Chinese geschiedenis: verschil tussen versies
Regel 129: | Regel 129: | ||
=== Sui-dynastie (581-618 na Chr.) === |
=== Sui-dynastie (581-618 na Chr.) === |
||
+ | {{Zie hoofdartikel|Sui-dynastie}} |
||
De kortdurende Sui-dynastie was toch een belangrijke periode in de Chinese geschiedenis. Gesticht door keizer ''Wen'' in 581 in opvolging van de noordelijke ''Zhou'' , veroverden de ''Sui'' de zuidelijke ''Chen'' in 589 om China weer te herenigen, waarmee een einde kwam aan drie eeuwen van politieke verdeeldheid. De ''Sui'' waren de pioniers van veel nieuwe instellingen, waaronder het regeringssysteem van Drie departementen en zes ministeries, ze hielden keizerlijke examens voor het selecteren van ambtenaren onder gewone mensen, terwijl ze de systemen van het zogeheten ''fubing-systeem'' (reserve militairen) van de legerdienstplicht en het ''landvereffeningssysteem'' verbeterden (was een systeem van landeigendom en -verdeling in China). Dit beleid, dat door latere dynastieën werd aangenomen, zorgde voor een enorme bevolkingsgroei en zorgde voor een enorme rijkdom voor de staat. Gebruik van gelijke munten werden gedwongen ingevoerd door het verenigde rijk. Het boeddhisme wortelde als een belangrijke godsdienst en werd officieel ondersteund. Sui China stond bekend om zijn talrijke grote bouwprojecten. Het ''Grote Kanaal'', bedoeld voor het verschepen van graan en het transporteren van militaire troepen, werd aangelegd en verbond de hoofdsteden ''Daxing'' ([[Chang'an]]) en [[Luoyang]] met de rijke zuidoostelijke regio en via een andere route met de noordoostelijke grens. De Grote Muur werd ook uitgebreid, terwijl een reeks militaire veroveringen en diplomatieke en militaire verplaatsingen de grenzen verder kalmeerden. De massale invasies van het Koreaanse schiereiland tijdens de Goguryeo-Sui-oorlog mislukten echter rampzalig, wat leidde tot wijdverbreide opstanden die leidden tot de val van de Sui-dynastie. |
De kortdurende Sui-dynastie was toch een belangrijke periode in de Chinese geschiedenis. Gesticht door keizer ''Wen'' in 581 in opvolging van de noordelijke ''Zhou'' , veroverden de ''Sui'' de zuidelijke ''Chen'' in 589 om China weer te herenigen, waarmee een einde kwam aan drie eeuwen van politieke verdeeldheid. De ''Sui'' waren de pioniers van veel nieuwe instellingen, waaronder het regeringssysteem van Drie departementen en zes ministeries, ze hielden keizerlijke examens voor het selecteren van ambtenaren onder gewone mensen, terwijl ze de systemen van het zogeheten ''fubing-systeem'' (reserve militairen) van de legerdienstplicht en het ''landvereffeningssysteem'' verbeterden (was een systeem van landeigendom en -verdeling in China). Dit beleid, dat door latere dynastieën werd aangenomen, zorgde voor een enorme bevolkingsgroei en zorgde voor een enorme rijkdom voor de staat. Gebruik van gelijke munten werden gedwongen ingevoerd door het verenigde rijk. Het boeddhisme wortelde als een belangrijke godsdienst en werd officieel ondersteund. Sui China stond bekend om zijn talrijke grote bouwprojecten. Het ''Grote Kanaal'', bedoeld voor het verschepen van graan en het transporteren van militaire troepen, werd aangelegd en verbond de hoofdsteden ''Daxing'' ([[Chang'an]]) en [[Luoyang]] met de rijke zuidoostelijke regio en via een andere route met de noordoostelijke grens. De Grote Muur werd ook uitgebreid, terwijl een reeks militaire veroveringen en diplomatieke en militaire verplaatsingen de grenzen verder kalmeerden. De massale invasies van het Koreaanse schiereiland tijdens de Goguryeo-Sui-oorlog mislukten echter rampzalig, wat leidde tot wijdverbreide opstanden die leidden tot de val van de Sui-dynastie. |
||
[[Categorie:Geschiedenis van China]] |
[[Categorie:Geschiedenis van China]] |
Versie van 25 mei 2022 13:55
Werk in uitvoering! Aan dit artikel wordt de komende uren of dagen nog gewerkt. Belangrijk: Laat dit sjabloon niet langer staan dan nodig is, anders ontmoedig je anderen om het artikel te verbeteren. De maximale houdbaarheid van dit sjabloon is twee weken na de laatste bewerking aan het artikel. Kijk in de geschiedenis of je het artikel kunt bewerken zonder een bewerkingsconflict te veroorzaken. |
Dit artikel is nog niet af. |
De vroegst bekende schriftelijke verslagen van de Chinese geschiedenis dateren al van 1250 voor Christus.
