Sporen
Sporen zijn eencellige deeltjes waarmee organismen zoals schimmels, algen en mossen, varens en varenachtigen en bepaalde soorten bacteriën zich voortplanten. Via de wind of voorbijkomende dieren worden deze deeltjes meegenomen naar de volgende plaats. Hier kan weer een nieuw organisme groeien. Sporen zijn heel klein. Je kunt ze niet zomaar zien, daar heb je een vergrootglas voor nodig.
De bekendste sporenplanten zijn varens, zoals de gewone eikvaren en dubbelloof.
Sporen bij paddenstoelen
Je kunt een champignon op een zwart vel papier leggen. Als je dan de volgende dag de hoed voorzichtig optilt kun de sporen wel zien. Eén paddenstoel heeft wel meer dan een miljoen sporen. Als ze rijp zijn dan vallen ze uit de hoed vandaan. En als ze op een goed plekje terecht komen komt er weer een nieuwe paddenstoel.
Andere sporen
En sporen zijn ook aanwijzingen van iets in of op de bodem: bijvoorbeeld voetstappen of diersporen wijzen erop dat daar een mens of dier heeft gelopen. Pollen geven aanwijzingen welke planten er groeiden. Archeologen en biologen kunnen die informatie goed gebruiken. Een rechercheur van de politie kijkt ook naar sporen van een dief, zoals braaksporen, haren en vingerafdrukken. Verder zijn sporen het meervoud van een spoor. Op een rangeerterrein heb je heel veel sporen naast elkaar. Ook het in de rails blijven van de trein heet sporen. Gaat het mis, dan noem je dat ontsporen.
Als laatste zijn sporen hulpstukken bij het paardrijden, zoals riddersporen. Deze worden gebruikt om een paard te corrigeren en worden vastgebonden op de schoen of laars van een ruiter.
De sporen van een paddenstoel uitgeklopt op papier.
Voetafdrukken
Sporen op een rangeerterrein
Riddersporen
