Belle époque
De belle époque betekent mooie tijd in het Frans. Het was een periode in de Franse, Belgische en deels Europese geschiedenis aan het eind van de 19e eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de grote oorlog, ook wel de Eerste Wereldoorlog genoemd, sprak men in België van een gouden tijdperk.
Het Begin
Over het precies begin van de belle époque is niemand zeker. Het is moeilijk een exacte datum te bepalen omdat er veel verschillende maatschappelijke aspecten los van elkaar ontstonden. Men vermoed rond het jaartal 1870. Echter zijn er ook bewijzen dat in 1870 er ook belangrijke elementen uit de belle époque tijd nog ontbraken, waardoor er twijfel is. Anderen zeggen dan weer dat het begon in 1889 omdat in dat jaar de wereldtentoonstelling in Parijs plaats vond. waarbij tal van gebouwen, monumenten, parken, een stuk van Seine (rivier in Frankrijk) en straten tentoongesteld werden, waaronder het belangrijkste monument de Eiffeltoren. Het was het centrale symbool van de wereldtentoonstelling, omdat in dat jaar de bouw van de Eifeltoren klaar was en diende als toegangspoort tot de wereldtentoonstelling.
Sociale economische veranderingen
De belle époque was een tijd waarbij welvaart erg voorop stond. Welvaart betekent het groeien van middelen voor de steeds grotere behoeften van de mens. Welvaart betekent dus rijk zijn aan middelen. Een mens kan dan een huis of voertuig kopen of zelfs op vakantie gaan.
Het was ook een tijd waarin er een grote groei was aan kunst, wetenschap en maatschappelijk rust (rust tussen het samenleven van mensen in openbare ruimten en gelegenheden). Echter bracht de gruwel van de eerste wereldoorlog hieraan een vreselijk eind.
Tijdens de belle époque nam de koopkracht toe, wat dan weer goed was voor de economie:
- De industrie in grote gebieden meer verschillende producten kon produceren.
Dit had grote gevolgen op sociaal vlak:
- Arbeidsomstandigheden verbeterden enorm, zo nam vrouwenarbeid af en kinderarbeid werd bij wet verboden.
- Arbeiders ontvingen hogere lonen waardoor ze zich een betere levensstijl konden veroorloven. Dit wilde natuurlijk niet zeggen dat er geen armoede meer was.
- Het verschil tussen mannen en vrouwen werd ook steeds kleiner, al waren er wel nog steeds specifieke activiteiten op openbaar domein enkel voor mannen.
- De middenklasse en nieuwe rijken kwamen in opmars. De nieuwe middenklasse zorgde voor een nieuwe soort koopkracht, zij kregen ook oog voor kunst en luxeproducten, een markt die voordien enkel voor de rijken weggelegd was.
- Grootwarenhuizen en horecazaken schoten als paddenstoelen uit de grond.
- Mensen gingen zich kleden volgens de nieuwste modetrends.
- Nieuwe vormen van vrijetijdsbesteding deden hun intrede.
Toerisme
Toerisme was een vorm van vrijetijdsbesteding en groeide aanzienlijk tijdens de belle époque, dit bestond echter al langer maar was enkel voorbehouden voor de rijken. In de Belle Epoque raakte ook het grote volk of de middenklasse meer en meer gewonnen voor deze activiteit. Vele landen en steden speelden hier erg op in met behulp van
- Reclamecampagnes
- Ansichtkaarten
- Organiseren van wereldtentoonstellingen en andere grootschalige culturele activiteiten.
Door die grote nieuwe toestroom aan toeristen werd in heel Europa, zowel in steden als in bosrijke en berggebieden meer spoorwegen en hotels aangelegd. Ook voor de rijken evolueerde het toerisme opnieuw. Staatshoofden gingen investeren in grote buitenhuizen en kastelen, waar ze ook regelmatig gasten ontvingen.
België was een groot voorbeeld van de vernieuwde toeristische activiteit. Zo werd onder leiding van Koning Leopold II de Belgische kust, Brussel en de Ardennen in de verf gezet. Er kwamen:
- Verschillende museums
- Nieuwe spoorwegstations
- Meer en nieuwe spoorlijnen
- Theaters
- En opnieuw nieuwe hotels bij.
Ook werden er toen vele ansichtkaarten uit heel België gemaakt. Het toerisme was vaak ook een statussymbool. Het verzamelen van souvenirs van reizen werd erg belangrijk geacht.
