Costa Rica

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Republiek Costa Rica
República de Costa Rica

Flag of Costa Rica (state).svg Coat of arms of Costa Rica.svg Costa Rica locator map.png

Hoofdstad San José
Aantal inwoners 5.163.038 (2021)
Oppervlakte 51.100 km²
Regeringsvorm Presidentiële republiek
President Carlos Alvarado Quesada (sinds 2018)
Godsdienst Christendom (72,6%)
Geen religie (27%)
Overig (0,4%)
Taal Spaans (español)
Munteenheid Costa Ricaanse colón
Volkslied Noble patria, tu hermosa bandera
Motto ¡Pura vida!
Nationale feestdag Onafhankelijkheidsdag (15 september)
Landcode CR

Costa Rica is een land in Midden-Amerika. De hoofdstad is San José. Het wordt omringd door de Atlantische Oceaan en de Grote Oceaan. In het noorden grenst het aan Nicaragua en in het zuiden aan Panama.

Geschiedenis

Precolumbiaanse indianen (voor 1492)

Anders dan de Inca's in Peru, de Maya's en de Azteken in Mexico hebben de indianen in Costa Rica nooit een rijk gesticht, geen grote steden gebouwd en ook geen indrukwekkende monumenten opgericht. De stammen leefden verspreid, de natuur was vaak zo goed als ondoordringbaar, en er heerste vooral verdeeldheid. De stammen hebben geen pogingen gedaan om samen een machtig rijk te vormen. Voor de Spanjaarden in 16e eeuw was hier wel wat te doen en zouden er in wat nu Costa Rica is 25 stammen geleefd hebben.

Hier zijn enkele voorbeelden:

  • De Chorotega kwamen uit Mexico een leefden in de regio's Guanacaste en Nicoya in het noordwesten van het landen. Tegenwoordig leven hun afstammelingen in het zuiden van Costa Rica, aan de grens met Panama. De Chortega waren meer ontwikkeld dan de andere inlandse volkeren. Ze verbouwden al maïs en bonen, woonden in houten huizen en in ommuurde nederzettingen met een marktplein. Hun kleding maakten ze van katoenvezels en ze verbouwden immers ook katoen. Ze spraken Nahuatl, de taal van de Azteken, hadden een schrijftaal en gebruikten een kalender. Ze verhandelden daarnaast ook jade met de Maya's.
  • In het centrale bergland van Costa Rica, geïsoleerd van de rest van de wereld, leefden de Corobicí, een groep jager-verzamelaars en getalenteerde goudsmeden. Hun dorp Corybao telde duizend inwoners, had geplaveide straten, aquaducten en stenen waterreservoirs. De Corobicí-indianen hadden nauwelijks persoonlijke bezittingen, maar ze waren wel tot de technische hoogstandjes in staat en hadden een adembenemend gevoel voor schoonheid. In het Pre-Columbian Gold Museum in de hoofdstad San José kun je collecties gouden voorwerpen zien.
  • In de Cordillera de Talamanca (gebergte op de grens met Panama) leefden ook de Cabécare en de Guaymí. De kusten en bergen meer naar het zuiden waren dan ook weer het leefgebied van de Boruca en de Diqui. Aan de Caribische kust waren de Kekodldi en de Bribrí thuis. Ze waren jager-vissers en hebben ontdekkingsreiziger Christoffel Columbus gastvrij ontvangen.

Christoffel Columbus en de ontdekking van Costa Rica

Op 25 september 1502 legde Christoffel Columbus, Admiraal van de Oceaanzee, aan op het eiland Uvita aan de Caribische kust van Costa Rica, slechts 3 km van de huidige stad Puerto Limón, die hij zelf Cariay noemde. Het is zijn vierde en laatste reis naar Amerika en ook de lastigste van allemaal. Hij vertrok vanaf het eiland Hispaniola (nu Dominicaanse Republiek), voer langs de kust van het huidige Hondarus, waar hij 88 dagen lang door een storm werd achtervolgd. Hij stopte hier uit logistieke overwegingen en om de schepen te herstellen. Columbus dacht dat hij Indië ontdekt had en dus ook Cathay, de naam van China in de 15e eeuw. De indianen vertelden hem over mijnen waren goud te vinden zou zijn; bij dorpen met de namen Ciama, waar hij denkt aan het Cambodja van Marco Polo, Caramburu en Beragua.

