Kleine marene
Kleine marene Coregonus albula | |||
---|---|---|---|
Niet bedreigd | |||
Leefgebied | het Oostzeegebied, Scandinavië, Baltische staten, het noordwesten van Rusland tot onder Nova Zembla | ||
Leefomgeving | Zoet en zout water, kustwateren en meren waar ze zich in scholen ophouden in open water | ||
Behoort tot de | Zalmen (Salmoniformes), Zoetwatervissen, Zoutwatervissen, Beenvissen, Vissen | ||
|
De kleine marene (Coregonus albula) behoort tot de Zalmen (Salmoniformes). Het is zowel een zoetwatervis als een zoutwatervis. Komt soms voor in Nederland in de Rijn. Het wordt gevonden in meren in Noord-Europa, met name Finland, Letland, Litouwen, Zweden, Rusland en Estland, en in sommige meren van Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, Noord-Duitsland en Polen. Het wordt ook gevonden in verdund brak water in de Golf van Finland en de Botnische Golf, die beide in de Oostzee liggen.
De lengte van een volwassene is normaal gesproken ongeveer 20 cm. Deze vis wordt zelden langer dan 30 cm. De maximale leeftijd is ongeveer tien jaar.
Het is een slanke en gestroomlijnde vis met een vetvin - een extra kleine vin op de rug tussen de rugvin en de staart (staartvin) die typisch is voor de zalmfamilie. Zijn onderkaak is langer dan de bovenkaak. Het lijkt wat uiterlijk betreft op zowel de gewone witvis (Coregonus lavaretus sensu lato), waarvan de bovenkaak langer is dan de onderkaak, en de peled (Coregonus peled), waarvan de kaken even lang zijn. De rug is blauwachtig groen of bruin, de zijkanten zijn zilverachtig en de buik wit.
Ze voeden zich met kleine schaaldieren en hun larven, maar grotere vissen voeden zich ook met drijvende insecten en pootvis. De vissen leven in scholen die uit grote groepen bestaan. Ze leggen hun eieren op kiezel- of zandgrond, sommige in ondiep water en andere tot een diepte van 20 m. De vissen worden op jonge leeftijd volwassen en de meeste paaien voor het eerst in hun tweede jaar, maar een paar kunnen in hun eerste herfst al broeden.