen weer bijeen. In het geheim sprak de Arabische Liga af om het buitenlands beleid van de de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk te saboteren als de landen de mensenrechten van Palestijnse Arabieren niet zouden beschermen.

Verdelingsplan

Na de Tweede Wereldoorlog was het mandaatbestuur erg verzwakt. Het Verenigd Koninkrijk wilde een einde maken aan het mandaat en wilde dat het Bijzonder Comité inzake Palestina van de Verenigde Naties (de opvolger van de Volkenbond) met een oplossing kwam. Het Bijzonder Comité stelde voor om Palestina in een Arabische en een Joodse staat op te richten. Deze staten moesten wel met elkaar gaan samenwerken als het ging om de economie. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties stemde in 1947 voor het voorstel. Dit gebeurde omdat de nieuwe grootmachten van die tijd, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, het eens waren met het plan. De bondgenoten van deze landen stemden hierom ook allemaal voor, waardoor er een meerderheid was. De zionistische Joden waren tevreden, omdat de nieuwe staat zou komen op meer dan de helft van het gebied van het mandaatgebied Palestina. De Palestijnse Arabieren waren tegen het plan en de hele Arabische Liga stemde ook tegen het plan. De landen waren echter in de minderheid. In 1947 werd een nieuw VN-Palestinacomité opgericht. Dit comité moest de nieuwe staten gaan organiseren en een einde maken aan het mandaat. Op 15 mei 1948 kwam er een einde aan het Volkenbondmandaat voor Palestina. Een dag eerder, op 14 mei 1918, hadden Joodse leiders onder leiding van David Ben-Gurion de staat Israël opgericht. Hierdoor brak de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948 uit, een burgeroorlog tussen Arabieren en Joden in het gebied van het mandaatgebied Palestina.


Bevolking

Politiek

Bestuurlijke indeling

Economie

Onderwijs

Zie ook

Bronvermelding

  • Attali, J.J.M. (2002). Les Juifs, le monde et l'argent : histoire économique du peuple juif (Livre de poche, no. 15580). Frankrijk, Parijs: Librairie Arthème Fayard, pp. 1663-1664 (ISBN: 978-2-253-15580-5, OCLC: 741377134). [1]
  • Doumani, B.B. (1992). Rediscovering Ottoman Palestine: Writing Palestinians into History. Journal of Palestine Studies, 21(2), pp. 5–28. [2]
  • Engel, D. (2013). Zionism. Verenigd Koninkrijk, Abingdon-on-Thames: Routledge, pp. 32–35 (ISBN: 9-781-3178-6548-3).
  • Grondbezitswet van het Ottomaanse Rijk van 7 ramadan 1274 (1858). Vertaald door Ongley, F. (1892) & Miller, H.E. (red.). The Ottoman Land Code. Verenigd Koninkrijk, Londen: W. Clowes. [3]
  • Eyal, G. (2006). The Disenchantment of the Orient - Expertise in Arab Affairs and the Israeli State. Verenigde Staten, Californië, Redwood City: Stanford University Press, (ISBN: 978-0-8047-5403-3).
  • Heller, J. (1995). The Stern Gang: Ideology, Politics, and Terror, 1940-1949. Verenigd Koninkrijk, Abingdon-on-Thames: Psychology Press (ISBN: 978-0714641065). [4]
  • Hoff, R.H. (1991). De ondergang van het Ottomaanse Rijk en de verdeling van het Midden-Oosten. IsGeschiedenis. [5]
  • Huneidi, S. (2001). A Broken Trust: Sir Herbert Samuel, Zionism and the Palestinians. Londen, Verenigd Koninkrijk: I.B. Tauris - Bloomsbury Academic Publishing. (ISBN: 978-1-86064-172-5).
  • Huneidi, S. (1998). Was Balfour Policy Reversible? The Colonial Office and Palestine, 1921-23. Journal of Palestine Studies, 27(2), pp. 23–41. [6]
  • Khalaf, I. (1991). Politics in Palestine: Arab Factionalism and Social Disintegration, 1939-1948. Verenigde Staten, New York, Albany: State University of New York Press (ISBN: 9-780-7914-0708-0).
  • Korkus, S. (2008). Het ontstaan van de staat Israël. Historisch Nieuwsblad, 1. [7]
  • Macgregor, J. (1850). Commercial statistics: A digest of the productive resources, commercial legislation, customs tariffs, of all nations. Verenigd Koninkrijk, Londen: Whittaker & Co, p. 12. [8]
  • Mathew, W.M. (2013). The Balfour Declaration and the Palestine Mandate, 1917—1923: British Imperialist Imperatives. British Journal of Middle Eastern Studies, 40(3), pp. 231–250. [9]
  • McLeod, W. (1858). The Geography of Palestine. Verenigd Koninkrijk, Londen: Longman, Brown, Green, Longmans & Roberts. [10]
  • NTR/VPRO (2013). Al-Naqba: de Palestijnse catastrofe 1948. Andere Tijden. [11]
  • Palestine Post (21 mei 1948), p. 3. [12]
  • Pappé, I. (2007). The Ethnic Cleansing of Palestine. Verenigd Koninkrijk, Londen: Oneworld Publications Limited (ISBN: 9-781–7807-4056–0). [13]
  • Perlinger, A. & Eubank, W.L. (2006). Middle Eastern Terrorism. Verenigde Staten, New York, New York: Infobase Publishing (ISBN: 9780791083093). [14]
  • Rosenfeld, J.E. (2010). Terrorism, Identity, and Legitimacy: The Four Waves Theory and Political Violence. Verenigd Koninkrijk, Abingdon-on-Thames: Routledge, p. 161 (ISBN: 9780415578578). [15]
  • Shams El-Din, O. (2007). A Military History of Modern Egypt from the Ottoman Conquest to the Ramadan War. Verenigde Staten, Kansas, Fort Leavenworth: United States Army Command and General Staff College, pp. 7–13, 22–29. [16]
  • Shapira, A. (2014). Ben-Gurion - Father of Modern Israel. Verenigde Staten, Connecticut, New Haven: Yale University Press, pp. 80–89. [17]
  • Shapira, A. (1992). Templer, W. (red.). Land and Power: The Zionist Resort to Force, 1881–1948. Verenigd Koninkrijk, Oxford: Oxford University Press. [18]
  • Tute, P.C. (1927). The Ottoman Land Laws. Mandaatgebied Palestina, Jeruzalem: Greek Convent Press. [19]
Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Mandaatgebied_Palestina&oldid=730400"