Spaanse democratische overgang
De Spaanse democratische overgang (Spaans: Transición democrática española) of la Transición vond plaats tussen 1975 en 1982. Spanje heette vóór deze tijd de Spaanse Staat en stond onder de dictator Francisco Franco. Na zijn dood in 1975 kwam koning Juan Carlos I aan de macht. Juan Carlos I begon de Spaanse dictatuur om te vormen in een constitutionele monarchie. Hierdoor ontstond het Spanje zoals wij dat vandaag de dag kennen.
Tijdens de Spaanse democratische overgang kwamen er meer vrijheden, meer democratie en meer rechten voor vrouwen en minderheden. In 1978 kwam er een nieuwe grondwet, waardoor er een einde aan de Spaanse Staat kwam. Hierdoor werden politieke partijen weer toegestaan en kwamen er vrije verkiezingen. Deze periode ging niet zonder slag of stoot. Zo probeerden de aanhangers in 1981 door middel van een staatsgreep de macht te pakken. Ook waren er veel economische problemen, zoals werkloosheid en inflatie. In 1982 was de democratische overgang voltooid; Spanje was nu een volledige democratie.
De Spaanse democratische overgang werd gesteund door de Verenigde Staten en de Europese Economische Gemeenschap (voorloper van de EU). Hierdoor werd Spanje ook lid van de EU in 1986 en van de NAVO in 1982. Tijdens dezelfde periode maakten ook Portugal en Griekenland hun overgang van dictatuur naar democratie.
Voorgeschiedenis
Spanje was tussen 1931 en 1939 een republiek (de Tweede Spaanse Republiek). Dit was de eerste keer dat Spanje een echte democratie was met verregaande vrijheden, een strikte scheiding tussen kerk en staat en rechten voor vrouwen en minderheden. Niet iedereen was blij met de republiek. Er waren veel mensen die de monarchie terug wilden. Ook waren er mensen van Spanje een dictatuur wilden maken naar voorbeeld van Italië en Portugal. De republiek was daardoor erg instabiel was. Na de verkiezingen van 1936 brak de Spaanse Burgeroorlog uit. Hierin vochten het Nationaal Front en het Volksfront tegen elkaar. Uiteindelijk won het Nationaal Front onder Francisco Franco. Franco werd de nieuwe leider van Spanje en maakte een einde aan de republiek en democratie.
Tussen 1939 en 1978 stond Spanje bekend als de Spaanse Staat, die door Franco geleid werd. Veel vrijheden en de rechten van vrouwen werden teruggedraaid. Ook werden de talen en symbolen van de Baskische en Catalaanse minderheden verboden. Franco was erg afhankelijk van de monarchisten. In 1947 maakte hij opnieuw een monarchie van Spanje, maar de troon bleef leeg tot aan zijn dood. Franco mocht ook zelf de troonopvolger kiezen. Na veel gedoe koos hij de latere koning Juan Carlos I. Juan Carlos werd door Franco onderwezen in zijn ideologie. Toen Franco in 1975 overleed, kwam koning Juan Carlos op de troon.
Verloop
Rol van koning Juan Carlos I
Koning Juan Carlos I was in 1975 in feite dictator over Spanje. Al vrij snel maakte koning Juan Carlos I bekend dat hij van Spanje een constitutionele monarchie en democratie wilde maken. Zijn vader pleitte al jarenlang hiervoor. Ook had hij zowel de steun van de Verenigde Staten als van veel Europese landen. Ook veel Spanjaarden steunden hem. Toch was het land de Spaanse Burgeroorlog nog niet vergeten. Ook had Franco nog altijd veel aanhangers in Spanje. Hierdoor moest de democratische overgang voorzichtig gebeuren.
De koning begon daarom met het voorzichtig afbreken van Franco's Spanje. Juan Carlos zie daarom niet meteen dat hij heel ver wilde gaan, maar eerder dat hij kleinere dingen wilde veranderen. Juan Carlos stelde niet meteen een nieuwe premier aan. Carlos Arias Navarro bleef tot aan 1976 premier van het land. Hij wilde enkele veranderingen toestaan, maar niet te ver gaan. Dit leidde uiteindelijk tot een discussie, waarin Juan Carlos alle kanten tevreden moest stellen. Ook moest hij een compromis vinden, wat door het parlement werd afgewezen.