Inleiding
De schriftelijke verslagen van de Shang-dynastie (ca. 1600-1046 voor Christus), beschrijven het bewind van koning Wu Ding als de 21e koning van Shang. Daarvoor was er dus ook al een dynastie. Oude historische teksten zoals het Documentenboek (vroege hoofdstukken, 11e eeuw v. Chr.), de Bamboe Annalen (ca. 296 v. Chr.) en de Geschriften van de grote historici (ca. 91 v. Chr.) vermelden en beschrijven een Xia-dynastie (c. 2070-1600 voor Christus) vóór de Shang, maar er is geen geschrift bekend uit die periode, en Shang-geschriften wijzen niet op het bestaan van de Xia. De Shang regeerde in de Gele Rivier-vallei, die algemeen wordt beschouwd als de bakermat van de Chinese beschaving. Neolithische beschavingen zijn echter ontstaan in verschillende culturele centra langs zowel de Gele Rivier als de Yangtze-rivier. Deze beschavingen van de Gele Rivier en de Yangtze ontstonden duizende jaren vóór de Shang. Met duizenden jaren aan ononderbroken geschiedenis, is China één van de oudste beschavingen ter wereld en wordt het beschouwd als één van de bakermaten van de beschaving.
De Zhou-dynastie (1046-256 voor Christus) verving de Shang en er kwam het concept (idee) dat de heerser door god aangewezen was. De centrale Zhou-regering begon in de 8e eeuw voor Christus te verzwakken als gevolg van druk van binnenuit en buitenaf, en het land versplinterde uiteindelijk in kleinere staten tijdens de lente- en herfstperiode (was een periode in de Chinese geschiedenis van ongeveer 770 tot 476 v. Chr.). Deze staten en staatjes werden onafhankelijk en vochten met elkaar in de volgende oorlogvoerende staten periode. Veel van de traditionele Chinese cultuur, literatuur en filosofie ontwikkelde zich voor het eerst tijdens die moeilijke tijden.
In 221 v.Chr. veroverde Qin Shi Huang de verschillende oorlogvoerende staten en creëerde voor zichzelf de titel van Huangdi of " keizer " van de Qin, wat het begin markeerde van het keizerlijke China, de Qin-dynastie. De onderdrukkende regering viel echter kort na zijn dood en werd verdrongen door de langer bestaande Han-dynastie (206 v.Chr. - 220 n.Chr.). Opeenvolgende dynastieën ontwikkelden bureaucratische bestuursvormen die de keizer in staat stelden uitgestrekte gebieden rechtstreeks te controleren. In de 21 eeuwen van 206 voor Christus tot 1912 na Christus werden routinematige administratieve taken uitgevoerd door een speciale elite van hoge en geleerde-ambtenaren. Jonge mannen, goed thuis in kalligrafie, geschiedenis, literatuur en filosofie, werden zorgvuldig geselecteerd door middel van moeilijke overheidsexamens. De laatste dynastie van China was de Qing-dynastie (1644-1912), die in 1912 werd vervangen door de Republiek China (nu Taiwan) en vervolgens in 1949 op het vasteland door de Volksrepubliek China. De Republiek China trok zich in 1949 terug op het eiland Taiwan. Zowel de Volksrepubliek China (VRC) als de Republiek China (ROC) beweren momenteel de enige echte regering van China te zijn, wat resulteert in een voortdurend geharrewar, zelfs nadat de Verenigde Naties de VRC erkende als de regering die China vertegenwoordigt op alle VN-conferenties in 1971. Hong Kong en Macau droegen in 1997 en 1999 de soevereiniteit over van respectievelijk het Verenigd Koninkrijk en Portugal aan China en werden speciale administratieve regio's (SAR's) van de VRC.
De Chinese geschiedenis is afgewisseld tussen perioden van politieke eenheid en vrede, en perioden van oorlog en een mislukte staat - de meest recente was de Chinese burgeroorlog (1927-1949). China werd af en toe gedomineerd door steppevolken, van wie de meesten uiteindelijk werden opgenomen in de Han-Chinese cultuur en bevolking. Tussen tijdperken van meerdere koninkrijken en krijgsheren hebben Chinese dynastieën over delen van of heel China geregeerd; in sommige tijdperken strekte de controle zich uit tot Xinjiang, Tibet en Binnen-Mongolië, zoals nu. Traditionele cultuur en invloeden uit andere delen van Azië en de westerse wereld (mede door immigratie-golven, culturele aanpassing, uitbreiding en buitenlands contact), vormen de basis van de moderne cultuur van China.
Prehistorie
Paleolithicum
Wat nu China is, werd meer dan een miljoen jaar geleden bewoond door Homo erectus. Recent onderzoek toont aan dat de stenen werktuigen die op de vindplaats Xiaochangliang zijn gevonden gedateerd zijn op 1,36 miljoen jaar geleden. De archeologische vindplaats Xihoudu in de provincie Shanxi heeft bewijs van gebruik van vuur door Homo erectus dat 1,27 miljoen jaar geleden is gedateerd, en Homo erectus- fossielen in China omvatten de Yuanmou-man, de Lantian-man en de Pekingman. Versteende tanden van Homo sapiens daterend uit 125.000-80.000 voor Christus zijn ontdekt in Fuyan Cave in Dao County in Hunan.