En ook Ciguare, waar peper zou zijn, de nobele specerij. In het begin van de 16e eeuw kostte een gram peper evenveel als een gram goud. Volgens zijn dagboek trok de admiraal van Caramburu een paar kilometer landinwaarts. Hij is ervan overtuigd dat zich op een paar kabellengtes van de kust een volledig, onbekend land bevindt. Er wordt vaak beweerd dat Christoffel Columbus deze regio de naam "Costa Rica", wat rijke kust betekent, zou hebben gegeven, maar hij heeft die naam echter nooit gebruikt (ook niet in zijn dagboek en ook niet in zijn brieven). Er wordt ook weleens gezegd dat de admiraal het land "La Huerta" (de tuin) gedoopt zou hebben, maar daar is er ook geen bewijs van.

Op 5 oktober 1502 voer de admiraal verder zuidwaarts, op zoek naar de goudmijnen van Bergua. Hij passeert de Bocas del Drago (nu de Caribische kust van Panama) en stopt op een eiland dat nog altijd zijn naam draagt, namelijk Isla Colón. Daarna zet hij zijn reis langs de kust voort, tot aan de monding van de Rio Belèn, waar hij van 6 januari tot 16 april 1503 blijft. Hij probeert er tevergeefs een dorp te stichten, zoekt tevergeefs naar het goud van Beragua en een deel van zijn bemanning wordt door de indianen afgeslacht. Columbus ontsnapt op het nippertje aan de moordpartij en verloor de plek.

Op de Spaanse kaarten van de 15de eeuw werd de naam Beragua bijgeschreven. Die naam gold bij uitbreiding voor de hele regio in het noordwesten van het huidige Panama en het zuidoosten van Costa Rica. In de fantasie van de Spanjaarden werd de regio zo mythisch dat keizer Karel V er later een erfelijk hertogdom van maakte. De eerste hertog werd Luis Colón de Toledo, een kleinzoon van Columbus. Zeventien generaties later dragen zijn nakomelingen nog altijd de titel hertog van Veragua (huidige naam Beragua).

De droom van Columbus sterft niet samen met hem. Na hem komen nog meer conquistadores (veroveraars), eveneens met de nodige problemen naar Costa Rica om het land te verkennen en te koloniseren.

Na 'El Descubridor', nu 'Los Conquistadores'

In 1507 werkte koning Ferdinand van Spanje een plan uit voor de verkenning en de verovering van Tierra Firme, het vasteland van Midden-Amerika. Hij stelt Diego de Nicuesa aan als gouverneur van Vergua. Dat zijn gebieden die tot dan toe niet verkend en dus onbekend zijn. De veroveraars vertrokken van het eiland Hispaniola (Dominicaanse Republiek nu), komen aan in Cartagena de las Indias (Colombia nu) en starten met hun ontdekkingstocht in noordelijke richting. De tegenslagen stapelen zich op; schepen lijden schipbreuk en rivaliteit tussen de conquistadores zorgen ervoor dat Nicuesa met slechts 700 manschappen de jungle van Darién intrekt. Te voet trekken ze noordwaarts en de expeditie is een helletocht. Het klimaat is verzengend en ongezond, het regent heel hard, de tropische koortsaanvallen verwoesten zijn manschappen en de indianen voeren verrassingsaanvallen uit tegen de Spanjaarden, die ze als indringers beschouwden. Nicuesa moet zijn poging mom de regio te verkennen en te koloniseren opgeven. Balboa, één van zijn rivalen, slaagt erin hem in ongenade te laten vallen. In 1511 geeft Nicuesa zich gewonnen en hij wordt in een kleine roeiboot gezet. In 1519 is er weer een conquistador die het erop waagt; Pedraris Dávila, die bekend staat om zijn wreedheid. Hij hongert naar rijkdom, pracht en praal en sticht aan de Pacifische kust de stad Panamá. Die moet de strategische basis worden vanwaar de Spanjaarden de Zuidzee kunnen verkennen. Er wordt een expeditie over land georganiseerd met aan het hoofd Gaspar de Espionsa. Pizarro, die later Peru zal veroveren, maakt deel uit van de expeditie. De Spanjaarden bereiken het zuiden van Costa Rica. Spanje stuurt Gill González Dávila om het werk ter plaatse voort te zetten en in Panama een oogje te houden op de activiteiten van zijn rivaal Pedrarias. In 1523 start hij vanuit Panama een expeditie, met voetvolk en met paarden. Hij heeft meer geluk dan Nicuesa. Hij vindt veel goud en de indianen verzekeren hem dat er meer naar het westen rijkere gebieden liggen. Gonzáles Dávila denkt dat hij het beloofde land heeft ontdekt. Hij geeft het gebied dat sinds de ontdekking La Huerta werd genoemd, een nieuwe naam: Costa Rica, wat betekent; de rijke kust. Maar zijn kolonisatieplan mislukt, veel van zijn manschappen sterven aan tropische koortsaanvallen.

