Anti-Revolutionaire Partij
Anti-Revolutionaire Partij (ARP) | |
Oprichting | 3 april 1879 |
Opheffing | 27 september 1980 |
Actief in | Nederland |
Richting | Centrum-rechts |
Stroming | Christendemocratie Sociaal-conservatisme Economisch liberalisme (oorspronkelijk) |
Oprichter(s) | Abraham Kuyper |
Overig | |
Wetenschappelijk bureau | Dr. A. Kuyper Stichting |
Jongerenorganisatie | ARJOS |
Europese fractie | Christen-Democratische Groep |
Opvolgende partij(en) | Christen-Democratisch Appèl (CDA) |
Afsplitsing(en) | Vrij-antirevolutionairen (VAR) Christen-Democratische Partij (CDP) Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) |
Portaal Politiek |
De Anti-Revolutionaire Partij (ARP) was een Nederlandse politieke partij die bestond tussen 1879 en 1980. Het was een christendemocratische, protestantse en conservatieve partij. De ARP werd opgericht door Abraham Kuyper en was de eerste politieke partij van Nederland. Voorheen werden leden altijd individueel gekozen. Het woord "anti-revolutionair" verwijst naar de Franse Revolutie. De ARP keerde zich namelijk tegen de waarden van de Franse Revolutie.
De ARP was lange tijd een van de grootste partijen van Nederland. De partij richtte zich voornamelijk op het gewone volk (kleine luyden) en vertegenwoordigde de protestantse zuil tijdens de Verzuiling. De meeste ARP-leden waren dan ook gereformeerd en de ARP was voornamelijk in Friesland, Overijssel, Zeeland en het platteland van Zuid-Holland goed vertegenwoordigd. De ARP heeft verschillende keren een premier geleverd. Zo waren Abraham Kuyper, Hendrikus Colijn, Pieter Sjoerds Gerbrandy, Jelle Zijlstra en Barend Biesheuvel allemaal ARP-leden.
Vanaf 1967 werkte de ARP meer samen met de Katholieke Volkspartij (KVP) en de Christelijk-Historische Unie (CHU). In 1980 besloten de drie partijen zichzelf samen te voegen tot het Christen-Democratisch Appèl (CDA). Dit betekende het einde van de partij.
Geschiedenis
Ontstaan
Al voor de oprichting van de ARP bestond het anti-revolutionairisme in Nederland. Dit is de naam voor iedereen die tegen de waarden van de Franse Revolutie waren. Voornamelijk de conservatieve Gereformeerde Kerk was hier tegenstander van. De Nederlandse politicus Guillaume Groen van Prinsterer maakte de anti-revolutionairen een echte beweging. Zij waren tegen de liberale neigingen binnen de kerk en de Nederlandse politiek.
Een van hun belangrijkste standpunten van de vrijheid van onderwijs. Oftewel, de ARP wilde dat publieke en religieuze scholen werden gelijkgesteld. Tijdens de 19e eeuw vond namelijk de Schoolstrijd plaats. In Nederland werd enkel openbaar onderwijs (scholen zonder religie) door de overheid betaald, terwijl het bijzonder onderwijs (scholen met een religieuze grondslag) dit niet werden. O.a. veel anti-revolutionairen wilden dat bijzonder onderwijs ook door de overheid werd bepaald. Hierdoor konden inwoners van Nederland kiezen of ze hun kind naar een niet-religieuze (openbare), protestantse of katholieke school stuurden. Nederland was toentertijd ook verzuild in vier groepen (protestanten, katholieken, socialisten en liberalen). Deze hadden allemaal hun eigen sportclubs, kranten, etc. Eigen scholen pasten volgens de anti-revolutionairen in dit beeld. De politieke discussie hierover werd de Schoolstrijd genoemd. Deze kwam overigens pas in 1922 aan een einde toen de vrijheid van onderwijs werd ingevoerd.
De jonge theoloog Abraham Kuyper was erg beïnvloed door Groen van Prinsterer. Op 3 april 1879 richtte hij daarom de ARP op, wat de eerste landelijke politieke partij in Nederland was.
19e eeuw
De ARP kreeg al snel meer aanhang onder protestanten. Deze verzetten zich ook tegen de liberale houding van de Nederlands-Hervormde Kerk. Zij splitsten zich uiteindelijk af in de Gereformeerde Kerken Nederland. De protestantse zuil kreeg ondertussen ook een eigen universiteit (de Vrije Universiteit Amsterdam) en een eigen krant (De Standaard). Het belangrijkste standpunt voor de ARP was de gelijkschakeling van openbaar en bijzonder onderwijs. Hiervoor wilde ze samenwerken met de katholieken.