Neolithicum
Het Neolithicum in China gaat terug tot ongeveer 10.000 voor Christus. Een van de kenmerkende eigenschappen van het Neolithicum is landbouw. De landbouw in China ontwikkelde zich geleidelijk, waarbij aanvankelijk een paar granen werden gedomesticeerd en tam gemaakte dieren geleidelijk werden uitgebreid in de daaropvolgende millennia. Het vroegste bewijs van door de mens verbouwde rijst, gevonden bij de Yangtze-rivier, is gedateerd op 8000 jaar geleden. Vroeg bewijs voor vroeg-Chinese gierstlandbouw is gedateerd op ongeveer 7000 voor Christus. Door de landbouw ontstond de Jiahu-cultuur (7000 tot 5800 v.Chr.). Bij Damaidi in Ningxia, zijn 3172 rotstekeningen daterend uit 6000-5000 voor Christus ontdekt, "met 8.453 individuele karakters zoals de zon, maan, sterren, goden en scènes van jagen of grazen". Deze pictogrammen staan bekend als vergelijkbaar met de vroegste tekens waarvan is bevestigd dat ze Chinees zijn geschreven. Vroeg-Chinees schrift bestond in Jiahu rond 7000 voor Christus. Met de landbouw kwam een grotere bevolking, de mogelijkheid om gewassen op te slaan en te herverdelen, en de mogelijkheid om gespecialiseerde ambachtslieden en bestuurders te ondersteunen. De culturen van het keramisch Neolithicum en laat-neolithicum in de centrale vallei van de Gele Rivier staan respectievelijk bekend als de Yangshao-cultuur (5000 v. Chr. tot 3000 v. Chr.) en de Longshan-cultuur (3000 v. Chr. tot 2000 v. Chr.). Tijdens de laatste periode kwamen er gedomesticeerde runderen en schapen uit West-Azië. Tarwe kwam ook, maar kon alleen nog in kleine hoeveelheden worden geoogst.
Bronstijd
Bronzen voorwerpen uit de bronstijd zijn gevonden op de Majiayao-vindplaats (tussen 3100 en 2700 voor Christus). De bronstijd is ook vertegenwoordigd in de lagere Xiajiadische cultuur (2200-1600 v.Chr.) in het noordoosten van China. Sanxingdui, gelegen in wat nu de provincie Sichuan is, zou mogelijk de plaats kunnen zijn van een grote oude stad, van een voorheen onbekende bronstijdcultuur (tussen 2000 en 1200 voor Christus). De archeologische vindplaats werd voor het eerst ontdekt in 1929 en vervolgens herontdekt in 1986. Chinese archeologen hebben vastgesteld dat de Sanxingdui-cultuur deel uitmaakt van het oude koninkrijk Shu, waarbij de voorwerpen die op de vindplaats werden gevonden in verband werden gebracht met de vroege legendarische koningen. IJzer- metallurgie begint aan het einde van de 6e eeuw te verschijnen in de Yangzi-vallei. Er is een bronzen tomahawk (bijl) met een blad van meteoor-ijzer, opgegraven in de buurt van de stad Gaocheng in Shijiazhuang (nu de provincie Hebei). Deze bijl is gedateerd in de 14e eeuw voor Christus. Een cultuur uit de ijzertijd van het Tibetaanse plateau is voorlopig in verband gebracht met de Zhang Zhung-cultuur die in vroege Tibetaanse geschriften wordt beschreven.
Oud China
Chinese historici waren in latere perioden gewend aan het idee dat de ene dynastie de andere opvolgde, maar de politieke situatie in het vroege China was veel ingewikkelder. Vandaar dat, zoals sommige Chinese geleerden suggereren, de Xia en de Shang kunnen verwijzen naar politieke groepen die gelijktijdig bestonden, net zoals de vroege Zhou tegelijkertijd met de Shang bestond.
Xia-dynastie (2070-1600 voor Christus)
De Xia-dynastie van China (van ca. 2070 tot ca. 1600 v.Chr.) is de vroegste van de Drie Dynastieën die worden beschreven in oude historische archieven zoals het Documentenboek (vroege hoofdstukken, 11e eeuw v. Chr.), de Bamboe Annalen (ca. 296 v. Chr.) en de Geschriften van de grote historici (ca. 91 v. Chr.). De dynastie wordt door westerse geleerden over het algemeen als mythisch (mondelinge vorm) beschouwd, maar in China wordt het meestal gekoppeld aan de vroege bronstijd vindplaats in Erlitou die in 1959 in Henan werd opgegraven. Om te bewijzen of de Xia-dynastie ooit heeft bestaan. In elk geval had de vindplaats van Erlitou een niveau van politieke organisatie dat niet onverenigbaar zou zijn met de legendes van Xia die in latere teksten zijn vastgelegd. Wat nog belangrijker is, is dat de Erlitou-vindplaats het vroegste bewijs heeft voor een elite groep die rituelen uitvoerde met behulp van gegoten bronzen vaten, wat zou later worden overgenomen door de Shang en Zhou.
