Eerste Wereldoorlog
Van 1914 tot 1918 vond een oorlog plaats waaraan veel landen meededen, zoals Duitsland, Frankrijk, Engeland, Rusland, Verenigde Staten van Amerika, Turkije, Italië enz. Ze noemden die oorlog daarom toen De Grote Oorlog of de loopgravenoorlog. Die naam is later veranderd in Eerste Wereldoorlog, omdat in 1939 een nog grotere oorlog uitbrak: de Tweede Wereldoorlog.
Nederland deed niet mee aan de Eerste Wereldoorlog, België wel: het werd aangevallen door het Duitse leger, op weg naar Frankrijk. Honderdduizenden Belgen vluchtten toen naar Nederland.
Moord op Franz Ferdinand van Oostenrijk
Op 28 juni 1914 was aartshertog Franz Ferdinand, de troonopvolger (niet: kroonprins zoals wel eens wordt gedacht) van Oostenrijk op bezoek in Sarajevo. Hij maakte een rondrit door die stad toen plotseling een Servische terrorist, eem zekere Gavrilo Princip, uit het publiek opdook en hem doodschoot.
Al gauw stelde Oostenrijk allemaal eisen aan Servië, bijvoorbeeld dat er een rechtszaak kwam tegen degenen die Princip een pistool hadden gegeven en dat de politie van Oostenrijk daarbij moest zijn. Maar dat wilde Servië helemaal niet en het besloot zijn leger klaar te maken. Toen Oostenrijk dat hoorde maakten ook zij hun leger klaar. Rusland steunde Servië en sprak dreigende taal in de richting van Oostenrijk, waardoor Duitsland (een vriend van Oostenrijk) de oorlog aan Rusland verklaarde.
Frankrijk had echter een verbond met Rusland en ging zich ook met de zaak bemoeien. Hierop verklaarde Duitsland ook aan Frankrijk de oorlog.
Engeland en België
Frankrijk begon al zijn soldaten neer te zetten bij de grens van Duitsland en Frankrijk. Duitsland vroeg aan België of hun troepen door België mochten om Frankrijk aan te vallen, maar dat wou België niet. Duitsland trok zich hier echter niets van aan en trok toch door België naar Frankrijk. Daarop verklaarde Engeland, dat een verbond had met België, weer de oorlog aan Duitsland. Dat was het begin van de Eerste Wereldoorlog.
De oorlog in loopgraven
In het begin werd er amper gebruik van gemaakt, maar aan het einde van 1914 kwamen er allemaal loopgraven.
Dit waren eindeloze geulen met om de 50 tot 100 meter een machinegeweer.
Het werd steeds moeilijker om een loopgraaf te veroveren, want er kwamen ook mijnen en prikkeldraad, zodat een aanval vaak mislukte.
Gifgas
Duitsland zette op een gegeven moment gifgas in dat in de loopgraven zakte waarna de soldaten meestal doodgingen.
De geallieerden besloten dat ze gasmaskers moesten gaan dragen en ze zetten zelf ook gifgas in.
Vliegtuigen
Vanaf het begin van de Eerste Wereldoorlog zetten alle landen vliegtuigen in. In het begin vooral bommenwerpers maar later ook jachtvliegtuigen (kleine vliegtuigen waar één persoon in zat) om de vijandelijke bommenwerpers uit de lucht te schieten, maar ook om hun eigen bommenwerpers te beschermen.
Tanks
Toen Engeland een manier zocht om de loopgraven te veroveren kwamen ze op tanks. In het begin werden ze snel vernietigd, maar naar het einde van de oorlog toe zorgden ze ervoor dat de geallieerden veel makkelijker terreinwinst maakten.