Atheïsme
Hogere macht in het universum | |
Een atheïst is een persoon die denkt dat er geen god of goden bestaan. Atheïsme is het ontbreken van het geloof in het bovennatuurlijke.
Atheïsme verschilt van agnosticisme: het laatste is niet weten of goden bestaan.
Je kunt een agnostisch atheïst zijn, dat wil zeggen, je weet niet zeker of er goden bestaan, maar je denkt van niet.
Sommige atheïsten, die we gnostische atheïsten noemen, denken dat goden niet bestaan.
Atheïsten hebben de overtuiging dat het bovennatuurlijke door mensen is verzonnen om de wereld om zich heen te kunnen verklaren, dingen die mensen (op dat moment in de tijd) niet op een wetenschappelijke manier kunnen verklaren. Atheïsten denken dat alles om ons heen door kans, toeval en heel veel tijd (miljarden jaren) is ontstaan. Door de opkomst van de wetenschap en de vele wetenschappelijke verklaringen is nu 1/4 van de wereld niet-gelovig.
De meeste atheïsten zien het leven als kort, krachtig en eindig, je hebt immers maar één leven. Een atheïst denkt niet dat er leven is na de dood of "iets" tussen hemel en aarde.
Woordherkomst
Het woord atheïsme komt van het Griekse woord ἄθεος (atheos), meervoud ἄθεοι (atheoi). Het voorvoegsel 'α-' (a-) betekent 'niet' of 'zonder', en het woord 'θεος' (theos) betekent 'god' of 'godheid'. Letterlijk betekent ἄθεος dus 'iemand zonder god' of 'goddeloze'. Pas in de 16e eeuw werd in Frankrijk het achtervoegsel '-isme' erbij gedaan en ontstond het woord atheïsme.
Geschiedenis
Wat we nu atheïsme noemen, werd tot in de 17e eeuw zo niet genoemd. Mensen die op een andere manier geloofden dan de rest, werden wel vaak beschuldigend 'atheos' of 'atheïst' genoemd. Hierdoor zijn vele atheïsten vermoord en vervolgd om hun denkwijze.
De moderne wetenschap kwam in Europa op in de 17e eeuw. Filosofen en geleerden gingen steeds meer onderzoeken of wat men dacht te weten, eigenlijk wel waar was. Hierbij werd ook de Bijbel kritisch bekeken. Spinoza hielp hierbij, hoewel hij zelf dacht dat God alles was. Daarmee bedoelde hij dat alles wat geschapen was, een stukje van God was. Dat noemde hij de natuur. Een handjevol geleerden trok even later voor het eerst de conclusie dat God helemaal niet zou bestaan. De eerste atheïsten waarvan we de naam kennen waren de Duitser Matthias Knutzen, de Pool Kazimierz Łyszczyński en de Fransman Jean Meslier.
In de 18e eeuw werden vooral Verlichtingsdenkers atheïst, zoals Baron d'Holbach. De kerken en heersers probeerden atheïstische denkbeelden tegen te gaan, omdat ze dachten dat de samenleving zou ontsporen als niemand meer naar God zou luisteren. Dit gebeurde dan ook tijdens de Franse Revolutie. Bij de Franse Revolutie kwamen atheïsten zelf voor korte tijd aan de macht en probeerden Frankrijk te ontkerstenen. Kerken werden massaal geplunderd en priesters, bisschoppen en andere religieuzen werden vervolgd en soms vermoord. De Rooms-Katholieke Kerk werd gesteund door de adel die al jaren aan de macht was. Ook de adel werd vervolgd tijdens de Franse Revolutie. De opstandelingen smeedden de cultus van de rede. Een humanistisch/atheïstisch verbond gaf de kerken een nieuwe naam; "tempels van de rede". Napoleon greep echter de macht en accepteerde het christendom weer. Zelf had hij niet heel veel met religie, maar hij kon de Kerk goed gebruiken. Dat neemt niet weg dat hij de paus twee maal heeft laten ontvoeren.