In 1879 werden 13 ARP-leden tot de Tweede Kamer gekozen (die toentertijd nog uit 100 leden bestond). Tussen 1879 en 1884 begon het zetelaantal te groeien tot 21. In 1886 behaalde de ARP ook haar eerste zetel in de Eerste Kamer. Na de verkiezingen van 1888 won de partij 27 zetels en vormde een regering met de katholieken en conservatieven onder premier Æneas Mackay. Toch werden veel regeringsplannen tegengehouden door de liberalen die een meerderheid hadden in de Eerste Kamer. Het kabinet-Makcay viel dan ook in 1891.
Na de nieuwe verkiezingen verloor de ARP zes zetels en de confessionele partijen hadden geen meerderheid meer. De nieuwe regering van de liberale premier Gijsbert van Tienhoven stelde voor om het censuskiesrecht te versoepelen. Hierdoor werd het mogelijk voor alle mannen boven de kiesleeftijd om te stemmen. Voorheen konden alleen mannen die rijk genoeg waren stemmen (wat slechts een klein gedeelte van de bevolking was). Het grootste gedeelte van de ARP was hier voorstander van, aangezien de ARP opkwam voor het gewone volk. Toch stemde een klein gedeelte onder leiding van Alexander de Savornin Lohman tegen. Hij en partijleider Abraham Kuyper kregen zelfs ruzie.
Alexander de Savornin Lohman splitste zich in 1898 af van de partij en richtte de vrij-antirevolutionairen op. In 1908 ging deze partij weer op de Christelijk-Historische Unie (CHU). De CHU was tegen het algemeen kiesrecht en ook feller tegenover katholieken dan de ARP.
1901-1945
Tijdens de verkiezingen van 1901 won de ARP 23 zetels. De ARP ging samen een regering vormen met de groep van De Savornin Lohman en de katholieken onder leiding van premier Abraham Kuyper. Tijdens de verkiezingen van 1905 verloor Kuyper zijn eigen zetel in het parlement. Hierdoor werd Theo Heemskerk de nieuwe leider van de ARP. Kuyper kwam in 1908 terug in de Tweede Kamer, maar verlaatte deze opnieuw in 1912. Tijdens de verkiezingen van 1913 leed de ARP een grote nederlaag, waarbij het de helft van zijn zetels verloor. Toch bleef de ARP een belangrijke rol spelen. Onder de regering van de liberale premier Cort van der Linden werden twee belangrijke kwesties opgelost. Het vrouwenkiesrecht en de vrijheid van onderwijs werden beide ingevoerd in 1917.
Na de verkiezingen van 1918 vormde de ARP een regering onder de katholieke premier Charles Ruijs de Beerenbrouck. Dit was een belangrijke kwestie binnen de partij. Het zorgde zelfs voor de oprichting van de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) die tegen het vrouwenkiesrecht en samenwerking met de katholieken was. Ook begon de ARP-stemmer te veranderen, aangezien veel "kleine luyden" geen ARP meer stemden. Vanaf toen speelden de religieuze conflicten tussen de ARP en de CHU een belangrijkere rol.
In 1922 werd Hendrikus Colijn de nieuwe leider van de ARP. Als voormalig minister van Defensie waren het leger en fiscaal-conservatisme belangrijk voor hem. De ARP begon eerst te groeien, maar verloor weer zetels tijdens de jaren 1920. Tijdens de Grote Depressie van de jaren 1930 werd de ARP plots weer populair. Colijn werd hierdoor in 1933 premier, maar was niet instaat de economische crisis op te lossen. Toch won de ARP zetels en Colijn bleef regeren tot 1939. Hij werd toen opgevolgd door premier Dirk Jan de Geer van de CHU. De ARP zat ook in deze regering.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtte koningin Wilhelmina en de Nederlandse regering naar Londen. Hier werd de regering geleid door ARP-politicus Pieter Sjoerds Gerbrandy tot aan het einde van de oorlog in 1945. De ARP speelde een belangrijke rol in het Nederlandse verzet.