Shang-dynastie (1600-1046 voor Christus)
Archeologisch bewijs, zoals orakelbeenderen (botjes waarmee voorouders werden geraadpleegd door een sjamaan) en bronzen beelden, en overgedragen teksten getuigen van het historische bestaan van de Shang-dynastie (ca. 1600-1046 v.Chr.). Bevindingen uit de eerdere Shang-periode zijn afkomstig van opgravingen in Erligang , in het huidige Zhengzhou. Bevindingen uit de latere Shang of Yin (殷) periode werden in overvloed gevonden in Anyang, in het hedendaagse Henan, de laatste van de negen hoofdsteden van de Shang (ca. 1300-1046 v.Chr.). De bevindingen in Anyang omvatten de vroegste schriftelijke vermelding van de Chinezen die tot nu toe zijn ontdekt: inscripties van waarzeggerij-verslagen in oud Chinees schrift op de botten of schelpen van dieren - de " orakelbeenderen", daterend van rond 1250 voor Christus.
Een reeks van eenendertig koningen regeerde over de Shang-dynastie. Tijdens hun regeerperiode, volgens de Geschriften van de grote historici, werd de hoofdstad zes keer verplaatst. De laatste (en belangrijkste) verhuizing was naar Yin rond 1300 voor Christus, wat leidde tot de gouden eeuw van de dynastie. De term Yin-dynastie is in de geschiedenis synoniem (hetzelfde) geweest met de Shang-dynastie, hoewel het de laatste tijd is gebruikt om specifiek te verwijzen naar de tweede helft van de Shang-dynastie.
Hoewel schriftelijke gegevens die in Anyang zijn gevonden het bestaan van de Shang-dynastie bevestigen, aarzelen westerse geleerden vaak om de Anyang-nederzetting aan de Shang-dynastie te koppelen. Archeologische vondsten in Sanxingdui doen er aan denken dat bijvoorbeeld een technologisch ontwikkelde beschaving die cultureel gezien anders is dan de Anyang. Het bewijs is niet doorslaggevend om te bewijzen hoe ver het Shang-rijk zich uitstrekte van Anyang. De leidende gedachtengang is dat Anyang, geregeerd door dezelfde Shang in de officiële geschiedenis, samenleefde met en handel dreef met tal van andere cultureel diverse nederzettingen in het gebied dat nu het eigenlijke China wordt genoemd.
Zhou-dynastie (1046-256 voor Christus)
De Zhou-dynastie of ijzertijd-China (1046 v.Chr. tot ongeveer 256 v.Chr.) is de langstdurende dynastie in de Chinese geschiedenis, hoewel haar macht gedurende de bijna acht eeuwen van haar bestaan langzaamaan afnam. Aan het einde van het 2e millennium voor Christus ontstond de Zhou-dynastie in de Wei-riviervallei van de moderne westelijke provincie Shaanxi, waar ze door de Shang tot westerse beschermers werden benoemd. Een verbond onder leiding van de heerser van de Zhou, koning Wu , versloeg de Shang in de Slag bij Muye. Ze namen het grootste deel van de centrale en lagere vallei van de Gele Rivier over en gaven hun verwanten en bondgenoten in soort onafhankelijke koninkrijken in de hele regio. Verschillende van deze staten werden uiteindelijk machtiger dan de Zhou-koningen.
De koningen van Zhou beriepen zich op het idee van het mandaat van de hemel (door God geroepen) om aan te geven dat hun heerschappij daarmee gerechtvaardigd was. Dit idee was van invloed op bijna elke volgende dynastie. Net als Shangdi regeerde de hemel (tian) over alle andere goden en besliste wie over China zou heersen. Men geloofde dat een heerser het mandaat van de hemel verloor toen er een groot aantal natuurrampen plaatsvonden. Maar wat eerder het geval was, is dat de soeverein (vorst) zijn bezorgdheid voor de mensen had verloren. Als reactie daarop zou het koninklijk huis worden omvergeworpen en zou een nieuw huis regeren, nadat het mandaat van de hemel was verleend.
De Zhou vestigden twee hoofdsteden Zongzhou (in de buurt van het moderne Xi'an ) en Chengzhou (Luoyang), waarbij ze regelmatig tussen heen en weer reisden. Het Zhou-verbond breidde zich geleidelijk uit naar het oosten in Shandong, in zuidoostelijke richting in de vallei van de Huai-rivier en in zuidelijke richting in de vallei van de Yangtze-rivier.
Lente- en herfstperiode (722-476 v.Chr.)
In 771 voor Christus werden de Zhou verslagen in de Slag om de berg Li door rebellenstaten en de Quanrong- barbaren. Een nieuwe heerser, koning Ping , vestigde zich in Luoyang en begon de tweede grote periode van de Zhou-dynastie: de oostelijke Zhou-periode, die is verdeeld in de Periode van lente en de herfst en de Periode van strijdende staten. De voormalige periode is vernoemd naar de beroemde lente- en herfstannalen (geschriften). Het verval van de centrale macht liet een leegte achter. Het Zhou-rijk bestond nu uit honderden kleine staten, waarvan sommige niet veel groter waren als een ommuurde stad en het omliggende land. Deze staten begonnen tegen elkaar te vechten en te strijden om de heerschappij. De machtigere staten hadden de neiging om de zwakkere te veroveren en op te eisen, dus het aantal staten nam in de loop van de tijd af. Tegen de 6e eeuw voor Christus waren de meeste kleine staten verdwenen door ingepikt te zijn door de grotere en waren er nog maar een paar grote en machtige vorstendommen over. Sommige zuidelijke staten, zoals Chu en Wu, claimden onafhankelijkheid van de Zhou, die oorlogen voerden tegen sommigen van hen (Wu en Yue). In deze periode ontstonden veel nieuwe steden en de samenleving verstedelijkte en werden in de loop der tijd steeds meer een handelsstad. Veel beroemde personen zoals Laozi, Confucius en Sun Tzu leefden tijdens deze chaotische periode.