In de loop van de 19e eeuw waren er steeds meer wetenschappers en filosofen die argumenten verzamelden tegen het bestaan van God zoals dat in de Bijbel of Koran werd voorgesteld. Karl Marx, de bedenker van het communisme, vond godsdienst 'opium van het volk' en zag het als machtsmiddel tegen het volk. Charles Darwin stelde met zijn evolutietheorie dat het scheppingsverhaal zoals het in de Bijbel staat niet letterlijk waar kon zijn en dat het niet nodig was om te geloven dat God alles geschapen had. Bovendien vond hij dat er veel te veel lijden was in de wereld om te geloven dat er een goede God was die voor ons zorgt. Toch noemde Darwin zichzelf liever agnost dan atheïst, omdat zijn evolutietheorie het bestaan en ingrijpen van God niet uitsloot.
Tegenwoordig
Met de 20e eeuw verspreidde het atheïsme zich steeds meer onder gewone mensen, vooral vanaf de jaren 1960 in West-Europa. Dit kwam doordat de wetenschap steeds meer antwoorden had op vragen die vroeger met God werden verklaard. De regeringen stonden het toe dat mensen niet geloofden.
Na de Tweede Wereldoorlog speelden het Frans existentialisme en absurdisme een belangrijke rol in de gedachten over het atheïsme in Europa. Filosofen zoals Jean-Paul Sartre en Albert Camus geloofden niet in een God. Sartre zag religie of het geloof als een manier waarop mensen vrijheid en verantwoordelijkheid vermeden. Volgens hem moesten mensen beseffen dat het leven geen betekenis had en zelf hun zin geven aan het leven. Camus geloofde ook niet in een God. Volgens hem was de mens op zoek naar betekenis in een betekenisloos bestaan. Dit noemde hij de 'absurditeit van het leven'. Camus vond dat de mens deze absurditeit moest omarmen en zelf betekenis aan het leven moest geven door dicht bij zichzelf te blijven (authentiek te blijven), verantwoordelijkheid te nemen en zijn tijd goed te besteden. Hij zag religie en zelfmoord als vergeefse manieren om de absurditeit van het leven op te heffen.
In Oost-Europa werd mensen middels het communisme het atheïsme opgedrongen. Dit heet het 'staatsatheïsme'. Leiders zoals Lenin, Stalin en Mao Zedong hebben geprobeerd om ten koste van miljoenen doden onder gewone mensen, priesters en bisschoppen het geloof in God te beëindigen. Zij wilden alléén macht. Een totalitaire staat. Paus Johannes Paulus II, hoofd van de Rooms-Katholieke Kerk, inspireerde veel katholieke gelovigen om in opstand te komen tegen Lenin. Zo werd in Polen de katholieke vakbond Solidariteit opgericht.
Mogelijk verband tussen rijkdom en gelovigheid
Er wordt veel onderzoek gedaan naar een mogelijk verband tussen rijkdom en geloof. Hoe hoger namelijk je opleiding hoe minder de kans dat je in een god gelooft. In Europese landen waar de bevolking rijk is wonen relatief veel atheïsten. In arme landen met honger en geweld wonen veel gelovigen. Dit komt door weinig mogelijkheden tot educatie en minder mogelijkheden om te mengen met andersdenkenden. Bovendien is het materialisme voor rijkere mensen belangrijk. Dit verband geldt ook voor de Verenigde Staten, want dat is een heel erg rijk land maar die rijkdom is erg slecht verdeeld: hierdoor zijn er veel meer gelovigen dan bijvoorbeeld in Nederland. Hoe groter de kloof tussen rijk en arm hoe groter het aantal gelovigen in een land. Maar sinds 2000 zijn er ook in de VS steeds meer atheïsten en agnosten.
Vooral het christendom in Europa verliest terrein aan het agnosticisme, en een beetje aan het atheïsme. Wereldwijd groeit het christendom nog steeds. De islam groeit momenteel het snelst. Daarom verwacht men dat in 2050 de islam de grootste godsdienst ter wereld zal zijn.
Momenteel is Nederland overwegend atheïstisch. Meer dan de helft van de Nederlanders geeft aan atheïst of agnost te zijn. Veel mensen in Nederland noemen zich tegenwoordig ietsist.