1945-1980
Na de Tweede Wereldoorlog keerde ARP terug in de politiek, maar de hoogtijdagen van de partij waren voorbij. In 1946 verloor de partij zetels. De ARP was tegen de dekolonisatie van Nederlands-Indië, terwijl de Partij van de Arbeid en de Katholieke Volkspartij hier voorstander van waren. De ARP bleef hier geïsoleerd en in 1948 splitste ook het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) zich van de partij af. De GPV wist pas in 1963 zetels in de Tweede Kamer te behalen en ging in 2003 op in de ChristenUnie.
Pas in 1952 werd de ARP opnieuw onderdeel van de regering onder PvdA-politicus Willem Drees. De ARP, CHU, KVP en PvdA vormden tijdens de jaren 1950 regeringen. De ARP, CHU en KVP begonnen in deze periode ook meer samen te werken. Tussen 1959 en 1963 was ARP-politicus Jan de Quay kort premier. Hij werd opgevolgd door ARP'er Victor Marijnen na de verkiezingen van 1963, maar de regering viel twee jaar later. De ARP bleef onderdeel van de regering die nu geleid werd door KVP-politicus Jo Cals. In 1967 verklaarden de ARP, KVP en CHU dat de partijen samen zouden blijven regeren. Veel jongere ARP'ers wilde juist dat de partij ging samenwerken met de PvdA. Tijdens de verkiezingen van 1971 verloren de drie partijen allemaal zetels. De drie christelijke partijen kregen te maken met competitie van de Partij Politieke Radicalen (PPR), waar veel progressieve ARP- en KVP-leden naartoe waren overgelopen.
Toch werd ARP-leider Barend Biesheuvel premier. Twee jaar later viel het kabinet en de drie christelijke partijen verloren opnieuw zetels. De ARP en KVP werden nu onderdeel van de regering van PvdA-leider Joop den Uyl in 1973. Deze regering zorgde voor veel conflicten. In 1974 begonnen de ARP, KVP en CHU de stappen om samen één partij te worden. De partijen deden in 1977 mee aan de verkiezingen onder de naam Christen-Democratisch Appèl (CDA). Het CDA zou uiteindelijk een regering vormen de VVD onder Dries van Agt. In 1980 gingen de ARP, KVP en CHU officieel op in het CDA. De ARP hield hierdoor (als oudste Nederlandse partij) op met bestaan.
Niet iedereen was het eens met de fusie en de samenwerking van de VVD. In 1981 werd daarom de Evangelische Volkspartij (EVP) opgericht die tussen 1982 en 1985 één zetel had. Deze partij ging uiteindelijk op in GroenLinks.
Ideologie
De ARP was oorspronkelijk een orthodoxe protestantse partij. De meeste stemmers van de ARP was lid van de Gereformeerde Kerken Nederland. De ARP was op sociaal vlak conservatief. Zo was de partij tegen abortus, euthanasie, echtscheidingen, het verplichten van vaccinaties en het mixen van meisjes en jongens op school. De overheid moest de Nederlandse normen en waarden in stand houden. Deze waarden en normen waren volgens de ARP door de Bijbel beïnvloed. Daarnaast was de ARP een nationalistische partij. Het wilde van Nederland een neutraal land maken en wilde Indonesië als kolonie behouden. Ook de ARP een voorstander van de monarchie en zag deze als verbindende factor. Daarnaast was de partij tegenstander van democratische vernieuwing, zoals de invoering van het referendum en het afschaffen van de Eerste Kamer.
De ARP was op economisch vlak oorspronkelijk een liberale partij. De overheid moest zich weinig met de economie bemoeien. Dit veranderde na de Tweede Wereldoorlog toen de ARP vond dat de verzorgingsstaat moest worden uitgebreid. Ook werd de partij voorstander van ontwikkelingshulp aan het buitenland. Tijdens de jaren 1960 en 1970 werd de partij dan ook een stuk linkser om meer jonge stemmers aan te trekken.
Gallerij
Christen-Democratisch Appèl · (CDA) | |||
---|---|---|---|
Partijleiders: Van Agt · Lubbers · Brinkman · Heerma · De Hoop Scheffer · Balkenende · Verhagen · Van Haersma Buma · De Jonge · Hoekstra · Bontenbal Fractievoorzitters Tweede Kamer: Van Agt · Aantjes · Lubbers · Van Agt · Lubbers · De Vries · Brinkman · Enneüs Heerma · De Hoop Scheffer · Balkenende · Verhagen · Van Geel · Van Haersma Buma · Pieter Heerma · Hoekstra · Pieter Heerma · Henri Bontenbal |