Dodendraad
De Dodendraad, ook wel De Draad of het Dodenhek genoemd, was tussen 1915 en 1918 een elektrische draadversperring op de grens van Nederland en België.
Oprichting
In juli 1914 was de Eerste Wereldoorlog uitgebroken. Duitse troepen wilden via België Frankrijk binnenvallen. Daarom trokken in augustus 1914 Duitse troepen België binnen. België liet het er niet bij zitten, zij wisten de Duitsers een maand lang tegen te houden, maar in oktober werd Antwerpen ingenomen. De Duitsers richtten op veel plaatsen gruwelijke wreedheden aan. Heel veel Belgen vluchtten naar het neutrale Nederland. Om de stroom Belgische vluchtelingen tegen te houden, waaronder jongemannen voor het leger, spionnen, verzetsmensen en smokkelaars, begon de Duitse bezetter in april 1915 met het bouwen van een elektrisch hek op de grens van België en Nederland. De Duitsers noemden dit een Grenzhochspannungshindernis. Veel bomen werden gekapt om plaats te maken voor het hek. Nadat het traject was bepaald, werden er stevige palen in de grond geheid. Vaak zaten er 6 elektrische draden aan, ongeveer 30 centimeter van elkaar. Op diverse plaatsen werd begonnen met de bouw van losse stukken. Sommige delen waren juni 1915 al klaar, andere stukken pas begin 1916. Duitse soldaten en Belgische vrijwilligers hielpen mee. Duitse officiers betaalden er loon voor, maar ze hadden aan het eind van de dag vaak nog de helft van het geld over, omdat veel Belgische werklieden tijdens het werk naar Nederland waren gevlucht.
De Draad liep van Het Zwin in Knokke tot aan de voorsteden van Aken. De grens tussen deze 2 punten was wel 450 kilometer lang. Om deze lange afstand wat in te korten lag de Draad niet overal precies op de grens.
Op de draden stond een spanning van maar liefst 2000 volt, ongeveer net zo veel volt als er bij de elektrische stoel door het lichaam wordt gestuurd. Om de mensen te beschermen, plaatsten de Duitsers aan weerszijden van De Draad beschermingsdraden. Ook werden er bordjes neergezet waarop in meerdere talen stond: Achtung! Hoogspanning, doodsgevaar! Veel mensen kenden elektriciteit en de gevaren ervan nog niet. Er zijn mensen die het handmatig hebben getest, vaak met de dood als gevolg. Het is onduidelijk of de Duitsers overal deze dodelijke spanning hebben toegepast. Bij hevig onweer werd de stroom er ook wel eens afgehaald. De stroom kwam van van transformatorhuisjes of elektriciteitscentrales. Langs de grens werden ook schakelhuisjes gebouwd. Hier werd technisch apparatuur ondergebracht en het diende ook als wachthuisjes voor grenswachters. Gemiddeld stond er om de 2 kilometer zo'n huisje.
Gevolgen
Door de Dodendraad kon men niet meer over de grens. Het grensverkeer nam sterk af. Families en vrienden werden van elkaar gescheiden. Daarnaast vielen er ook nog eens veel doden. Een exact aantal is niet bekend, maar ze schatten tussen enkele honderden en vijfduizend doden. Maar hoe zijn ze om het leven gekomen? Door de hoge elektrische spanning op de draden of door geweerschoten? Er zijn weinig gegevens overgebleven, Duitse documenten van de grensbewakingstroepen zijn verdwenen en de pers in België was tijdens de Eerste Wereldoorlog gecensureerd. Men heeft wel een aardige schatting kunnen maken in procenten. De helft van de slachtoffers waren Belgen, 25% Duitsers, 10% Nederlanders, 10% ontsnapte Russische krijgsgevangenen en 4% Fransen. Verder zijn er nog een aantal omgekomen van een andere nationaliteit, bijvoorbeeld mensen uit het Verenigd Koninkrijk. Naar schatting zijn drie vierde omgekomen door "elektrocutie", 20% door vuurgevechten en de andere 5% is onbekend. In de provincie Antwerpen zijn ongeveer 200 mensen om het leven gekomen, 170 in Oost-Vlaanderen en circa 30 in West-Vlaanderen. De meeste doden waren spionnen, smokkelaars, Duitse deserteurs, Belgische vluchtelingen, onvoorzichtige burgers, maar ook dieren.
