Louis Pasteur
Wetenschapper | |||
Louis Pasteur | |||
Persoonlijke info | |||
---|---|---|---|
Geboren | 27 december 1822 | ||
Geboorteplaats | Dole, Jura | ||
Geboorteland | Frankrijk | ||
Overleden | 28 september 1895 (72 jaar) | ||
Overleden te | Marnes-la-Coquette | ||
Gehuwd met / relatie |
Marie Laurent (geh. 1849) | ||
Bekend van | |||
Vakgebied | Scheikunde, Biologie | ||
Actief | ca. 1842-1895 | ||
Bekend van | principes van vaccinatie, microbiële fermentatie en pasteurisatie | ||
|
Louis Pasteur werd geboren op 27 december 1822 en overleed op 28 september 1895. Hij was een Franse chemicus en microbioloog bekend om zijn ontdekkingen van de principes van vaccinatie, microbiële fermentatie (gisting) en pasteurisatie.
Inleiding
Zijn onderzoek in de scheikunde leidde tot opmerkelijke doorbraken in het begrip van de oorzaken en het voorkomen van ziekten, die de basis legden voor hygiëne, volksgezondheid en veel van de moderne geneeskunde. Zijn werken worden toegeschreven aan het redden van miljoenen levens door de ontwikkeling van vaccins tegen hondsdolheid en miltvuur. Hij wordt beschouwd als een van de grondleggers van de moderne bacteriologie (leer over bacteriën) en is geëerd als de "vader van de bacteriologie" en als de "vader van de microbiologie" (samen met Robert Koch en Antonie van Leeuwenhoek).
Pasteur was verantwoordelijk voor het weerleggen van het idee van spontane generatie. Dit is dat levende wezens zouden kunnen ontstaan uit niet-levende materie en dat dergelijke processen alledaags en regelmatig waren (hij bewees dat dat dus niet juist was). Hij toonde met zijn experiment aan dat in gesteriliseerde en verzegelde glazen kolven (soort flessen) zich nooit iets ontwikkelde; en omgekeerd konden in gesteriliseerde maar open kolven micro-organismen groeien. Voor dit experiment kende de Franse Academie van Wetenschappen hem in 1862 de Alhumbert-prijs toe met een geldbedrag van 2500 frank (nu zo'n € 115.000,-).
Pasteur wordt ook beschouwd als een van de grondleggers van de kiemtheorie van ziekten, waarbij ziekteverwekkers of "kiemen" tot ziekte kunnen leiden. Dat idee bestond toen nog maar net. Zijn vele experimenten toonden aan dat ziekten kunnen worden voorkomen door die ziektekiemen te doden of te stoppen, waardoor de kiemtheorie en de toepassing ervan in de klinische geneeskunde direct werd ondersteund. In die tijd was de kindersterfte bij geboorten nog hoog en ook de moeder liep gevaar. Dit kwam mede door de slechte hygiëne van de toenmalige artsen en verloskundigen bij de geboorte van een kind.
Pasteur is vooral bekend bij het grote publiek vanwege zijn uitvinding van de techniek om melk en wijn te behandelen om bacteriële besmetting te stoppen, een proces dat nu pasteurisatie wordt genoemd. Pasteur deed ook belangrijke ontdekkingen in de scheikunde. Vroeg in zijn carrière deed hij onderzoek naar wijnsteenzuur. Zijn werk maakte de structuur van organische verbindingen duidelijk (de manier waarop kristallen en moleculen zijn opgebouwd).
Hij was tot aan zijn dood de directeur van het Pasteur Instituut, opgericht in 1887. Zijn lichaam werd begraven in een kluis onder het instituut. Hoewel Pasteur baanbrekende experimenten deed, werd zijn reputatie enigszins beschadigd. Onderzoek in zijn notitieboekje liet zien dat hij bedrog beoefende om zijn rivalen te overwinnen.
Levensloop
Louis Pasteur groeide op in een katholiek gezin van een arme leerlooier (leerbewerker). Hij was het derde kind van Jean-Joseph Pasteur en Jeanne-Etiennette Roqui. Het gezin verhuisde in 1826 naar Marnoz en vervolgens naar Arbois in 1827. Pasteur ging in 1831 naar de lagere school (basisschool).