Conflicten (oorlogen) deden zich in deze periode zowel tussen als binnen de staten voor. Oorlogvoering tussen staten dwong de overlevende staten om betere regeringen te ontwikkelen om meer soldaten en middelen te op de been te krijgen. Binnen staten was er constant gedoe tussen de elite (belangrijke) families. Bijvoorbeeld, de drie machtigste families in de Jin-staat - Zhao, Wei en Han - wierpen uiteindelijk de heersende familie omver en verdeelden de staat onder hun drieën.
De honderd scholen van denken van de klassieke Chinese filosofie begonnen te bloeien tijdens deze periode en de daaropvolgende Periode van strijdende staten. Dergelijke invloedrijke intellectuele (hoogopgeleide) stromingen als het confucianisme, het taoïsme, het legalisme en het mohisme werden opgericht, mede als reactie op de veranderende politieke wereld van dat moment. Het confucianisme en het taoïsme zouden een enorme invloed hebben op de Chinese cultuur.
Strijdende Staten periode (476-221 voor Christus)
Na verdere politieke strijden en machtsovernames bleven er tegen het einde van de 5e eeuw voor Christus zeven grote staten over, en de jaren waarin deze staten met elkaar vochten, staan bekend als de Periode van strijdende staten. Hoewel er tot 256 voor Christus er een Zhou-koning bleef, was hij grotendeels een schijnfiguur en had hij weinig echte macht.
In deze periode zijn er tal van ontwikkelingen op het gebied van cultuur en wiskunde. Voorbeelden zijn een belangrijke literaire prestatie, de Zuo zhuan op de lente- en herfstannalen, die de voorgaande lente- en herfstperiode beschrijft en samenvat, en de bundel van 21 bamboestengels uit de Tsinghua- collectie, die in deze periode werd uitgevonden, gedateerd op 305 v.Chr. Het is het vroegste voorbeeld van een tweecijferige decimale vermenigvuldigingstabel (een soort rekenhulp) in de wereld, wat aangeeft dat in deze periode al vergevorderde commerciële rekenkunde was ingevoerd.
Toen de aangrenzende gebieden van deze strijdende staten, waaronder de gebieden van het moderne Sichuan en Liaoning, werden ingenomen, werden ze bestuurd onder het nieuwe lokale administratieve systeem, een soort regering onder leiding van een commandant en prefectuur. Dit systeem was in gebruik sinds de lente- en herfstperiode, en delen zijn nog steeds te zien in het moderne systeem van Sheng en Xian (soort provinciale administratieve afdelingen).
De staat Qin werd dominant (overheersend) in de laatste eeuw van deze periode. Qin veroverde de staat Shu in de Chengdu-vlakte en verdreef uiteindelijk Chu van zijn huis in de vallei van de Han-rivier. Qin kopieerde de administratieve hervormingen van de andere staten om een krachtpatser te worden. De laatste uitbreiding in deze periode begon tijdens het bewind van Ying Zheng, de koning van de Qin-dynastie. Zijn eenwording van de andere zes machten stelde hem in staat zichzelf uit te roepen tot Eerste Keizer (Qin Shi Huang, hij die ook het terracotta leger liet maken).
Keizerlijk China
Omdat de eerste Qin-keizer zichzelf in 221 v.Chr. tot 'keizer' (huangdi) verklaarde, en de latere heersers deze term bleven gebruiken tot de laatste Qing-keizer aftrad in 1911, wordt deze periode meestal het keizerlijke China genoemd. Het is soms verdeeld in drie subperiodes: vroeg, midden en laat. Belangrijke gebeurtenissen in de vroege subperiode zijn de Qin-dynastie van China en vervolgens hun vervanging door de Han-dynastie, en de eerste splitsing gevolgd door de Jin-dynastie en het verlies van Noord-China. De Midden-subperiode werd gekenmerkt door de Sui-dynastie en hun aanvulling door de Tang-dynastie, de tweede splitsing en de Song-dynastie. De late subperiode omvatte de Yuan-dynastie, Ming-dynastie en Qing-dynastie.
Qin-dynastie (221-206 voor Christus)
Hoewel de verenigde heerschappij van de Eerste Qin-keizer slechts 12 jaar duurde, slaagde hij erin grote delen van wat de kern van het Han-Chinese thuisland vormt te geven en ze te verenigen onder een strak gecentraliseerde regering in Xianyang (dicht bij het moderne Xi'an). De doctrine van legalisme die de Qin leidde, benadrukte een strikte (stenge) naleving van een wettelijke code en de absolute macht van de keizer. Deze filosofie, hoewel effectief om het rijk op militaire wijze uit te breiden, bleek onwerkbaar om het in vredestijd te besturen. De Qin-keizer legde de politieke oppositie het zwijgen op, waaronder de gebeurtenis die bekend staat als het verbranden van boeken en het begraven van geleerden. Deze brute werkwijze was zo afschrikwekkend dat de latere Han-dynastie koos voor de meer gematigde vormen van politiek bestuur.
