Thomas van Aquino
Thomas van Aquino | |
Een altaarstuk van Thomas van Aquino in Ascoli Piceno, Italië,
door Carlo Crivelli (15e eeuw) | |
Algemene informatie | |
Naam voluit | Tommaso d'Aquino |
Bijnaam | Dokter Angelicus (de engelachtige dokter) |
Geboren | 28 januari 1225 |
Geboorteplaats | Roccasecca, Koninkrijk Sicilië |
Overleden | 7 maart 1274 (48-49 jaar),
Fossanova, Pauselijke Staten |
Nationaliteit | Koninkrijk Sicilië, nu Italië |
Beroep | Monnik, Theoloog, schrijver |
Werk | |
Jaren actief | ca. 1245-1274 |
Genre(s) | Commentaren op bijbel |
Invloeden | onder anderen Socrates, Plato, Aristoteles, Paus Gregorius I |
Bekende werken | Summa Theologiae, Summa contra Gentiles |
Portaal Literatuur |
Thomas van Aquino , (Italiaans: Tommaso d'Aquino), werd geboren op 28 januari 1225 in het Koninkrijk Sicilië (nu Italië) en overleed op 7 maart 1274 in de Pauselijke Staten (nu Noord Italië). Hij was een Italiaanse Dominicaanse monnik en priester, die een enorme invloedrijke filosoof, theoloog (godsdienst geleerde) en jurist (rechtsgeleerde) was in de traditie van de zogeheten scholastiek; hij staat binnen de scholastieke traditie bekend als de Dokter Angelicus (de engelachtige dokter), de Dokter Communis (dokter van het volk) en de Dokter Universalis (alleskunnende dokter). De naam van Aquino verwijst naar zijn voorouderlijke afkomst in het graafschap Aquino in het huidige provincie Lazio (met hoofdstad Rome), Italië. Hij was onder andere een prominent voorstander van natuurlijke theologie en de vader van een denkrichting (die zowel theologie als filosofie omvatte) die bekend staat als het thomisme.
Hij zei dat God de bron is van zowel het licht van de natuurlijke rede als het licht van het geloof.
Hij is beschreven als "de meest invloedrijke denker van de middeleeuwen" en "de grootste van de middeleeuwse filosoof-theologen."
Zijn invloed op het westerse denken is aanzienlijk, en veel van de moderne filosofie is afgeleid van zijn ideeën, met name op het gebied van ethiek, natuurrecht, metafysica (natuurkunde) en politieke theorie.
Levensloop
Thomas van Aquino werd hoogstwaarschijnlijk geboren in het kasteel van Roccasecca, in de buurt van Aquino, in die tijd gecontroleerd door het koninkrijk Sicilië. Hij werd geboren in de machtigste tak van de familie en Landulf van Aquino, zijn vader, was een man met aanzien, geld en land. Als ridder in dienst van keizer Frederik II bezat Landulf van Aquino de zogeheten titelmijlen. Thomas' moeder, Theodora Caracciolo behoorde tot de Rossi-tak van de Napolitaanse familie Caracciolo. Landulf's broer Sinibald was abt (hoofd-monnink) van Monte Cassino, het oudste benedictijnse klooster. Terwijl de rest van de zonen van de familie een militaire loopbaan nastreefden, was de familie van plan dat Thomas zijn oom Sinibald zou volgen in de abdij; dit zou een normale carrière zijn geweest voor een jongere zoon van Zuid-Italiaanse adel.
Op de leeftijd van vijf begon Thomas zijn vroege opleiding in Monte Cassino, maar nadat het militaire conflict tussen keizer Frederik II en paus Gregorius IX begin 1239 de abdij overspoelde, lieten Landulf en Theodora hun zoon Thomas inschrijven aan het onlangs opgerichte studium generale (soort universiteit), opgericht door keizer Frederik in Napels. Daar was Petrus de Ibernia zijn leraar in rekenen, meetkunde, astronomie en muziek. Het was hier dat Thomas waarschijnlijk kennis maakte met het werk van Aristoteles, Averroes en Maimonides, die allemaal zijn theologische filosofie zouden beïnvloeden. Het was ook tijdens zijn studie in Napels dat Thomas onder invloed kwam van John of St. Julian, een Dominicaanse predikant in Napels, die deel uitmaakte van de actieve inspanning van de Dominicaanse Orde om vrome volgelingen aan te trekken.