De Spaanse kroon richt haar aandacht daarna op de rijkdommen in Mexico en Peru, die veel aanzienlijker zijn dan in Costa Rica. Het land wordt aan zijn lot overgelaten omdat het te moeilijk is om erin door te dringen. Maar aan het einde van de 16e eeuw onder koning Filips II, komt de droom om het land te koloniseren toch weer naar boven. De Spaanse koning wil de lokale bevolking bekeren, maar die sterft massaal door Europese ziektes die de veroveraars meebrengen, waaronder pokken.

Vázquez de Coronado, de stichter

In de 16de eeuw viel het kleine Costa Rica administratief rechtstreeks onder de Real Audiencia de Guatemale (de Havenmeester van Guatemala), die op zijn beurt verantwoording moest afleggen aan het vicekoninkrijk Nieuw-Spanje (Mexico). In 1561 landt conquistador Juan de Cavallón y Arboleda op de kust van het schiereiland Nicoya en hij sticht een eerste kolonie in de Valle Central. Hij onderwerpt de indianenkoningen van de Huetare en gaat de strijd aan met de leiders van de Quizarco en de Garabito, taaie krijgers die niets van de Spanjaarden moeten weten, maar hij slaagt er niet in het verzet van de lokale bevolking te breken en Cavallón keert terug naar Guatemala.

In 1562 stuurt Filips II een nieuwe man, een durfal, Juan Vázques de Coronado. Hij is geboren in Salamanca en brengt enige tijd door in Mexico en krijgt de opdracht om Costa Rica te koloniseren. Dat is een lastige opdracht, bovendien maken de jungle en de vulkanen het land zo goed als ondoordringbaar. De nieuwe gouverneur sticht Cartago in Valle Central en vanaf 1564 wordt dat het politieke centrum van het land. Coronado krijgt de titel adelantado van Costa Rica, zoekt nieuwe kolonisten om het land te bevolken, maar hij sterft op zee in oktober 1565. De kolonisatie is dus mislukt, alweer. Door gebrek aan mankracht en slaven moeten de weinige Spaanse kolonisten het land zelf ontginnen en cultiveren. Er leven niet zoveel indianen in Costa Rica en ze doen er alles aan om uit de handen van de kolonisatoren te blijven.

Van de 16de tot de 18de eeuw: trage en moeilijke kolonisatie

De Spaanse kolonisten overleven ternauwernood. Ze bebouwen het land om zo zelf voedsel te maken en dat in een land dat erg geïsoleerd is en geen grondstoffen heeft. In de andere Spaanse kolonies in Amerika is alles gebaseerd op het door de militairen gecontroleerde systeem van encomienda, wat betekent grond uitdelen die door de slaven wordt bewerkt, maar in Costa Rica heerst armoede en moeten de kolonisten zichzelf in het leven zien te houden. In Panama en Mexico worden de kustgebieden ontgonnen, in Costa Rica is de activiteit geconcentreerd in het bergachtige binnenland en het kleine aantal kolonisten leeft geïsoleerd en ver van alles vandaan. In die tijd werden cacaobonen als betaalmiddel gebruikt. In de 18de eeuw gaat men verder op het elan van de eeuw daarvoor. Het land ontwikkelt zich langzaam en de teelt van cacao en tabak is belangrijk, zowel voor de economie als voor het leven van de kolonisten. Ze brengen een zekere welvaart, maar in 1655 gelast de Spaanse regering een blokkade van de havens om piraterij en smokkel tegen te gaan en daardoor kunnen de Costa Ricaanse kolonisten hun producten niet exporteren. In 1706 wordt de stad Heredia gesticht en in 1736 volgt San José (huidige hoofdstad), al kreeg die eerst de naam Villa Nueva de la Boca del Monte.

Onafhankelijkheid van Costa Rica

De Spaanse kolonies in Midden-Amerika worden zelfstandig, 15 september 1821, Costa Rica roept de onafhankelijkheid uit. In sommige, erg afgelegen steden, dringt het nieuws pas een maand later door via muilezels Costa Rica overweegt even om zich bij het keizerrijk Mexico aan te sluiten, maar kiest toch voor de Federatie van de Verenigde Provincies. Costa Rica vormt zo een unie met Nicaragua, Honduras, El Salvador en Guatemala. Lang niet iedereen is gewonnen voor die federatie van vijf provincies en de onenigheid mondt uit in een burgeroorlog in 1823. De republikeinen winnen die na de Slag bij Ochomogo, Costa Rica blijft lid van de federatie. De provincie Guanacaste scheidt zich af en sluit zich aan bij Nicaragua, de regio Nicoya kiest ervoor deel uit te maken van Costa Rica. Uiteindelijk wordt het conflict vreedzaam beslecht via een referendum. Guanacaste en Nicoya worden allebei onderdeel van Costa Rica.

