Bosnische Burgeroorlog

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Under construction icon-red.svg Werk in uitvoering!
Aan dit artikel wordt de komende uren of dagen nog gewerkt.
Belangrijk: Laat dit sjabloon niet langer staan dan nodig is, anders ontmoedig je anderen om het artikel te verbeteren.
De maximale houdbaarheid van dit sjabloon is twee weken na de laatste bewerking aan het artikel.
Kijk in de geschiedenis of je het artikel kunt bewerken zonder een bewerkingsconflict te veroorzaken.
Under construction icon-red.svg
Dit artikel is nog niet af.
Bosnische Burgeroorlog

Bosnian war header.no.png

Datum 3 april 1992 - 14 december 1995
Locatie Vlag van Bosnië en Herzegovina Bosnië en Herzegovina
Overwinning voor Bosnië en Herzegovina
Resultaat Verdrag van Dayton
Bosnië en Herzegovina wordt onafhankelijk
Republika Srpska wordt erkend als zelfstandig onderdeel van Bosnië
Strijdende partijen
Flag of Bosnia and Herzegovina (1992–1998).svg Bosnië en Herzegovina
Flag of the Croatian Republic of Herzeg-Bosnia.svg Herceg-Bosna (vanaf 1994)
Vlag van Kroatië Kroatië (vanaf 1994)
Flag of NATO.svg NAVO (vanaf 1995)
Flag of Serbia and Montenegro (1992–2006).svg Joegoslavië
Flag of the Republika Srpska.svg Republika Srpska
State Flag of Serbian Krajina (1991).svg Servisch Krajina
Flag of Bosnia and Herzegovina (1992–1998).svg West-Bosnië (vanaf 1995)
Leiders
Troepensterkte
Verliezen
30.521 militaire doden
31.583 burgerlijke doden
21.173 militaire doden
4.179 burgerlijke doden
Portaal Portal.svg Geschiedenis

De Bosnische Burgeroorlog vond plaats tussen 1992 en 1995. Het was onderdeel van de oorlogen in Joegoslavië en vond grotendeels plaats in Bosnië en Herzegovina. Toentertijd was Bosnië onderdeel van de Federale Republiek Joegoslavië. De Bosniakken in het gebied wilden zich afscheiden van Joegoslavië, maar Joegoslavië en de Servische minderheid in Bosnië wilden dit niet. Hierdoor ontstond een grote burgeroorlog tussen de volkeren in het land.

Bosnië en Herzegovina is verdeeld in drie volkeren: de Bosniakken (44%), de Serven (32%) en de Kroaten (17%). Dit leidde tot spanningen tussen de drie volkeren. De Bosniakken wilden onafhankelijkheid, de Serven wilden bij Joegoslavië blijven en de Kroaten wilden juist bij Kroatië aansluiten. De Bosniakken en Kroaten vochten ook onderling een oorlog: de Kroatisch-Bosniakse Oorlog (1992-1994). Later besloten de Bosniakken en Kroaten om samen te werken en vochten samen tegen de Serven. Vanaf toen werd Bosnië gesteund door Kroatië en vanaf 1995 ook door de NAVO. De oorlog eindigde uiteindelijk met verdrag van Dayton uit 1995. Hierdoor kreeg Bosnië onafhankelijkheid en een zeer complexe staatsinrichting.

Tijdens de oorlogen werden verschillende misdaden gepleegd, waaronder genocide (volkerenmoord). Ook de val van Srebrenica is onderdeel van de oorlog. 2,2 miljoen mensen moesten door het conflict vluchten en zo'n 100.000 mensen werden vermoord. Hierdoor is de Bosnische Burgeroorlog een van de meest gewelddadige conflicten in Europa sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.

Achtergrondinformatie

Spanningen in Joegoslavië

Bosnië en Herzegovina behoorde vroeger samen met Slovenië, Kroatië, Servië, Montenegro, Kosovo en Noord-Macedonië tot één land: Joegoslavië. Het land ontstond in 1918 als koninkrijk, maar was sinds 1945 een communistisch land. Tussen 1945 en 1980 werd Joegoslavië geleid door maarschalk Josip Broz Tito. Anders dan veel communistische landen was Joegoslavië neutraal. Hierdoor had Joegoslavië zowel goede banden met het westen als de Sovjet-Unie. Na de dood van Tito in 1980 begon de economie van Joegoslavië vast te lopen. Zijn opvolgers lukten het niet om het land draaiende te houden. Hierdoor ontstond steeds meer werkloosheid en inflatie.

