Camille Pissarro: verschil tussen versies
k (Link naar doorverwijspagina Tuilerieën gewijzigd in Tuilerieënpaleis met DisamAssist) |
|||
Regel 21: | Regel 21: | ||
'''Jacob Abraham Camille Pissarro''', bekend als '''Camille Pissarro''', werd geboren op 10 juli 1830 in Charlotte-Amélie, op het eiland Saint-Thomas, in het dan nog Deense West-Indië — nu [[Amerikaanse Maagdeneilanden]] — en overleed op 13 november 1903 in [[Parijs]]. Hij is een Frans - Deense [[Impressionisme|impressionistische]] en vervolgens [[Neo-impressionisme|neo-impressionistische]] schilder. | '''Jacob Abraham Camille Pissarro''', bekend als '''Camille Pissarro''', werd geboren op 10 juli 1830 in Charlotte-Amélie, op het eiland Saint-Thomas, in het dan nog Deense West-Indië — nu [[Amerikaanse Maagdeneilanden]] — en overleed op 13 november 1903 in [[Parijs]]. Hij is een Frans - Deense [[Impressionisme|impressionistische]] en vervolgens [[Neo-impressionisme|neo-impressionistische]] schilder. | ||
− | Pissaro staat bekend als een van de "vaders van het impressionisme". Hij schilderde het Franse plattelandsleven, in het bijzonder landschappen en taferelen met boeren die op het land aan het werk waren, maar hij is ook beroemd om zijn afneeldimgen van [[Montmartre]] en zijn taferelen rond het [[Louvre]] en de [[Tuilerieën]] in Parijs. In Parijs zijn zijn leerlingen onder meer [[Paul Cézanne|''Paul'' Cézanne]], [[Paul Gauguin|''Paul'' Gauguin]], ''Jean Peské'' en ''Henri-Martin Lamotte''. | + | Pissaro staat bekend als een van de "vaders van het impressionisme". Hij schilderde het Franse plattelandsleven, in het bijzonder landschappen en taferelen met boeren die op het land aan het werk waren, maar hij is ook beroemd om zijn afneeldimgen van [[Montmartre]] en zijn taferelen rond het [[Louvre]] en de [[Tuilerieënpaleis|Tuilerieën]] in Parijs. In Parijs zijn zijn leerlingen onder meer [[Paul Cézanne|''Paul'' Cézanne]], [[Paul Gauguin|''Paul'' Gauguin]], ''Jean Peské'' en ''Henri-Martin Lamotte''. |
Pissarro was ook een man van de theorie van de ''anarchie'' (zette zich af tegen de gevestigde orde) en bezocht ijverig de schilders van ''Nieuw Athene'' die tot de libertaire beweging behoorden. Hij deelt deze anarchie met Paul Gauguin, met wie hij later gespannen relaties zal hebben. | Pissarro was ook een man van de theorie van de ''anarchie'' (zette zich af tegen de gevestigde orde) en bezocht ijverig de schilders van ''Nieuw Athene'' die tot de libertaire beweging behoorden. Hij deelt deze anarchie met Paul Gauguin, met wie hij later gespannen relaties zal hebben. |
Versie van 2 apr 2024 13:46
Camille Pissarro | |
Zelfportret Camille Pissarro | |
Persoonlijke informatie | |
Volledige naam | Jacob Abraham Pizarro |
Bijnaam | Camille |
Land | Frankrijk, Denemarken |
Geboortedatum | 10 juli 1830 |
Geboorteplaats | Charlotte Amalie (de hoofdstad van de Amerikaanse Maagdeneilanden) |
Overleden | 12 november 1903 |
Overleden te | Parijs |
Gehuwd met / relatie |
Julie Vellay |
Carrière | |
Beroep | aquarellist, vervaardiger van gouaches, graficus, lithograaf, pastellist, kunstschilder, tekenaar |
Bekend van | Landschappen, dorpsgezichten onder andere in pointillisme. |
Actief | ca. 1850-1903 |
Genre(s) | impressionisme |
Website | |
https://rkd.nl/nl/explore/artists/63696 | |
---|---|
Portaal Kunst & Cultuur |
Jacob Abraham Camille Pissarro, bekend als Camille Pissarro, werd geboren op 10 juli 1830 in Charlotte-Amélie, op het eiland Saint-Thomas, in het dan nog Deense West-Indië — nu Amerikaanse Maagdeneilanden — en overleed op 13 november 1903 in Parijs. Hij is een Frans - Deense impressionistische en vervolgens neo-impressionistische schilder.