Hij was een gemiddelde leerling in zijn vroege jaren, en had vooral interesse voor vissen en schetsen. Hij tekende veel pastels (krijttekeningen) en portretten van zijn ouders, vrienden en buren. Pasteur ging naar de middelbare school aan het Collège d'Arbois. In oktober 1838 vertrok hij naar Parijs om zich bij Pension Barbet aan te sluiten, maar kreeg heimwee en keerde in november terug.
In 1839 ging hij naar het Collège Royal in Besançon om filosofie te studeren en behaalde zijn Bachelor diploma in 1840. Hij werd aangesteld als docent aan de Besançon-universiteit terwijl hij een wetenschappelijke opleiding met speciale wiskunde voortzette. Hij slaagde niet voor zijn eerste examen in 1841. Hij slaagde erin om de baccalauréat scientifique (algemene wetenschappen) graad van Dijon te halen, waar hij zijn Bachelier ès Sciences Mathématiques diploma behaalde in 1842, maar met een middelmatige graad in scheikunde.
Later in 1842 deed Pasteur de toelatingsproef voor de École Normale Supérieure. Hij slaagde voor de eerste reeks tests, maar omdat zijn score laag was, besloot Pasteur niet verder te gaan en het jaar daarop het opnieuw te proberen. Hij ging terug naar Pension Barbet om zich voor te bereiden op de test. Hij volgde ook lessen aan het Lycée Saint-Louis en lezingen van Jean-Baptiste Dumas aan de Sorbonne universiteit. In 1843 slaagde hij voor de test met een hoge score en ging hij naar de École Normale Supérieure. In 1845 ontving hij de licencié ès sciences graad. In 1846 werd hij benoemd tot hoogleraar natuurkunde aan het Collège de Tournon (nu Lycee Gabriel-Faure genoemd) in de Ardèche. Maar de chemicus Antoine Jérôme Balard wilde hem terug aan de École Normale Supérieure als afgestudeerd laboratoriumassistent (agrégé préparateur). Hij sloot zich aan bij Balard en begon tegelijkertijd zijn eigen onderzoekingen.
Na een korte periode als professor in de natuurkunde aan het Dijon Lycée in 1848, werd hij hoogleraar scheikunde aan de Universiteit van Straatsburg waar hij Marie Laurent, dochter van de rector van de universiteit, ontmoette en verliefd op haar werd in begin 1849. Ze trouwden op 29 mei 1849, en hadden samen vijf kinderen, van wie er slechts twee de volwassenheid zouden halen; de andere drie stierven aan tyfus.
Werk
In 1854 werd hij benoemd tot decaan van de nieuwe faculteit wetenschappen aan de Universiteit van Lille, waar hij zijn studies over fermentatie (gisting) begon. Bij deze gelegenheid uitte Pasteur zijn vaak geciteerde opmerking: " dans les champs de l'observation, le hasard ne favorise que les esprits préparés " ("Op het gebied van observatie begunstigt het toeval alleen de voorbereide geest" ).
In 1857 verhuisde hij naar Parijs als directeur van wetenschappelijke studies aan de École Normale Supérieure , waar hij van 1858 tot 1867 de leiding overnam en een reeks hervormingen invoerde om de standaard van wetenschappelijk werk te verbeteren. De examens werden strenger, wat leidde tot betere resultaten, meer concurrentie en meer aanzien. Veel van zijn schoolregels waren echter rigide (te strak) en autoritair (teveel van bovenaf), wat leidde tot twee ernstige studentenopstanden. Tijdens "de bonenopstand" verordende hij dat elke maandag een stoofpot van schapenvlees, zou worden geserveerd en gegeten. De studenten hadden geweigerd het te eten. Bij een andere gelegenheid dreigde hij elke student die betrapt werd op roken het land uit te zetten, en 73 van de 80 studenten in de school namen ontslag (verlieten de opleiding).
In 1863 werd hij benoemd tot hoogleraar geologie, natuurkunde en scheikunde aan de École nationale supérieure des Beaux-Arts, een functie die hij bekleedde tot zijn ontslag in 1867. In 1867 werd hij de voorzitter van de organische chemie aan de Sorbonne, maar later gaf hij de positie op vanwege een slechte gezondheid. In 1867 werd op verzoek van Pasteur het laboratorium voor fysiologische chemie van de École Normale opgericht en hij was de directeur van het laboratorium van 1867 tot 1888. In Parijs richtte hij in 1887 het Pasteur Instituut op, waarin hij de directeur was voor de rest van zijn leven.
