Ampsivariërs
De Ampsivariërs of Ampsivaren (Duits: Germaanse " Eems- mannen") was een Germaanse stam aan de rivier de Eems in wat nu Emsland in Duitsland is. In het midden van de eerste eeuw na Christus werden ze door de Chauken uit hun huizen verdreven. Vanaf het einde van de 4e eeuw werd de stam (van wat er van over was) opgenomen in het Frankische Rijk.
De Ampsivaren hebben weinig sporen nagelaten in de oude bronnen. Het is mogelijk dat de stam door Strabo († na 23 n.Chr.) werd genoemd als Kampsiërs of als Ampsans.
De Romein Tacitus († rond 120 n.Chr.) rapporteert tot in de kleinste details. In de Annalen beschrijft hij de mislukte pogingen van de Ampsivaren om in 58 na Christus nederzettingsland van de Romeinen te verkrijgen. De stam wordt niet genoemd in Tacitus' Germania.
Het bestaan van de stam in de 4e eeuw blijkt uit de Veronese Directory (Latijn: Laterculus Veronensis) , de kaart van Julius Honorius en misschien door de Peutinger kaart (daar mogelijk geregistreerd als vapii of varii); Volgens de Notitia dignitatum leverden de Ampsivaren hulptroepen. De laatantieke historicus Sulpicius Alexander noemt de Ampsivaren in de context van de gevechten tussen de Romeinen en de Franken aan het einde van de 4e eeuw.
Hun woongebied lag aanvankelijk tussen de Frisii in het noordwesten en de Chauken in het noordoosten. Waarschijnlijk verspreiden ze zich vanaf 12 v.Chr. Rond het midden van de eerste eeuw na Christus verdreven de Chauken dus de Ampsivarianen uit hun huizen. De stam, die dakloos was geworden, vroeg de Romeinen in 58 na Christus toestemming om zich te vestigen op de rechteroever van de Rijn in wat nu Nederland is, waarschijnlijk tussen de Vecht en de IJssel. De Romeinen claimden dit gebied als een ontvolkte bufferzone vóór de Rijngrens en waren niet bereid Germaanse nederzettingen toe te staan. De legioenen hadden al gewapend geweld gebruikt om delen van de Frisii die het gebied waren binnengedrongen, af te weren. Tacitus beschrijft de vruchteloze onderhandelingen die de bejaarde Prins Boiocalus van de Ampsivaren voerde met de Romeinse legaat Avitus. Deze verliepen slecht voor de Ampsivaren. Volgens Tacitus riepen de Ampsivaren de Bructeren, Tencteriërs en “de verder weg gelegen, geallieerde volkeren” als de Chamaven ten oorlog. Dit ging ten koste van vrijwel alle stammen.