Sport
Een andere populaire vrijetijdsbesteding was sport. Mensen gingen in de Belle Epoque ook actief aan lichaamsbeweging doen als vrijetijdsbesteding. Zoals het berijden van een Hoge Bi, dit is de voorhanger van de hedendaagse fiets met een groot voorwiel en klein achterwiel. Naast het zelf beoefenen van sport werd ook het toeschouwen van sportevenementen erg populair. Meestal waren dit lokale gebeurtenissen, zoals kaatsen, maar ook grote sportevenementen, die tot op de dag van vandaag bestaan, zagen het levenslicht in de belle époque. De eerste moderne Olympische spelen vonden plaats in 1896 in Athene en de Tour de France werd voor de eerste maal in 1903 gereden.
Technologie
Tijdens de belle époque ondervonden in een recordtempo reeds bestaande uitvindingen een sterke golf van vernieuwing, dit vooral voor technologische vernieuwingen in de industrie die voortdurend opzoek was naar betere productiemethoden. Ook ontdekte men tal van nieuwe uitvindingen. Die hun weg vonden aan een razendsnel tempo naar het maatschappelijk leven en zorgden voor een aanzienlijk beter levenscomfort:
- Elektrische verlichting en verwarming in huizen werden stilaan de norm
- Hetzelfde geldt voor de schrijfmachine en telefonie
- De fotografie evolueerde van een moeilijk en gebruiksonvriendelijk, naar een eenvoudig dat weldra ook zijn weg vond naar de particulier.
- De auto was een verbetering op de paardentransport
- Het vliegtuig
- Treinreizen werd luxueuzer en comfortabeler.
- In de steden was er de opkomst van de elektrische tram die een beter alternatief was dan de oude paardentram of de stoomtram.
- Ondergronds werd de metro een nieuwe transportmiddel in grote wereldsteden als Londen en Parijs.
Ook was de belle époque het tijdperk van de luchtvaart, met onder andere de uitvinding van het vliegtuig en de zeppelin.
Politiek
Tijdens de belle époque was er ook de fin de siècle (Frans voor 'eind van de eeuw') is een stijlperiode aan het eind van de 19e eeuw en begin van de 20ste eeuw die samen met de periode bekendstaat als de gewapende vrede. Een gewapende vrede is een tijd van vrede, terwijl er zo weer oorlog kan komen. Gewoon omdat de landen of partijen nog steeds boos op elkaar zijn, en het nog niet met elkaar eens zijn. Er was dus niet alleen economische maar ook militaire stabiliteit. Conflicten (al dan niet slapend) waren dan wel niet uitgesloten, maar vanaf de jaren 1870 kende Europa tot aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog geen grote conflicten meer.
Culturele veranderingen
De gewapende vrede tijden de fin de siècle die voor standvastigheid zorgde binnen het samenleven, zorgde voor een goed ontwikkelen van de kunst. Een belangrijk voordeel hieraan was het ook goed op gang gekomen toerisme, waardoor vele steden en landen zichzelf gingen "verkopen" door middel van:
- grootschalige kunsttentoonstellingen
- opvallende architectuur
- en het benadrukken van landschappelijke troeven.
Op kunstvlak gingen kunstenaars op zeer eigenzinnige manier nieuwe kunstvormen ontwikkelen, die ook meer en meer abstract werd, ze verschilden in de al bestaande of gangbare stijlen. De meest bekende voorbeelden hiervan zijn:
- de jugendstil
- het impressionisme
- en het kubisme.
Architectuur
Algemeen
De architectuur uit deze periode wordt gekenmerkt door de bouw van vele monumenten in verschillende steden over heel Europa. Veel van deze gebouwen werden gebouwd als project om goeie reputatie te bekomen binnen een land. Het gaat hier dan om gebouwen zoals:
- musea
- theaters
- treinstations
- paleizen
- luxehotels
- monumenten
- en tentoonstellingsgebouwen.
Onder meer het
- Station Antwerpen-Centraal
- de Eiffeltoren
- het Jubelpark te Brussel
- de Basilique du Sacré-Cœur op Montmartre zijn hier bekende voorbeelden van.