Pissaro staat bekend als een van de "vaders van het impressionisme". Hij schilderde het Franse plattelandsleven, in het bijzonder landschappen en taferelen met boeren die op het land aan het werk waren, maar hij is ook beroemd om zijn afneeldimgen van Montmartre en zijn taferelen rond het Louvre en de Tuilerieën in Parijs. In Parijs zijn zijn leerlingen onder meer Paul Cézanne, Paul Gauguin, Jean Peské en Henri-Martin Lamotte.
Pissarro was ook een man van de theorie van de anarchie (zette zich af tegen de gevestigde orde) en bezocht ijverig de schilders van Nieuw Athene die tot de libertaire beweging behoorden. Hij deelt deze anarchie met Paul Gauguin, met wie hij later gespannen relaties zal hebben.
Pissarro is een groot schilder, waarvan sommige doeken ten onrechte als 'schattig' werden beoordeeld. Deze werken krijgen niet de plaats die ze verdienen. Dit komt vanwege hun onderwerp, dat minder spectaculair is dan die van andere impressionisten (La Meule, Pontoise, La Route d'Ennery).
In 1896 verklaarde de schilder: "We vragen niets beter dan klassiek te zijn, maar door het naar ons eigen gevoel te vinden, oh! hoe anders!"
Hij is de vader van de schilder Lucien Pissarro.
Levensloop en werk
Zijn ouders hadden een bloeiend ijzerwarenbedrijf in de haven van Charlotte-Amélie, waardoor hij de Deense nationaliteit kreeg, die hij zijn hele leven zou behouden.
Zijn vader Frédéric-Abraham-Gabriel Pissarro, is een Jood van Portugese afkomst maar geboren in Bordeaux.
Zijn moeder is een Creoolse uit het Deense West-Indië genaamd Rachel Thétis Manzano-Pomie.
In 1842, op twaalfjarige leeftijd, vertrok Camille naar Frankrijk om te studeren in Passy, bij het Savary-pension, waarvan de directeur hem aanmoedigde om zijn gaven voor tekenen te ontwikkelen. Hij keerde in 1847 terug naar zijn geboorte-eiland waar zijn vader de ijzerhandel begon en waar hij vijf jaar in het familiebedrijf zou blijven werken. Omdat hij "de band wilde breken die hem aan het burgerlijke leven bond" vertrok hij in 1852 naar Caracas in Venezuela, samen met een vriend, Fritz Melbye, een Deense kunstenaar die een diepe indruk op zijn lot heeft achtergelaten. Hij bleef er tot 1854 om te schilderen en te tekenen, en keerde daarna terug naar Saint-Thomas voor een jaar in het familiebedrijf.
Het was in 1855 dat Camille Pissarro definitief afstand deed van de handel. In oktober 1855, het jaar van de Wereldtentoonstelling, arriveerde hij in Parijs om daar te studeren en vestigde hij zich met zijn gezin op de Chaussée de la Muette, in Passy. Hij zal nooit meer terugkeren naar de Amerikaanse Maagdeneilanden.
In Parijs ontmoette hij Camille Corot, bij wie hij studeerde, ontdekte Eugène Delacroix, Gustave Courbet, Dominique Ingres en Charles-François Daubigny. Hij bezocht een paar lessen aan de École des beaux-arts (school voor de schone kunsten) in Paris, waar het onderwijs nog altijd academisch bleef. Hij werd vooral aangetrokken door Jean-François Millet met zijn thema's van het plattelandsleven. Door de wat vrijere stijl van Gustave Courbet zou Pissaro meer afstand doen van het pittoreske (schattige, kneuterige). Daarna werkte hij in de studio van Anton Melbyeen gelegen in de gemeente Montmorency, een voorstad ten noorden van Parijs.
Tussen 1859 en 1861 volgde hij verschillende academies, waaronder die van Père Suisse, waar hij Claude Monet, Ludovic Piette, Armand Guillaumin en Paul Cézanne ontmoette, en die hij aanmoedigde.
In 1860 trad Julie Vellay, dochter van wijnboeren uit Bourgondië, in dienst bij de familie Pissarro als dienstbode. Ze zou Camille's metgezel worden maar hij zou pas enkele jaren later in Londen met haar trouwen. Camille's vader, geschokt door dit nieuws, wil niets van haar weten. Het echtpaar kreeg in totaal acht kinderen.