Op negentienjarige leeftijd besloot Thomas zich aan te sluiten bij de Dominicaanse Orde, die ongeveer 30 jaar eerder was opgericht. Thomas' verandering van orde beviel zijn familie helemaal niet. In een poging om Theodora's inmenging in Thomas' keuze te voorkomen, regelden de Dominicanen om Thomas naar Rome te verplaatsen, en van Rome naar Parijs. Op zijn reis naar Rome grepen zijn broers hem echter, in opdracht van Theodora, terwijl hij uit een bron dronk, en brachten hem terug naar zijn ouders in het kasteel van Monte San Giovanni Campano.
Thomas werd bijna een jaar lang gevangen gehouden in de familiekastelen van Monte San Giovanni en Roccasecca in een poging hem ervan te weerhouden de Dominicaanse gewoonte aan te nemen en hem ertoe aan te zetten zijn nieuwe ambitie op te geven. Politieke zorgen weerhielden de paus ervan Thomas' vrijlating te bevelen, wat tot gevolg had dat Thomas' gevangenschap verlengd werd. Thomas bracht deze tijd van beproeving door met het geven van bijles aan zijn zussen en het communiceren met leden van de Dominicaanse Orde.
Familieleden werden wanhopig om Thomas te ontmoedigen, die vastbesloten bleef om zich bij de Dominicanen aan te sluiten. Op een gegeven moment namen twee van zijn broers hun toevlucht tot de maatregel om een vrouw van lichte zede in te huren om hem te verleiden. Zoals opgenomen in de officiële documenten voor zijn heiligverklaring, joeg Thomas haar weg met een brandend stuk hout - waarmee hij een kruis op de muur schreef - en viel in een mystieke slaap; twee engelen verschenen aan hem terwijl hij sliep en zeiden: "Zie, wij doen u op bevel van God de gordel van kuisheid om, die u voortaan nooit meer in gevaar (verleiding) zal brengen.
In 1244, toen ze zag dat al haar pogingen om Thomas te ontmoedigen waren mislukt, probeerde Theodora de waardigheid van het gezin te redden en regelde ze dat Thomas 's nachts door zijn raam kon ontsnappen. In haar gedachten was een geheime ontsnapping uit het gevangenschap minder schadelijk dan een openlijke overgave aan de Dominicanen. Thomas werd eerst naar Napels gestuurd en daarna naar Rome om Johannes von Wildeshausen, de Generaal-Overste van de Dominicaanse Orde, te ontmoeten.
Werken in verschillende kloosters
Aan de universiteit van Parijs studeerde hij van 1245 tot 1248 bij Albertus Magnus, die hij vervolgens naar Keulen volgde. Van 1248 tot 1252 was hij daar leerling en assistent van Albertus. Vanaf 1252 was hij terug in Parijs, waar hij van 1252 tot 1256 zijn eerste lezingen hield over de zinnen van Peter Lombardus als baccalaureaat (soort toelatingsexamen voor de universiteit). Van 1256 tot 1259 doceerde hij in Parijs als meester in de theologie. In 1259 keerde hij terug naar Italië en gaf eerst in Napels les (wat echter niet zeker is) en daarna van 1261 tot 1265 als kloosterlector van het Dominicanenklooster in Orvieto. Van 1265 tot 1268 was hij een meester in Rome, waar hij aan de Summa Theologiae begon te schrijven. Van 1268 tot 1272 gaf hij voor de tweede keer les als meester in Parijs. Gedurende deze tijd werd een bijzonder groot aantal van zijn geschriften geschreven, waaronder de meeste Summa Theologiae en de meeste van zijn Aristoteles-commentaren. In het voorjaar van 1272 verliet hij Parijs. Van midden 1272 tot eind 1273 gaf hij les hij als meester in Napels.
Afgaande op de enorme hoeveelheid van zijn geschriften, is het gemakkelijk om de getuigenis van zijn hoofdsecretaris te geloven: dat Thomas aan drie of vier secretarissen tegelijk dicteerde. Volgens een anekdote die is overgeleverd in de tafellezing van Maarten Luther, had Thomas een ongewoon groot lichaam. Er was een gat in het tafelblad gezaagd zodat hij aan tafel kon zitten.