Belangrijke bijdragen van de Qin zijn onder meer het idee van een gecentraliseerde regering en de eenwording en ontwikkeling van de juridische code (soort wetten), de geschreven taal, het meten en valuta (geld) van China na de beproevingen van de lente en de herfst en de periodes van de Strijdende staten. Zelfs zoiets gewoons als de lengte van de assen voor karren - die moeten passen bij de sporen in de wegen - moesten allemaal hetzelfde worden gemaakt om een goed werkend handelssysteem in het hele rijk te verzekeren. Ook als onderdeel van zijn centralisatie verbond de Qin de noordelijke grensmuren van de staten die het versloeg, waardoor de eerste, hoewel ruwe, versie van de Chinese Muur werd gemaakt. De economie van het Qin-rijk was georganiseerd rond de graanbelasting die door de onderdanen werd betaald, evenals een soort belasting op de arbeid (gedwongen arbeid in opdracht van de staat). Dit wordt nu goed begrepen omdat er grote aantallen Qin-administratieve teksten zijn opgegraven.
Qins verovering en kolonisatie van de Yangzi-vallei speelde een belangrijke rol bij het onder controle brengen van dit gebied door Chinese rijken. De stammen van het noorden, door de Qin gezamenlijk de Wu Hu genoemd, waren gedurende het grootste deel van de dynastie vrij van Chinese heerschappij. Door verboden handel te drijven met boeren uit de Qin-dynastie, vielen de Xiongnu - stam die in de Ordosregio in het noordwesten van China woonden vaak bij hen binnen, wat de Qin ertoe aanzette wraak te nemen. Na een militaire campagne onder leiding van generaal Meng Tian, werd de regio veroverd in 215 voor Christus en de landbouw werd opgericht; de boeren waren echter ontevreden en kwamen later in opstand. De daaropvolgende Han-dynastie breidde zich ook uit naar de Ordosregio als gevolg van overbevolking, maar putte daarbij hun middelen uit. Dit gold inderdaad voor de grenzen van de dynastie in meerdere richtingen; het moderne Binnen-Mongolië, Xinjiang, Tibet, Mantsjoerije en regio's in het zuidoosten waren vreemd aan de Qin, en zelfs de gebieden waarover ze militaire controle hadden, waren cultureel verschillend.
Na de dood van Qin Shi Huang verslechterde de Qin-regering enorm en gaven zich uiteindelijk in 207 voor Christus over nadat de hoofdstad van Qin was ingenomen en geplunderd door rebellen, wat uiteindelijk zou leiden tot de oprichting van de Han-dynastie. Ondanks de korte duur van de Qin-dynastie, was het enorm invloedrijk op China en de structuur van toekomstige Chinese dynastieën.
Han-dynastie (206 voor Christus - 220 na Christus)
De Han-dynastie werd gesticht door Liu Bang, die als overwinnaar naar voren kwam in de Chu-Han-strijd die volgde op de val van de Qin-dynastie. Het werd een gouden eeuw in de Chinese geschiedenis, de lange periode van stabiliteit en welvaart van de Han-dynastie zorgde voor vaste stichting van China als een verenigde staat onder een centrale keizerlijke bureaucratie, die het grootste deel van de volgende tweeduizend jaar met tussenpozen zou duren. Tijdens de Han-dynastie werd het grondgebied van China uitgebreid tot het grootste deel van het eigenlijke China en tot gebieden in het uiterste westen. Het confucianisme werd officieel verheven tot orthodoxe status (vergelijkbaar met een godsdienstleer) en zou de daaropvolgende Chinese beschaving vormgeven. Kunst, cultuur en wetenschap bereikten ongekende hoogten. Met de diepgaande en blijvende gevolgen van deze periode van de Chinese geschiedenis, was de dynastienaam "Han" aangenomen als de naam van het Chinese volk, nu de dominante (overheersende) etnische groep in het moderne China (de Han-Chinezen), en werd het algemeen gebruikt om te verwijzen naar de Chinese taal en geschreven karakters.
Na het aanvankelijke laissez-faire-beleid (vrijheid van productie en (handels)verkeer) van keizers Wen en Jing, besloot de ambitieuze keizer Wu om de lijntjes strakker aan te trekken en bracht het rijk op zijn hoogtepunt. Om zijn macht vast te leggen, breidde hij patronage uit tot het confucianisme, dat de nadruk legt op stabiliteit en orde in een goed gestructureerde samenleving. Zijn regering resulteerde in een enorme uitbreiding van de geopolitieke (wereldlijke) invloed voor de Chinese beschaving, en de ontwikkeling van een sterke gecentraliseerde staat via overheidsbeleid, economische reorganisatie en bevordering van een gemengde legalistisch - confucianistische leerstelling. De staatsvorm werd min of meer een autocratie. Staats Universiteiten werden opgericht om de studie te ondersteunen. Op aandringen van zijn legalistische adviseurs versterkte hij echter ook de fiscale (belastingen) structuur van de dynastie met overheidsmonopolies. Keizer Wu wordt beschouwd als een van de grootste keizers in de Chinese geschiedenis vanwege zijn sterke leiderschap en effectief bestuur, waardoor de Han-dynastie een van de machtigste naties ter wereld werd.