Onderzoek
Naast zijn onderzoek naar de structuur van organische verbindingen ontdekte hij ook dat gist een levend iets was:
"Ik ben van plan vast te stellen dat, net zoals er een alcoholische gisting is, de gist van bier, die wordt gevonden overal wordt suiker afgebroken tot alcohol en koolzuur, dus ook is er een bepaald ferment, een melkgist, altijd aanwezig als suiker melkzuur wordt ."
Hij ontdekte dat gist verantwoordelijk was voor de fermentatie, waarbij suiker wordt omgezet in alcohol (veel later bleek dat In de jaren 1830 gebruikten Charles Cagniard-Latour, Friedrich Traugott Kützing en Theodor Schwann microscopen hadden gebruikt om gisten te bestuderen en concludeerden dat gisten levende organismen waren). Hij toonde ook aan dat, wanneer een ander micro-organisme de wijn verontreinigde, er melkzuur werd geproduceerd, waardoor de wijn zuur werd. Uit het onderzoek van Pasteur bleek ook dat de groei van micro-organismen verantwoordelijk was voor het bederven van dranken, zoals bier, wijn en melk. Met dit vastgesteld vond hij een proces uit waarbij vloeistoffen zoals melk werden verwarmd tot een temperatuur tussen 60 en 100 °C. Dit doodde de meeste bacteriën en schimmels die al in de vloeistof aanwezig waren. Pasteur en Claude Bernard voltooiden tests op bloed en urine op 20 april 1862. Pasteur patenteerde het proces om de "ziektes" van wijn te bestrijden, in 1865. De methode werd pasteurisatie genoemd en werd al snel toegepast op bier en melk. Door deze drankverontreiniging kwam Pasteur op het idee dat micro-organismen die dieren en mensen infecteren, ziekten veroorzaken. Hij stelde voor om de toegang van micro-organismen in het menselijk lichaam te voorkomen, wat Joseph Lister ertoe bracht antiseptische methoden (steriel maken) voor chirurgie te ontwikkelen. Ook ontdekte hij hoe ziekte bij gekweekte zijderupsen (voor het maken van zijde) voorkomen kon worden. Overigens maakte hij daarbij wel fouten en verkeerde veronderstellingen, die later rechtgezet werden. De ontdekking van een vaccin tegen hondsdolheid die Pasteur claimde, was eerder door zijn rivaal Henry Toussaint ontdekt. Hij was degene die het eerste vaccin ontwikkelde. Pasteur had hem naderhand afgetroefd met een overtuigender bewijs en streek met de eer.
Bij het experiment met de gesteriliseerde en verzegelde glazen kolven om aan te tonen dat spontane generatie niet mogelijk was, bewees hij dat er zich deeltjes in de lucht bevinden die bederf en ziekte kunnen veroorzaken. Dus niet de lucht zelf. Die deeltjes werden ziektekiemen genoemd. Deze komen bijvoorbeeld vrij bij hoesten, waarmee de ene mens de ander kan besmetten. Nu weten we dat dat bijvoorbeeld virussen zijn.
Hij concludeerde dat:
"Nooit zal de doctrine van spontane generatie herstellen van de dodelijke klap van dit eenvoudige experiment. Er is geen omstandigheid bekend waarin kan worden bevestigd dat microscopisch kleine wezens ter wereld kwamen zonder ziektekiemen, zonder ouders die op hen leken."
Door ziekteverwekkers chemisch te behandelen, verloren deze hun vak dodelijke werking, maar zorgde er ook voor dat het lichaam van het dier waarin ze geïnjecteerd werden, zelf antistoffen ging aanmaken. Vergelijkbare technieken voor de ontwikkeling van vaccins worden nog steeds gebruikt.
Vanwege zijn onderzoek naar ziektekiemen moedigde Pasteur artsen aan om hun handen en apparatuur vóór de operatie te ontsmetten. Voordien oefenden maar weinig artsen of hun assistenten deze procedures uit. Ignaz Semmelweis en Joseph Lister hadden eerder in de jaren 1860 in medische omstandigheden handdesinfectie toegepast en later aanbevolen.