In 1823 wordt San José de hoofdstad van het land, nu is het nog steeds de hoofdstad trouwens. Ze vervangt Cartago dat 250 jaar lang het politieke centrum van het land was. He eerst verkozen staatshoofd, Juan Mora Fernández, schaft de slavernij af en introduceert de koffieteelt, die een grondige ommekeer zal betekenen voor de economie van het land. De Federatie van de Verenigde Provincies houdt stand tot in 1838. Van 1838 tot 1842 is Braulio Carrillo aan de macht. Hij wordt tot staatshoofd verkozen, maar ontpopt zich tot een dictator en leidt het land met ijzeren vuist. Pas op 30 augustus 1848, het einde van de dictatuur, wordt het onafhankelijke Costa Rica een republiek.

Wiliam Walker

Vanaf 1856 komen de problemen uit het buitenland. De Amerikaan William Walker, geboren in Nashville (Tennessee), is een avonturier en een vrijbuiter (slavenhandelaar) met grenzeloze ambitie en hij besluit Midden-Amerika te veroveren om er de heerschappij van het blanke ras op te leggen, en indirect ook die van de Verenigde Staten. Walker probeert tevergeefs Baja California en Sonora van Mexico af te snoepen en waagt zijn kans dan maar in Nicaragua. In juni 1855 zet hij voet aan wal met een leger, bestaande uit huurlingen en voorstanders van slavernij. Hij verovert Nicaragua en richt zijn blik naar het zuiden.... Costa Rica.

Groot alarm in San José. President Juan Rafael Mora Porras brengt 9000 mannen samen die de natie tegen die gewetenloze indringer moeten verdedigen. De manschappen van Walker, geleid door de Hongaarse kolonel Louis Schlessing, verschuilen zich in de haciënda Santa Rosa. Op 20 maart 1856 verjagen de Costa Ricanen hen uit die haciënda en gaan ze achter de vluchters aan tot in Nicaragua. Op 11 april 1856 worden manschappen van de Amerikaan in Rivas opgemerkt in een herberg. Men wil ze daaruit verjagen door het gebouw in brand te steken. Juan Santamaría, dan 24 jaar oud, biedt zich vrijwillig aan om die klus te klaren. Hij wordt dodelijk gewond, maar slaagt in zijn opdracht. De herberg staat in lichterlaaie en de Costa Ricaanse troepen winnen de strijd. Juan Santamaría wordt op slag een held in Costa Rica en 11 april is nog altijd een feestdag waarop de strijd in Rivas wordt herdacht.

William Walker roept zichzelf uit tot president van Nicaragua en zoekt steun in de zuidelijke staten van de Verenigde Staten. Uiteindelijk keert hij in 1857 naar de Verenigde Staten terug. Maar hij is koppig en geeft nooit op, in 1860 trekt hij opnieuw ten strijde en probeert hij Honduras binnen te vallen. Honduras roept de hulp in van de Britse Royal Navy (die controleert de kust van Brits Honduras, dat is het huidige Belize) en die slaagt erin Walker in Trujillo gevangen te nemen. Hij wordt aan de regering van Honduras overgedragen en die veroordeelt hem tot de dood. Walker wordt op 12 september 1860 doodgeschoten als doodstraf.

Bevolking

Costa Rica heeft ongeveer 4.253.900 inwoners. Iemand die in Costa Rica woont noemt men een Costa Ricaan. De meeste Costa Ricanen zijn Rooms-Katholiek. De officiële taal is Spaans.

Geografie

Steden

De hoofdstad van Costa Rica is San José. Verders zijn er nog de steden:

Dit zijn een aantal steden in Costa Rica. Er zijn natuurlijk nog meer steden.

Natuur

In het noorden en het zuiden grenst Costa Rica aan de zee. Aan de kust worden elk jaar schildpadjes geboren. Daarvan overleven er altijd maar een paar. In het binnenland ligt het regenwoud. In dit regenwoud wonen per m² meer dieren dan in het Amazonegebied.

Weetjes

Fotogallerij


Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Costa_Rica&oldid=881709"