Keizer Wu organiseerde grote militaire campagnes om het nomadische Xiongnu-rijk te verzwakken, waardoor hun invloed ten noorden van de Grote Muur werd beperkt. Samen met de diplomatieke inspanningen onder leiding van Zhang Qian, breidde de invloedssfeer van het Han-rijk zich uit tot de staten in het Tarim-bekken, opende de zijderoute die China met het westen verbond, wat de wederzijdse handel en culturele uitwisseling stimuleerde. In het zuiden werden verschillende kleine koninkrijken ver buiten de Yangtze-riviervallei formeel opgenomen in het rijk.
Keizer Wu stuurde ook een reeks militaire campagnes tegen de Baiyue - stammen. De Han nam de Minyue in en later Nanyue en Dian. Volksverhuizingen en militaire expedities leidden tot de culturele vermenging van het zuiden. Het bracht de Han ook in contact met koninkrijken in Zuidoost-Azië en begon daar diplomatieke contacten en handel.
Na keizer Wu verviel het rijk in een geleidelijke achteruitgang en verval. Economisch stond de staatskas onder druk door te grote militaire campagnes en projecten, terwijl landaankopen door elitefamilies geleidelijk de belastingkas leegmaakten. Verschillende clans (groepen of families) oefenden toenemende controle uit over opeenvolgende slecht functionerende keizers en uiteindelijk werd de dynastie kort onderbroken door de tegenkeizer Wang Mang.
Xin-dynastie
In 9 na Christus beweerde tegenkeizer Wang Mang dat het mandaat van de hemel het einde van de Han-dynastie en de opkomst van zijn eigen dynastie opriep, en hij stichtte de kortdurende Xin-dynastie. Wang Mang startte een uitgebreid programma van land- en andere economische hervormingen, waaronder het verbieden van slavernij en landnationalisatie en herverdeling. Deze programma's werden echter nooit ondersteund door de grondbezitters, omdat de maatregelen in hun ogen de boeren bevoordeelden. De instabiliteit van de macht zorgde voor chaos, opstanden en verlies van gebieden. Dit werd verergerd door massale overstromingen van de Gele Rivier; slibophoping zorgde ervoor dat het zich in twee kanalen splitste en grote aantallen boeren verdreven. Wang Mang werd uiteindelijk vermoord in Weiyang Palace door een woedende boerenmenigte in 23 na Chr.
Oostelijke Han
Keizer Guangwu herstelde de Han-dynastie met de steun van grondbezit- en koopmansfamilies in Luoyang, ten oosten van de voormalige hoofdstad Xi'an. Dit nieuwe tijdperk wordt dus de Oostelijke Han-dynastie genoemd. Met de bekwame regeringen van keizers Ming en Zhang werd de vroegere glorie van de dynastie teruggewonnen, met schitterende militaire en culturele prestaties. Het Xiongnu-rijk werd definitief verslagen. De diplomaat en generaal Ban Chao breidden de veroveringen over de Pamirs verder uit naar de kusten van de Kaspische Zee, en heropenden zo de Zijderoute, en het brengen van handel, buitenlandse culturen, samen met de komst van het boeddhisme. Met uitgebreide verbindingen met het westen, werd de eerste van verschillende Romeinse ambassades naar China opgenomen in Chinese bronnen, afkomstig van de zeeroute in 166 na Christus, en een tweede in 284 na Christus.
De Oostelijke Han-dynastie was een van de meest vruchtbare tijdperken van wetenschap en technologie in het oude China, met name de historische uitvinding van het maken van papier door Cai Lun, en de talrijke wetenschappelijke en wiskundige bijdragen van de beroemde geleerde Zhang Heng.
Drie Koninkrijken (220-280 na Chr.)
Tegen de 2e eeuw nam het rijk af te midden van landaankopen, invasies en ruzies tussen gemalin-clans en eunuchen. De Gele Tulbandopstand (boerenopstand) brak uit in 184 na Christus en luidde een tijdperk van krijgsheren in. In de daaropvolgende onrusten probeerden drie staten de overhand te krijgen in de periode van de Drie Koninkrijken. Dit is ook te lezen in de sterk geromantiseerde werken zoals de Romantiek van de Drie Koninkrijken.
Nadat Cao Cao het noorden had herenigd in 208, riep zijn zoon in 220 de Koninkrijk Wei uit. Al snel riepen Wei's rivalen Shu en Wu hun onafhankelijkheid uit (Koninkrijk Shu en Koninkrijk Wu), waardoor China de periode van de Drie Koninkrijken inging. Deze periode werd gekenmerkt door een geleidelijke decentralisatie van de staat die bestond tijdens de Qin- en Han-dynastieën, en een toename van de macht van grote families (clans).
In 266 wierp de Jin-dynastie (265-420) de Wei omver en verenigde het land later in 280, maar deze unie was maar van korte duur.