Art nouveau
Ook de eerder kleinere architectuur kende grote vernieuwing vanaf de jaren 1890. Vooral de komst van de art nouveau, een stijl die gerekend wordt tot de jugendstil, valt enorm op. Deze stijl wordt gekenmerkt door asymmetrische architectuur, waarbij veel gebruik wordt gemaakt van metalen elementen. Ook in het interieur van deze huizen komen de typische art-nouveaustructuren vaak terug. Deze stijl werd niet alleen toegepast in de huizenbouw, maar ook in meubels, vazen en andere kunstvoorwerpen. De art nouveau kent zijn hoogtepunt rond de eeuwwisseling, wanneer de stijl ook in de openbare architectuur erg populair wordt en zich massaal verspreidt over heel Europa. Brussel, en met uitbreiding België, vormde het centrum van deze stijl, met enkele wereldbefaamde architecten als Victor Horta en Henry Van de Velde. Ook in Wenen, Barcelona en Parijs sloten veel architecten en kunstenaars zich bij deze stijl aan. De art nouveau kende geen erg lang leven. Na de Eerste Wereldoorlog in 1918 werden er haast geen gebouwen in deze stijl meer gebouwd. Een andere stijl, de art deco, begon daarna aan een opmars.
Beeldende kunst
Fotografie en cinema
De meest opvallende vernieuwing op vlak van beeldende kunsten is de ontwikkeling van de film. De volgende uitvindingen kwamen in de belle époque tot stand die hierop grote invloed hadden:
- De cinematograaf in 1895 door de gebroeders Lumière, Hoewel ze niet de uitvinders van de film zijn zijn ze de eersten die met dit toestel film aan het brede publiek voorstelden en waardoor de film enorm populair werd.
- De kinetoscoop in 1888, door uitvinding Thomas Alva Edison die tal van andere heeft op uitvindingen op zijn naam heeft.
De eerste films waren echter slechts banale fragmentjes, zonder verhaal. Goochelaar Georges Méliès, net als de gebroeders Lumières, een Fransman, bracht hierin verandering. Rond de eeuwwisseling begon hij met het maken van korte films, waarbij hij als eerste gebruik maakte van verhaallijnen, indrukwekkende decors, montage en speciale effecten. Ook hij werd hiermee erg populair, al moest hij later het onderspit delven tegen de concurrentie van de Amerikaanse film. Vele regisseurs volgden zijn voorbeeld en betekenden de opmars van de cinema in de wereld.
Ook de fotografie als kunstvorm kwam op in de belle époque. Daarnaast werden er rond de eeuwwisseling massaal postkaarten gedrukt met daarop afbeeldingen van bekende stadsgezichten, landschappen en monumenten, bedoeld als souvenir voor toeristen en om de stad in het buitenland aan te prijzen.
Schilderkunst
Het fin de siècle wordt onlosmakelijk geassocieerd met het impressionisme. Vele kunstenaars gingen zich in deze periode afstand nemen van de meer gangbare schilderstijlen en vooral van de romantiek, die in de 19de eeuw erg populair was geweest. Kunstenaars als Renoir en Monet lieten de impressie primeren op de realistische weergave.
Muziek
De verspreiding van de muziek kende door Thomas Alva Edisons fonograaf een grote opmars. Het werd namelijk mogelijk om muziek te verspreiden via cilindervormige dragers die op de fonograaf konden afgespeeld worden. De grammofoonplaat ontstond pas later in zijn huidige vorm.
Uitgaansleven
De belle époque markeerde tevens het ontstaan van cabaret en de dans cancan, die zeer populair was in de Parijse nachtclub Moulin Rouge.
Het einde
Aan het mooie tijdperk kwam in 1914 vrij abrupt een einde door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Aan de vooravond van dit conflict bloeide de maatschappij nog. Voor velen kwam de oorlog, waarvan bovendien gedacht werd dat hij kortstondig zou zijn, erg onverwacht. Al vlug maakte de oorlog door hongersnood, inflatie en bezetting een einde aan de luxe en de welvaart. Velen die een zorgeloos leven leidden in de belle époque kregen nu ook te maken met sociale miserie, armoede en honger. Hierdoor gingen deze mensen al snel nostalgisch verlangen naar de periode van welvaart die voorafging aan de miserie. Zo ontstond de term belle époque. De oorlog maakte evenwel niet geheel een einde aan de levensstijl. Hoewel vaak sterk beperkt, bleven schilders, muzikanten en theaters actief. De cultuurontwikkeling had wel te lijden onder de oorlog. Personen die het zich konden permitteren kleedden zich nog steeds volgens de laatste mode. Tot op bepaalde hoogte organiseerde de Duitse bezetter opnieuw culturele en maatschappelijke activiteit en ook het toerisme, binnen bezet gebied, verdween niet helemaal. De Europese welvaart van toen was wel volledig verdwenen, terwijl die in Amerika in een stroomversnelling kwam. Na de oorlog keerde de welvaart stilaan terug en begon een nieuw tijdperk van economische welvaart, het interbellum, dat tot de crisis van de jaren 1930 met de grootste economische crisis van de 20e eeuw en de Tweede Wereldoorlog duurde.