Pytheas
Pytheas van Massalia (geboren c. 350 v.Chr.) was een Griekse geograaf, ontdekkingsreiziger en astronoom uit de Griekse kolonie Massalia (het huidige Marseille, Frankrijk) in de tijd van de Griekse oudheid. Hij maakte omstreeks 325 v.Chr. een verkenningsreis naar Noordwest-Europa, maar zijn verslag ervan dat in de oudheid algemeen bekend was, is niet bewaard gebleven en is nu alleen bekend door de geschriften van anderen. Het heette de Periplus en het was een soort scheepslogboek. Anderen geloofden dan ook zijn verslag niet. Dicaearchus is daar een voorbeeld van.
Op deze reis zeilde hij (met handelaren mee) en bezocht een aanzienlijk deel van het huidige Groot-Brittannië en Ierland. Hij was de eerste bekende wetenschappelijke bezoeker die het Noordpoolgebied, het poolijs en de Keltische en Germaanse stammen zag en beschreef. Hij is ook de eerste persoon die de middernachtzon beschrijft. Het theoretische bestaan van enkele noordelijke verschijnselen die hij beschreef, zoals een ijskoude zone, en gematigde zones waar de nachten erg kort zijn in de zomer en de zon niet ondergaat tijdens de zomerzonnewende, was al bekend. Evenzo hadden berichten over een land van eeuwige sneeuw en duisternis (het land van de Hyperboreeërs) en vreemde lichtverschijnselen (noorderlicht) de bewoners van de Middellandse Zee enkele eeuwen eerder bereikt.
Pytheas introduceerde het idee van het verre Thule in de geografische verbeelding, en zijn verslag van de getijden is het vroegst bekende dat de maan als oorzaak zou kunnen zijn van deze getijdebeweging.
Het reisverslag
Pytheas beschreef zijn reizen in een werk dat dus niet bewaard is gebleven; slechts fragmenten (stukjes) zijn bewaard gebleven en er zijn stukken geciteerd (door anderen aangehaald) door latere auteurs, waarvan het werk van Strabo (Geographica) het meest vertrouwd is. Plinius de oudere beschrijft stukken in Natural History en er zijn passages in het werk van Diodoros van Sicilië (Diodorus Siculus) in zijn beschrijvingen van de geschiedenis van Sicilië.
Pytheas zou dus de eerste gedocumenteerde zeeman van de Middellandse zee zijn die de Britse eilanden bereikte. Hoewel de Carthagers de straat van Gibraltar toen hadden afgesloten is Pytheas er doorgekomen of hij moet eerst over land hebben gereisd. In zijn verslag zouden plaatsen worden genoemd, die doen vermoeden dat hij door de straat van Gibraltar is gegaan en langs de Portugese kust heeft gevaren.
Pytheas geeft afstanden aan in zijn verslag, maar die werden in de tijd na hem als onwaarschijnlijk gezien. Toch zou het mogelijk om de omtrek (ongeveer een driehoek) van Groot Brittannië kunnen gaan. Mogelijk heeft Pytheas informatie van Timaeus van Locri overgenomen. Ook de beschrijving van de 'Britten' roept veel vraagtekens op. Volgens Strabo verwees Pytheas naar Groot-Brittannië als Bretannikē. Zijn verhaal lijkt het meest te verwijzen naar de Picten, de toenmalige bewoners van Groot-Brittanië. Het Romeinse woord Picti , "de Picten", betekent "geschilderd". De Britten waren de "mensen van vormen", met het gevoel voor vormen of afbeeldingen, waarvan men dacht dat ze verwijzen naar hun praktijk van tatoeëren of oorlogsschilderen. Hij beschrijft het land als koud en de talrijke inboorlingen, zegt hij, wonen in huisjes met rieten daken, slaan hun graan op in ondergrondse opslagplaatsen en bakken er brood van. Ze zijn "van eenvoudige manieren" ( ēthesin haplous ) en zijn tevreden met gewone kost. Ze worden geregeerd door vele koningen en prinsen die in vrede met elkaar leven. Hun troepen vechten vanuit strijdwagens, net als de Grieken in de Trojaanse oorlog.