Ondertussen namen ook de spanningen tussen de bevolkingsgroepen toe. Onder Tito leefden de verschillende volkeren van Joegoslavië min of meer vreedzaam samen. Er waren spanningen, maar deze werden door Tito onderdrukt. Na zijn dood namen de spanningen in het land juist toe.

De Joegoslavische economie draaide op hulp van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Beide landen probeerden op deze manier invloed in Joegoslavië te krijgen vanwege de Koude Oorlog. In 1991 viel de Sovjet-Unie echter uit elkaar. Als gevolg kreeg Joegoslavië geen hulp meer van de Sovjets en stopten ook de Amerikanen hun hulp. Door het gebrek aan een tegenstander was de hulp niet meer nodig. Dit verergerde de economische situatie, waardoor ook de spanningen toenamen.

Situatie in Bosnië

Op bovenstaande kaart zie je dat Bosnië een erg divers en gemengd land is. De kleuren geven de drie bevolkingsgroepen aan:
     Bosniakken
     Kroaten
     Serven

Bosnië en Herzegovina was een bijzonder diverse deelstaat van Joegoslavië. In Bosnië was er namelijk geen dominante bevolkingsgroep; er waren enkel minderheden. Tijdens de oorlog speelden drie volkeren een rol:

  • De Bosniakken: Zij zijn grotendeels islamitisch en spreken Bosnisch. Tijdens de oorlog vochtten de Bosniakken voor een onafhankelijk Bosnië. Veel Bosniakken vochten in het Bosniakse leger. Er waren echter ook extremere groepen, zoals Patriotische Liga (Patriotska Liga) en de Groene baretten (Zelene Beretke). De Bosniakken kregen ook hulp van de Bosnische mujahideen. Dit waren moslims uit het buitenland (voornamelijk Arabische landen) die vochten voor de Bosniakken.
  • De Kroaten: Zij zijn grotendeels Rooms-katholiek en spreken Kroatisch. Veel Kroaten wilden zich afscheiden van Bosnië en zich bij een onafhankelijk Kroatië voegen. Zij stichtten daarom de Kroatische Republiek Herceg-Bosna. Later besloten zich bij de Bosniakken aan te sluiten tegen de Serven. De Bosnische Kroaten werden geholpen door Kroatië en het Kroatisch leger. Ook enkele neonazi's vochten aan de kant van de Kroaten.
  • De Serven: Zij zijn grotendeels Servisch-Orthodox en spreken Servisch. De Bosnische Serven wilden bij Joegoslavië blijven en onderdeel van Servië worden. Zij stichtten daarom de Servische Republiek in het noorden en oosten van het land. De Serven werden geholpen door het Joegoslavische/Servische leger. Ook kregen zij steun van buitenlandse vrijwilligers uit Griekenland en Rusland.

Hoewel het Bosnisch, Kroatisch en Servisch eigenlijk dezelfde taal is (Servo-Kroatisch), zien de bevolkingsgroepen en landen het als aparte talen. In feite gaat het om dialecten.

Aanloop

In 1991 braken de Kroatische Onafhankelijkheidsoorlog en de Tiendaagse Oorlog (in Slovenië) uit. Slovenië wist na tien dagen oorlog succesvol onafhankelijk te worden. In Kroatië (waar veel Servische minderheden woonden) ging de oorlog langer door. De Serven waren de grootste minderheid in Joegoslavië. Ook hadden zij veel invloed op het bestuur van Joegoslavië. Hierdoor zag Joegoslavië het als zijn taak om Servische minderheden te beschermen.

Tussen juli 1991 en januari 1992 gebruikte het Joegoslavië Bosnië om aanvallen op Kroatië uit te voeren. Het Joegoslavisch leger bewapende Bosnische Serven, terwijl het Kroatisch leger Bosnische Kroaten bewapende. De Bosniakken besloten zich ook te bewapenen. Sommige kozen de kant van Kroatië, maar anderen wilden juist een onafhankelijk Bosnië.

Verloop

1992

De situatie escaleerde in april 1992. Na de Joegoslavische overwinning in de slag bij Kupres besloten Servische troepen om Sarajevo aan te vallen. Zij staken de Drina over en omsingelden de steden Zvorbik, Višegrad en Foča. Deze steden hadden allemaal een Bosnische meerderheid. Nadat de Serven Zvorbik in bezit namen werden enkele honderden Bosniakken vermoord en moesten enkele duizenden vluchten. De Serven probeerden om Sarajevo in tweeën te delen, maar enkele Bosniakse militaire groepen wisten dit te voorkomen. De Bosnische regering was op dit punt klaar met Joegoslavisch leger. Zij wilden dat het leger uit Bosnië vertrok, maar het leger weigerde dit te doen. De Bosniakken voerden daarom een aanval op het Joegoslavisch leger uit. Op 20 mei werd het Joegoslavisch leger een bezettingsleger verklaard door de Bosnische president.