In 1863 bezoeken Cézanne en Émile Zola zijn atelier in La Varenne. Omdat zijn schilderijen werden geweigerd op de officiële Salon (de jaarlijkse tentoonstelling voor kunstschilders), moest hij zich tevreden stellen met deelname aan de Salon des Réfusés (zaal van de geweigerden) van 1863. Hij exposeerde op de Salons van 1864 en 1865 en presenteerde zich daar als de "leerling van Anton Melbye en Corot". In 1865 verbleef hij in La Roche-Guyon.
Verhuizingen
Camille Pissarro woonde van 1866 tot 1869 sporadisch in Pontoise (voorstad ten noord-westen van Parijs) en maakte er een groot aantal schilderijen, tekeningen en gravures. Op zijn 36e breekt hij met zijn leermeester Corot na een ruzie. Zijn financiële situatie is moeilijk. Hij beschildert borden om zijn gezin te onderhouden.
In 1869 verhuisde hij met zijn partner Julie en hun eerste dochter naar Louveciennes, een voorstad ten westen van Parijs. In de herfst van 1870, tijdens de oorlog met de Pruisen, moest hij met zijn gezin vluchten en zijn werkplaats verlaten voor de opmars van de Pruisische troepen. Hij zocht zijn toevlucht bij Ludovic Piette in Montfoucault in Mayenne en ging in ballingschap in Londen.
In het voorjaar van 1871 keerde hij terug in Louveciennes, en ontdekte dat zijn atelier was geplunderd en dat hij van de bijna vijfhonderdvijftig doeken nog maar een veertigtal doeken over had. Hij schilderde een tweede reeks schilderijen in Louveciennes, de meest talrijke die ons tot het einde van de lente 1872 hebben bereikt. Het was in Louveciennes, en gedeeltelijk ook in Londen, dat hij zijn impressionistische stijl kreeg en perfectioneerde.
Hij verhuisde in 1872 weer naar Pontoise en bleef daar tot 1882. Pissarro en zijn gezin keerden tot aan diens dood verschillende keren terug naar Ludovic Piette in Montfoucault.
In 1879 kwam Gauguin, die schilderijen van hem kocht, met hem werken in Pontoise. Hij werkte samen met Edgar Degas op het gebied van graveren en in de zomer van 1881 stonden Cézanne, Gauguin en Guillaumin aan zijn zijde in Pontoise. Hij nam deel aan alle impressionistische tentoonstellingen en werd geleidelijk een patriarch (vader) van de dan nieuwe beweging, maar met een grote frisheid van geest en met constante vernieuwing.
In december 1882 verhuisde hij naar Osny in de buitenwijken van Pontoise, waar hij geen geschikt huis kon vinden om voor een redelijke prijs te huren. Deze periode van Pontoise komt overeen met het grote moment in de geschiedenis van het impressionisme. Dit is waar Pissarro de meeste schilderijen schilderde die in de eerste zeven tentoonstellingen van de impressionisten zullen verschijnen. Het is ook daar dat Paul Gauguin, Paul Cézanne, Victor Vignon zullen werken. De impressionistische schilderijen halen in die tijd nog steeds maar matige prijzen.
In 1884 verliet Pissarro Osny en verhuisde naar Éragny-sur-Epte in Oise. Dankzij een lening van Claude Monet kon hij er een huis kopen waar hij zijn laatste jaren doorbracht, tot aan zijn dood in Parijs in november 1903.
In 1885 ontmoette hij Georges Seurat, met wie hij bevriend raakte en raakte enthousiast over zijn pointillistische techniek, wat hij vervolgens zelf ook toepast.
Galerij
Nature morte, 1867,
Toledo, Musée d'art de Toledo.Châtaignier à Louveciennes, vers 1870,
Paris, musée d'Orsay.Bois de châtaigniers en hiver, Louveciennes, c. 1872, Fondation Bemberg.
Paysanne poussant une brouette, 1874
(Maison Rondest, Pontoise). Stockholm, Nationalmuseum.Toits rouges, coin d'un village, hiver, 1877
(Côte de Saint-Denis, Pontoise). Paris, musée d'Orsay.La Moisson, 1882,
Tokyo, musée d'art Bridgestone.Félix en jupe 1883
Fondation Bemberg, Toulouse.Bergère rentrant des moutons, 1886,
Norman (Oklahoma).Boulevard Montmartre, printemps, 1897,
Jérusalem, musée d'Israël.Rouen, rue de l'Épicerie, 1898,
Norman (Oklahoma).