Overlijden
Thomas stierf op 7 maart 1274 in het Fossanova-klooster op weg naar het Tweede Concilie van Lyon. Op een bepaald punt in het hoofdstuk vagevuur (XX, 69) van zijn De goddelijke komedie (La Divina Commedia) geeft Dante aan dat Karel I van Anjou verantwoordelijk was voor de dood van Thomas. Hij volgt een gerucht - dat sindsdien is weerlegd - dat Thomas door Karel I of in zijn opdracht is vergiftigd. De Italiaanse historicus en politicus Giovanni Villani (IX 218) heeft het over een gerucht (si dice : "ze zeggen"), volgens welke Thomas werd vermoord door een van de artsen van de koning met vergiftigd snoep. Volgens dit verslag handelde de dokter niet namens de koning, maar met de bedoeling hem een plezier te doen omdat hij vreesde dat een lid van de familie van de graven van Aquino, die in opstand kwamen tegen Karel, op het punt stond te worden vermoord. In verschillende versies, die meestal aan Karel werden toegeschreven, werd het gerucht van de vergiftiging ook verspreid in de vroege Latijnse en lokale commentaren op Dante, die werden geschreven in de periode na Dante's dood. Tolomeo da Lucca , een voormalige leerling en biechtvader van Thomas, spreekt in zijn Historia ecclesiastica alleen van een ernstige ziekte onderweg bij aankomst in Campanië, maar geeft geen aanwijzingen voor een onnatuurlijke doodsoorzaak.
Heiligverklaring
Paus Johannes XXII verklaard Thomas heilig in 1323. In 1567 werd hij bevorderd tot de rang van kerkleraar (Latijn : doctores ecclesiae). Zijn botten werden op 28 januari 1369 overgebracht naar Toulouse, waar ze sinds 1974 rusten in de kerk van het Dominicaanse klooster Les Jacobins. Van 1792 tot 1974 werden ze begraven in de basiliek Saint-Serninll.
Denkbeelden
Onderstaande denkbeelden moeten gezien worden in zijn tijd:
Thomas is een van diegene die de man boven de vrouw stelt:
“ De vrouw is een blunder van de natuur [...] met haar overmaat aan vocht en haar lage temperatuur fysiek en mentaal inferieur [...] een soort verminkte, mislukte, onsuccesvolle man [...] de volledige realisatie van de menselijke soort is alleen de man. "
Ook is hij van mening dat de mens een onsterfelijke ziel heeft (een ziel wordt omschreven als het geheel van alle emoties en mentale processen bij de mens).
Volgens Thomas kan na afscheiding van het lichaam (bij het overlijden) de menselijke geest zijn hoofdactiviteiten nog steeds uitvoeren, namelijk denken en willen.
Steeds gaat het in zijn werken om God: alle andere dingen zijn relevant (van belang) voor zover ze betrekking op God hebben.
Thomas van Aquino betrok denken en geloven nadrukkelijk op elkaar. Hij was ervan overtuigd dat denken en geloven niet tegengesteld konden zijn.
Politiek
Politiek gezien zag hij de mens als een sociaal wezen dat in een gemeenschap moest leven. Voor de staat beveelt hij de monarchie aan als de beste regeringsvorm. Hier ziet hij de koning aan het hoofd van de staat zoals God aan het hoofd van de schepping staat. Toch ziet Thomas het priesterschap boven het koningschap; de paus staat als hoofd van de kerk boven de koning in geloofs- en zedenzaken.
In zijn optiek (zienswijze) was de scheiding van staat en kerk niet mogelijk. De staat moet bijvoorbeeld de doodstraf uitvoeren voor mensen die door de kerk wegens ketterij zijn veroordeeld. Dit vormt de basis voor de latere inquisitie (het bestrijden van de ketterij in de late middeleeuwen). Ook slavernij is volgens hem geoorloofd.
Veel van zijn denkbeelden zijn vandaag de dag nauwelijks te begrijpen, maar ze hebben een enorme invloed gehad. De Summa contra gentiles en in het bijzonder de Summa theologica zijn een hoogtepunt in het werk van Thomas. Zijn werk werd in de 19e eeuw door de Rooms-Katholieke Kerk uitgeroepen tot het fundament van de christelijke filosofie.
Velen vinden hem achterhaald, terwijl hij voor anderen dé katholieke theoloog bij uitstek is.