Saksen (volk)
De Saksen (in het Duits: Sachsen of Saxonen, Latijn: Saxone) waren een West-Germaanse volkerengroep die waarschijnlijk in de 3e eeuw ontstond en sinds de 4e eeuw op betrouwbare wijze is beschreven. De Oud-Saksisch sprekende historische Saksen moeten niet worden verward met de moderne Saksen. Daarom wordt in historische studies de naam Oud-Saksen verkozen voor het gehele woongebied in Westfalen, Nedersaksen (met uitzondering van de traditionele vestigingsgebieden van de Friezen en Slaven), Holstein (behalve Wagria), Noordoost-Nederland en West -Saksen-Anhalt.
De Chauken- , Ampsivariërs- en Cherusken- stammen, smolten samen tot de Saksen en leefden in de eerste eeuw in het noordwesten van wat nu Duitsland is en het oosten van wat nu Nederland is (vandaar ook de term Nedersaksen). Ook de Bructeren en de Tubanten, in wat nu Twente is, werden onderdeel van de Saksen. Het nagenoeg leeggelopen Frisia (Friesland en Groningen zoals het nu heet) werd door de Saksen, Friezen en Angelen deels weer bewoond op de terpen. Waarschijnlijk ook als een soort van tussenstop voor ze de oversteek naar Engeland maakten.
In Noord-Duitsland en Oost-Nederland (Groningen, Drenthe, Overijssel, Achterhoek) behouden de Nedersaksische dialecten, die zich uit het Oudsaksisch hebben ontwikkeld, nog steeds hun traditionele taalgebied.
Sinds de Merovingers waren in ieder geval delen van de Saksen herhaaldelijk afhankelijk van het Frankische rijk, totdat ze uiteindelijk werden onderworpen door Karel de Grote in de Saksische oorlogen (772-804).
De naam is afgeleid van een lang mes of kort zwaard dat een sax wordt genoemd (niet te verwarren met een saxofoon). Naast de gewone Germaanse goden Wodan en Donar hadden ze vermoedelijk een stamgod Saxnot.
Sinds de 3e eeuw hebben Romeinse bronnen geklaagd over Saksische piraten. Saksen, Angelen, enkele Friezen en Juten emigreerden vervolgens in de 5e eeuw naar het zuidoostelijke deel van het belangrijkste Britse eiland, het huidige Engeland (de Angelsaksen). Daar verdreven ze de Keltische volkeren naar het westen. Landschapsnamen als Wessex (“West-Saksen”), Essex (“Oost-Saksen”), Sussex (“Zuid-Saksen”) en Middlesex (“Centraal-Saksen”) verwijzen nog naar de Saksische immigranten.
De Griek Ptolemaeus zou de naam Saksen voor het eerst gebruikt hebben, maar nu denkt men dat dit een misverstand is. De naam Saksen wordt voor het eerst genoemd in het werk van Eutropius voor het jaar 285. De vroegste hedendaagse en daarom betrouwbare vermelding van de Saksische naam komt uit een toespraak van de latere keizer Julianus (regeerde 361-363) uit het jaar 356. Hierin worden de Saksen ook beschreven als oorlogszuchtige zeelieden in het gebied tussen de Noordzee en het Engelse Kanaal. Daarom richtte de Romeinen een zwaar versterkte kustverdedigingslijn langs de zuid- en zuidoostkust van Groot-Brittannië en aan de Kanaalkust van Gallië met militaire kampen en marinestations; de zogenaamde Litus Saxonicum.
De Saksen leefden (vergelijkbaar met de andere Germaanse volken) in langhuis boerderijen. De zijwanden waren van vlechtwerk, besmeerd met klei of leem. Later werden ze ook wel Los Hoes genoemd. Nog weer later groeiden ze in de late middeleeuwen uit tot het grotere hallenhuis, dat vaak muren van het zogeheten vakwerk had, gevuld met bakstenen. Hoewel de term Saksische boerderij nog veel wordt gebruikt, is dat feitelijk onjuist. Hallenhuisboerderij is correcter. In het Gooi heb je ook dergelijke boerderijen, maar daar hebben nooit Saksen gewoond.