Jin-dynastie (266-420 na Chr.)
De Jin-dynastie werd ernstig verzwakt door binnenlandse gevechten tussen keizerlijke prinsen en verloor de controle over Noord-China nadat niet-Han-Chinese kolonisten in opstand kwamen en Luoyang en Chang'an veroverden. In 317 werd een Jin-prins in het hedendaagse Nanjing keizer en zette de Jin-dynastie voort, nu bekend als de Oost-Jin, die Zuid-China nog een eeuw lang in bezit had. Voorafgaand aan deze beweging verwijzen historici naar de Jin-dynastie als de Westerse Jin.
Noord-China viel uiteen in een reeks onafhankelijke koninkrijken, waarvan de meeste werden gesticht door de heersers Xiongnu, Xianbei, Jie, Di en Qiang. Deze niet-Han-volkeren waren voorouders van de Turken, Mongolen en Tibetanen. Velen waren tot op zekere hoogte 'Chinees-achtig' geworden, lang voordat ze aan de macht kwamen. Sommigen van hen, met name de Qiang en de Xiongnu, mochten sinds de late Han-tijd al in de grensregio's binnen de Grote Muur wonen. Tijdens de periode van de Zestien Koninkrijken, zorgde oorlogvoering voor verwoestingen in het noorden en leidde tot grootschalige Han-Chinese verhuizingen naar het zuiden naar het stroomgebied en de delta van de Yangtze-rivier.
Noordelijke en Zuidelijke dynastieën (420-589 na Christus)
In het begin van de 5e eeuw ging China een periode in die bekend staat als de periode van de noordelijke en zuidelijke dynastieën, waarin naast elkaar bestaande regimes de noordelijke en zuidelijke helften van het land regeerden. In het zuiden maakte de oostelijke Jin plaats voor de Liu Song, de zuidelijke Qi, Liang en uiteindelijk Chen. Elk van deze zuidelijke dynastieën werd geleid door Han-Chinese heersende families en gebruikten Jiankang (tegenwoordig Nanjing) als hoofdstad. Ze sloegen aanvallen uit het noorden af en behielden veel onderdelen van de Chinese beschaving, terwijl noordelijke barbaarse regimes oorlogen begonnen te voeren.
In het noorden werd het laatste van de zestien koninkrijken in 439 uitgeroeid door de noordelijke Wei, een koninkrijk gesticht door de Xianbei, een nomadisch volk dat Noord-China verenigde. De Noordelijke Wei splitste zich uiteindelijk in de Oostelijke en Westelijke Wei, die toen de Noordelijke Qi en Noordelijke Zhou werden. Deze regimes werden overheerst door Xianbei of Han-Chinezen die in Xianbei-families waren getrouwd. Tijdens deze periode namen de meeste Xianbei-mensen Han-achternamen aan, wat uiteindelijk leidde tot volledige samensmelting in de Han.
Ondanks de verdeling van het land, verspreidde het boeddhisme zich over het hele land. In Zuid-China voerden het koninklijk hof en edelen vaak felle discussies over de vraag of het boeddhisme moest worden toegestaan. Tegen het einde van het tijdperk waren boeddhisten en taoïsten veel toleranter (vriendelijker, begripvoller) ten opzichte van elkaar geworden.
Sui-dynastie (581-618 na Chr.)
De kortdurende Sui-dynastie was toch een belangrijke periode in de Chinese geschiedenis. Gesticht door keizer Wen in 581 in opvolging van de noordelijke Zhou , veroverden de Sui de zuidelijke Chen in 589 om China weer te herenigen, waarmee een einde kwam aan drie eeuwen van politieke verdeeldheid. De Sui waren de pioniers van veel nieuwe instellingen, waaronder het regeringssysteem van Drie departementen en zes ministeries, ze hielden keizerlijke examens voor het selecteren van ambtenaren onder gewone mensen, terwijl ze de systemen van het zogeheten fubing-systeem (reserve militairen) van de legerdienstplicht en het landvereffeningssysteem verbeterden (was een systeem van landeigendom en -verdeling in China). Dit beleid, dat door latere dynastieën werd aangenomen, zorgde voor een enorme bevolkingsgroei en zorgde voor een enorme rijkdom voor de staat. Gebruik van gelijke munten werden gedwongen ingevoerd door het verenigde rijk. Het boeddhisme wortelde als een belangrijke godsdienst en werd officieel ondersteund. Sui China stond bekend om zijn talrijke grote bouwprojecten. Het Grote Kanaal, bedoeld voor het verschepen van graan en het transporteren van militaire troepen, werd aangelegd en verbond de hoofdsteden Daxing (Chang'an) en Luoyang met de rijke zuidoostelijke regio en via een andere route met de noordoostelijke grens. De Grote Muur werd ook uitgebreid, terwijl een reeks militaire veroveringen en diplomatieke en militaire verplaatsingen de grenzen verder kalmeerden. De massale invasies van het Koreaanse schiereiland tijdens de Goguryeo-Sui-oorlog mislukten echter rampzalig, wat leidde tot wijdverbreide opstanden die leidden tot de val van de Sui-dynastie.