De Servische minderheid in het noorden en oosten van het land richtte ondertussen een eigen staat en leger op. Dit gebied stond (en staat) bekend als de Republika Srpska. Dit leger stond onder de leiding van generaal Ratko Mladić. Het leger voerde aanvallen op Sarajevo uit tussen 24 en 29 mei. Ondertussen viel het Bosniakse legerbases rond Sarajevo aan, waarna de militairen de stad verlieten tussen 5 en 6 juni. De Verenigde Naties probeerden in te grijpen in de situatie door een resolutie. De luchthaven van Sarajevo zou neutraal terrein worden, zodat voedsel en medicijnen voor de burgers kon worden aangeleverd. Beide kanten schonden deze resolutie.

Buiten Sarajevo nam de Republika Srpska gebieden in en verbande de Bosniakse bevolking. Het Bosnische en Kroatische leger konden voorkomen dat de Serven verder trokken naar Centraal-Bosnië. Langzamerhand werden de Serven teruggedreven. Zij wisten ook de Servische belegering rond Goražde te breken. Het Kroatische leger voerde een haatbeleid tegen de Serven, waaronder verkrachting, marteling en moord. De Bosnische overheid maakte een afspraak met het Joegoslavisch leger. Zij hadden tot 19 mei de tijd om Bosnië vreedzaam te verlaten. Op 22 mei 1992 werd Bosnië en Herzegovina als zelfstandig land erkend door de Verenigde Naties. Deze beslissing kwam mede doordat het Joegoslavisch leger kampen had opgericht om Bosniakse en Kroatische inwoners op te sluiten, te martelen en te vermoorden. Vooral in de regio Prijedor werden veel Bosniakken opgepakt en getransporteerd. Tegen juni 1992 had de oorlog zo'n 2,6 miljoen vluchtelingen veroorzaakt.

In juni 1992 probeerden de Bosnische Serven een doorgang met Servië vrij te houden. Zij wilden een open verbinding tussen Belgrado en Banja Luka. Dit wordt ook wel Operatie Corridor genoemd. Volgens de Bosnische Serven was dit nodig voor de aanvoer van medicijnen en voedsel. Uiteindelijk wist de Republika Srpska dit succesvol uit te voeren.

De Bosniakken en Kroaten vormden aan het begin van de oorlog een samenwerking tegen de Serven. De Kroatische en Bosnische overheid waren hierbij betrokken. Eind 1992 namen de spanningen tussen de Kroaten en Bosniakken toe. Dit kwam doordat de Kroatische minderheid in Bosnië hun eigen republiek uitriep: de Kroatische Republiek Herceg-Bosna. Deze republiek wilde zich aansluiten bij Kroatië, maar Bosnië wilde dit absoluut niet. Hierdoor verbraken de twee volkeren hun samenwerking en voerden zelfs een oorlog met elkaar (de Kroatisch-Bosniakse Oorlog). Deze oorlog wordt vaak als onderdeel van de Bosnische Burgeroorlog gezien.

1993

In het begin van 1993 vochten de Kroaten en Bosniakken met elkaar in Centraal-Bosnië. Dit leidde tot verschillende oorlogsmisdaden, zoals overvallen, moorden en bewapende conflicten. Zo kidnapte het Bosnische leger vier Kroatische soldaten in Novi Travnik. Het Bosnische leger wat grond te winnen op het Kroatische leger. In deze gebieden werden de Kroatische inwoners verdreven. Op 16 april sloeg het Kroatische leger terug in Ahmići. Kroatische troepen arriveerden in het dorp en vermoordden meer dan 100 Bosniakse inwoners. Ook in de regio Herzegovina vond de strijd plaats.

In juni en juli beleefde de oorlog een hoogtepunt. Bosnische troepen vielen het Kroatische leger aan en won. Het Kroatische leger werd verdreven en honderden Kroaten moesten naar de Republika Srpska. Ook in Novi Travnik en Kakanja werden de Kroaten verdreven. Het Kroatische leger kon de opmars stoppen tijdens de slag bij Žepče op 30 juni. In september lanceerde het Bosnische leger een nieuwe aanval op het Kroatische leger tijdens Operatie Neretva '93. De Bosnische troepen wisten de controle over Jablanica en het oosten van Mostar te krijgen. De Kroaten behielden Prozor en het westen van Mostar. Tussen 8 en 9 september werden 13 Kroatische burgers vermoord door het Bosnische leger in Grabovica. Op 14 september vermoorde het Bosnische leger nog eens 29 Kroatische inwoners en 1 Kroatische soldaat. Op 23 oktober vermoordde het Kroatische leger 37 Bosniakken.