Gebergten
Pytheas beschrijft enkele gebergten. Het voorgebergte (akrōtērion) van Kantion (Kent ?), ligt op 100 stadions, ongeveer 18 km van het land, maar de tekst is dubbelzinnig: "het land" kan zowel Groot-Brittannië als het continent zijn. Vier dagen varen daarna is een ander voorgebergte, Belerion, dat alleen Cornwall kan zijn, zoals Diodorus de driehoekige omtrek beschrijft en het derde punt is Orkas, vermoedelijk het hoofdeiland van de Orkney-eilanden. De inwoners van Cornwall waren betrokken bij het maken van tin-blokken. Ze ontgonnen het erts, smolten het en bewerkten het vervolgens in stukken in de vorm van knokkels, waarna het per wagen naar het eiland Ictis werd vervoerd, wat bij eb kon gebeuren. Kooplieden die het daar kochten, brachten het 30 dagen op paarden naar de rivier de Rhône, waar het naar de monding werd gedragen. Diodorus schreef later dat de inwoners van Cornwall beschaafd waren en vooral gastvrij voor vreemden vanwege hun omgang met buitenlandse kooplieden. De eerste schriftelijke verwijzing naar Schotland was in 320 voor Christus door Pytheas, die de noordpunt van Groot-Brittannië "Orka's" noemde, de bron van de naam van de Orkney-eilanden.
Thule, het uiterste noorden
Strabo vertelde, op basis van zijn tekst van Polybius, dat "Pytheas beweert dat hij persoonlijk de hele noordelijke regio van Europa tot aan de uiteinden van de wereld heeft verkend." Strabo geloofde het niet, maar hij legde uit wat Pytheas bedoelde met de uiteinden van de wereld. Thoulē , zei hij (nu gespeld als Thule ; Plinius de Oudere gebruikt Tyle) is het meest noordelijke van de Britse eilanden. Daar is de cirkel van de zomerkeerkring gelijk aan de poolcirkel.
Thule werd beschreven als een eiland dat zes dagen varen ten noorden van Groot-Brittannië, in de buurt van de bevroren zee ( pepēguia thalatta , "gestolde zee"). Plinius voegde eraan toe dat het midden in de zomer geen nachten had als de zon door het teken van de Krab ging (bij de zomerzonnewende), een bevestiging dat het zich op de poolcirkel bevindt. Pytheas heeft het ook over Berrice. Wat hij er precies mee bedoelde is onduidelijk. Mogelijk ging het om de Orkney-eilanden, de Shetland-eilanden of zelfs om Noorwegen. Thule was bevolkt en de grond werd bewerkt, aldus Pytheas. Strabo heeft het over gebruik van graanschuren.
Zowel Plinius als Strabo hebben het over een bevroren oceaan dat een dag zeilen van Thule vandaan lag. Pytheas heeft mogelijk het zogeheten pannenkoekenijs beschreven, wat lijkt op kwallen die hij vanuit zijn thuisland kende. Dit pannenkoekenijs is in het voorjaar nog altijd aanwezig in de Oostzee, in de buurt van de Zweedse kust.
Ontdekking van de Oostzee
Strabo zei dat Pytheas een verslag gaf van "wat zich achter de Rijn tot aan Scythia bevindt", waarvan hij, Strabo, dacht dat het niet klopte. Pytheas moet haast wel de Germaanse kust van de Oostzee hebben beschreven. Aan de hand van wat Pytheas in zijn Periplus beschrijft, bereikte hij waarschijnlijk de Wisla (rivier in Polen). Plinius schrijt: "Pytheas zei dat de Gutones, een volk van Duitsland, de oevers van een monding van de oceaan, Mentonomon genaamd, bewoonden". Waarschijnlijk heeft Pytheas het over de Goten. Een volk waar ook Göteborg naar vernoemd is.
Plaatsbepaling
De kijk van Pytheas en zijn tijdgenoten op de sterrenhemel is anders dan die van nu. Allereerst dacht met toen dat de aarde het middelpunt was. Nu weten we dat de zon het middelpunt is van ons zonnestelsel en dat de aarde in een baan om de zon gaat. Ook is in de afgelopen 2000 - 2500 de positie van de aarde ten opzichte van de sterren veranderd. Toch kan men met behulp van computermodellen als het ware in de tijd terug reizen en een beeld maken van de sterrenhemel van toen waarop Pytheas zich oriënteerde. Met eenvoudige middelen bepaalde hij zijn positie ook aan de hand van de sterrenbeelden van de dierenriem.
De stand van de zon (en de schaduw die het werpt) was een graadmeter voor positie ten opzichte van de evenaar waar die op z'n hoogst staat en waar de overgang van dag naar nacht heel snel gaat. Kom je noordelijker, dan staat de zon lager en is de overgang van dag naar nacht veel langzamer. Zomers (21 juni) staat de zon midden op de dag het hoogst. Aan de hand van dit soort gegevens werden er afstanden bepaald.
In zijn waarnemingen zag hij ook dat er een verband moest zijn met de getijden (eb en vloed) en de standen van de maan. Pytheas was de eerste die de getijden associeerde met de fasen van de maan.
Wat de werkelijke reis van Pytheas is geweest zullen we nooit te weten komen. Bijzonder is zijn verslag wel. Op de maan is er ook een krater naar hem vernoemd.
Links
- Hier is een link naar een Pytheas presentatie