Adolfo Suárez
In juli 1976 werd Adolfo Suárez de nieuwe premier van Spanje. Suárez wilde verder gaan dan Arias Navarra. In 1977 wilde hij de eerste vrije verkiezingen houden. Daarnaast zou er een referendum komen om Spanje een democratie om te vormen. Suárez kreeg veel tegenstand van het parlement en het leger. Zij wilden eerst dat Suárez de situatie in Baskenland onder controle bracht. In Baskenland was namelijk al jarenlang de Euskadi Ta Askatasuna (ETA) actief. Dit was een terroristische organisatie die Baskenland onafhankelijk wilde maken. De ETA voerde sinds 1959 veel aanslagen uit. Na de dood van Franco werd de ETA nog actiever.
Desondanks drukte Suárez zijn hervormingen door het parlement. Zo werden veel wetten en structuren uit het Franco-tijdperk beetje bij beetje afgeschaft. Ook werden veel politieke gevangenen vrijgelaten. Er kwam een einde aan de geheime politie. Ook kregen Spanjaarden opnieuw het recht om te staken en te organiseren. Daarnaast werden andere politieke partijen weer toegestaan. Suárez werkte samen met de belangrijkste oppositiepartij, de Partido Socialista Obrero Español (PSOE). Uiteindelijk werden er in juni 1977 voor het eerst verkiezingen in Spanje gehouden.
Verkiezingen en grondwet
Na de verkiezingen van 1977 waren er vier grote politieke partijen. De Unión de Centro Democrático (UDC) werd de grootste met 34,6% van de stemmen. De UDC was een centrum tot centrum-rechtse partij. De sociaaldemocratische Partido Socialista Obrero Español (PSOE) werd tweede met 29,3% van de stemmen. Daarnaast volgenden Partido Comunista de España (PCE) met 9,4% en Alianza Popular (AP) met 8,3% de stemmen. Daarnaast wonnen ook veel Catalaanse en Baskische partijen zetels. Zij wilden Catalonië en Baskenland van Spanje afscheiden.
De Basken hadden ook hun eigen terroristische afscheidingsbeweging; de ETA. Daarnaast hadden de aanhangers van Franco hun terroristische organisaties. De politieke partijen besloten om samen te werken voor een nieuwe grondwet. Ook zouden ze samen de economie draaiende houden tijdens de overgang. In 1978 kreeg Spanje een nieuwe grondwet die officieel een einde aan de Spaanse Staat maakte. Deze werd via een referendum goedgekeurd door de bevolking van het land.
De UDC werd tijdens de verkiezingen van 1979 opnieuw de grootste partij. Toch waren de meeste leden van de UDC wel klaar met de veranderingen. Suárez wilde echter verder gaan. Zo wilden hij scheiden toegestaan maken. Veel UDC-politici zagen dit niet zitten. Hierdoor viel de UDC uiteindelijk uit elkaar en Suárez moest in 1981 aftreden. Hierna werd Leopoldo Calvo Sotelo premier van Spanje.
Mislukte staatsgreep
Op 23 februari 1981 probeerden aanhangers van Franco om de regering omver te werpen. Het ging vrij slecht met Spanje op economisch gebied. Zo was er hoge inflatie en werkloosheid. Luitenant-kolonel Antonio Tejero bestormde het Spaanse parlement met 200 soldaten. Op dat moment werd Calvo Sotelo tot premier van Spanje benoemd. De soldaten hielden gijzelden het parlement voor 18 uur. Tejero wilde de Spaanse Staat herstellen. Hij kreeg echter geen steun van de bevolking of het leger.
Dit kwam deels doordat koning Juan Carlos op televisie een speech hield tijdens de gijzeling. Hij wees de staatsgreep af en wilde dat de Spaanse democratische overgang verderging. Op 24 februari was de staatsgreep afgelopen, aangezien deze geen steun had. Niemand overleed tijdens de poging en Spanje bleef een democratie.
Einde
Na de verkiezingen van 1982 kwam er een einde aan de Spaanse democratische overgang. Spanje was inmiddels een volledige democratie geworden. De macht van de koning was beperkt. Ook was er vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Vrije verkiezingen waren mogelijk. Na de overgang werd er ook gewerkt aan meer rechten voor vrouwen en minderheden. Zo kregen de Basken en Catalanen meer zelfbestuur en werden hun talen erkend.
In 1982 trad Spanje bij de NAVO en in 1986 trad Spanje samen met Portugal toe tot de Europese Unie.