Ontsnappingen
Grensbewoners zochten allerlei technieken om toch de Dodendraad over te steken. Er waren heel wat poorten, maar die werden streng bewaakt. Sommigen probeerden de grensbewakers om te kopen. Anderen gingen via het riool. In Limburg had je mergelgrotten, waardoor je kon ontsnappen. Toen de Duitsers daar achter kwamen, metselden ze de uitgangen dicht. Vaak werden objecten, zoals tonnen, stokken en houten fietsvelgen tussen de draden gezet, zodat je meer ruimte had om er doorheen te gaan. Mensen deden ook vaak rubberen handschoenen aan om bijvoorbeeld met een grote schaar de draden door te knippen. Dit was wel gevaarlijk, want zodra er een draad werd doorgeknipt ging er een alarm af bij de Duitsers. Ook werd er met wol gewerkt, die je om de draden wikkelde. Tot slot was er het passeursraam, een houten, inklapbare raamconstructie die je tussen de draden kon zetten om zo veilig tussen de draden door te vluchten. Er wordt geschat dat er ongeveer 25.000 mensen over de grens zijn geraakt.
Bewaking
Constant patrouilleerden er grenswachters met geweren. 's Nachts waren er meer wachters. Als er een vluchteling gesignaleerd was, werd deze gewaarschuwd, en als deze niet antwoordde, werd er onmiddellijk geschoten. Er mocht alleen nooit in de richting van Nederland worden geschoten. Langs de versperring lagen ook mijnen en soms waren er ook grote zoeklichten. Overdag hingen er luchtballonnen in de lucht om de grens in de gaten te houden. Er was ook veel radio-apparatuur om met elkaar te communiceren en alarm te slaan. Aan de Nederlandse kant waren Nederlandse soldaten die de grens ook streng bewaakten en soms mensen arresteerden.
Nederland
De Nederlandse regering heeft nooit geprotesteerd tegen de Dodendraad. Als neutraal land was het verplicht om zijn grenzen te bewaken. De Dodendraad heeft dit werk alleen maar makkelijker gemaakt. Vaak patrouilleerde het Nederlandse leger in groten getale langs de grens. De Nederlandse burgers werden gewaarschuwd voor de gevaren van de De Draad. Veel boeren waren wel tegen de versperring, omdat deze soms dwars door hun akkerland werd getrokken. Soms hadden boeren toestemming om via een overgang de grens naar België over te steken, maar hier moesten ze wel ver voor reizen. Verder werden soms families die bij de grens woonden van elkaar gescheiden en kinderen konden niet meer de grens over naar school.
Afbraak
Al voor de wapenstilstand in november 1918 werd de stroom vaak van het hek afgehaald. Veel lokale boeren begonnen met het slopen van het hek. Het materiaal werd door de boeren gebruikt als omheining, soms werd het door de gemeente verkocht. Ook het goederen- en personenverkeer probeerde men weer op te pakken. Na 11 november werd de versperring definitief afgebroken. De Belgische overheid vond dat het materiaal hun oorlogsbuit was, maar op veel plekken bleek het hek al weg te zijn. Voor zover bekend viel de laatste dode op 12 november, toen een boer De Draad wilde oversteken bij Meer om zijn familie te bezoeken. Hij dacht dat de Duitsers de stroom er al af hadden gehaald, maar dat bleek niet zo te zijn. Van De Draad is niets overgebleven, behalve wat reconstructies en monumenten.