In mei 1993 hadden de Verenigde Naties zogeheten "veilige zones" in Bosnië en Herzegovina opgesteld. De Veiligheidsraad verklaarde Sarajevo, Goražde, Srebrenica, Tuzla, Žepa en Bihać als veilig. Burgers konden naar deze gebieden toevluchten en zouden veilig zijn. Internationale soldaten zouden deze gebieden beschermen. In juni 1993 begonnen de West-Europese Unie en de NAVO een blokkade van de Adriatische Zee rondom Bosnië. Deze blokkade bleef tot 1996 in stand.

1994

Ondertussen verdreven de Servische inwoners veel Bosniakken uit de gebieden die door hen bestuurd werden. Veel van hen vluchtten naar Kroatië en (vanuit daar) andere Europese landen. Alleen in Kroatië werden al een half miljoen vluchtelingen opgevangen. Tussen 30 maart en 23 april voerden de Servische troepen een aanval uit op Goražde. Hierdoor werd ook de veilige zone in deze stad getroffen. Volgens de secretaris-generaal van de NAVO hadden de Servische troepen een resolutie van de Veiligheidsraad gebroken. De NAVO voerde luchtaanvallen op de Servische troepen uit, maar met het Servische leger werd niet gestopt. Goražde dreigde te vallen. Hierdoor stelde de NAVO een ultimatum: De Servische troepen moesten zich 3 kilometer terugtrekken en hun wapens 20 kilometer terugtrekken. Uiteindelijk besloten de Serven zich hieraan te gehoorzamen.

Het beleg van Sarajevo duurde al sinds 5 april 1992. Op 5 februari 1994 vond aanval plaats op Markale; een druk marktplein in de stad. 68 mensen stierven en 144 mensen raakten gewond. De secretaris-generaal van de VN vroeg de NAVO om in de toekomst luchtaanvallen uit te voeren. De NAVO voerde vervolgens acties uit tegen eenheden rondom Sarajevo. Ook stelde de NAVO een ultimatum in tegen de Serven. Zij hadden tot de nacht van 21 op 22 februari de tijd om zware wapens rondom Sarajevo te verwijderen. Anders zou de NAVO luchtaanvallen uitoefenen. De Serven verwijderden vervolgens hun wapens op 17 februari.

Op 23 februari 1994 werd de oorlog tussen de Kroaten en Bosniakken beëindigd. Bosnië, Kroatië en Herceg-Bosna tekenden het akkoord van Washington op 18 maart. Zij besloten om samen te werken tegen de Serven. Hoewel de samenwerking in het begin moeilijk ging, hield deze stand. Op 13 november hieven de Verenigde Staten het wapenembargo voor Bosnië op. Hierdoor mochten de Amerikanen weer wapens aan Bosnië leveren. Ondertussen speelde de NAVO een steeds actievere rol in de oorlog. Ze hielpen de Verenigde Naties bij het beschermen van de "veilige zones".

1995

Op 25 mei voerde de NAVO verschillende bombardementen op gebieden in handen van de Republika Srpska uit. De Serven bombardeerden vervolgens gebieden in handen van de Kroaten en Bosniakken. Ook werd de veilige zone in Tuzla gebombardeerd. Op 11 juli namen de Servische troepen het veilige gebied in Srebrenica in. Dit staat ook bekend als de val van Srebrenica. Meer dan 8.000 Bosniakse mannen en jongens werden vermoord, terwijl Bosniakkse vrouwen en meisjes verdreven werden. De Nederlandse vredeshandhavers (Dutchbat) wisten de stad niet te beschermen.

Tijdens het akkoord van Split besloten Bosnië en Kroatië om een offensief te starten tegen de Serven: Operation Summer '95. De Servische troepen werden uit Glamoč en Bosansko Grahovo verdreven. Ook werd Knin geïsoleerd. De Kroaten en Bosniakken wisten succesvol controle te krijgen over West-Bosnië.

Na een tweede aanval in Markale besloot de NAVO grootschalige luchtaanvallen op de Serven uit te voeren op 30 augustus. De luchtaanvallen stopten op 14 september om de Serven tijd te geven voor onderhandelingen. Op 26 september werd in New York City een akkoord bereikt, waardoor een staakt-het-vuren van 60 dagen begon. Op 21 november werd het akkoord van Dayton bereikt, waardoor de oorlog eindigde. De VN bleef tot 1996 actief in Bosnië voor het herstellen van de vrede, het zoeken naar onontplofte mijnen en het verzorgen van inwoners.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Bosnische_Burgeroorlog&oldid=873814"