Bigband

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Scene uit de film Stage Door Canteen met Benny Goodman en zijn band en met zangeres Peggy Lee
Meest voorkomende samenstelling bigband

Een bigband is een soort muzikaal ensemble van jazzmuziek dat meestal bestaat uit tien of meer muzikanten met vier secties (groepen instrumenten): saxofoons , trompetten , trombones en een ritmesectie (gitaar, piano, contrabas en drums). De eerste bigbands in de Verenigde Staten hadden nog een andere bezetting (samenstelling van instrumenten), bijvoorbeeld met een banjo erbij, een klarinet en een tuba. Bigbands ontstonden in de vroege jaren 1910 en speelden vooral jazz in de vroege jaren 1940, toen swing het populairst was. De term "bigband" wordt ook gebruikt om een ​​muziekstijl binnen het muziekgenre jazz te beschrijven, hoewel dit niet de enige muziekstijl was die door bigbands werd gespeeld.

Bigbands begonnen als begeleiding bij het dansen. In tegenstelling tot de typische jazzimprovisatie, werk(t)en bigbands vooral met geschreven composities en arrangementen (zeg maar wat aangeeft welke groep instrumenten er aan de beurt is). Eigenlijk was de bandleider de grote artiest en niet zozeer de solist. Enkele van die bandleiders waren Stan Kenton, Woody Herman, Duke Ellington, Artie Shaw en Benny Goodman. Sommige grote ensembles, zoals die van King Oliver, speelden muziek die half gearrangeerd (geschreven), half geïmproviseerd was. Daarbij had het nummer een tevoren bepaald vast hoofdthema (head-arrangement). Zo'n hoofdthema is een muziekstuk dat tijdens de repetitie door bandleden wordt gevormd. Ze experimenteren en onthouden vervolgens de manier waarop ze het stuk gaan uitvoeren, zonder het op bladmuziek te schrijven. In de jaren dertig gebruikte de band van Count Basie vaak head-arrangementen, zoals Basie zei, "we beginnen het gewoon en de anderen vallen erin.

Dansmuziek

Rond de jaren 1910 waren vooral de wals (3/4 maat) en de polka (snelle 2/4 of 4/4 maat) populaire dansen. Gedurende de daarop volgende decennia vulden de balzalen zich met mensen die de jitterbug (soort swingdans, die begin 20e eeuw populair was bij Afro-Amerikanen) en de Lindy Hop (gebaseerd op jazzdans, tapdansen en de charleston) dansten. Het dansduo Vernon en Irene Castle maakte de foxtrot (4/4 maat) populair onder begeleiding van het Europe Society Orchestra onder leiding van James Reese Europe. De latere orkesten nemen in hun repertoire elementen van ragtime en vaudeville op. Duke Ellington leidde zijn band in de Cotton Club in Harlem. De carrière van Fletcher Henderson begon een baan bij Club Alabam in New York City, wat uiteindelijk veranderde in een baan als bandleider bij de Roseland Ballroom. Deze locaties werden heel bekend. Hier speelden bandleiders en arrangeurs een grote rol. Henderson en arrangeur Don Redman stapten langzaam maar zeker over op de jazz. Ze werden bijgestaan ​​door een band vol talent: Coleman Hawkins op tenorsaxofoon, Louis Armstrong op kornet en multi-instrumentalist Benny Carter, die tot in de jaren negentig bleef spelen.

Swingtijdperk en morele ondersteuning

De swingmuziek begon al rond 1930, maar werd in het begin nog vreemd aangekeken. Na 1935 sloeg deze muziekstijl echter in en begon de gouden tijd voor de bigbands. De manier van spelen was sterk afhankelijk van de bandleider. De ene bigband speelde meer relaxed, de ander speelde meer de dixielandstijl. Meer en meer bands werden opgericht. De populariteit van veel van de grote bands werd versterkt door sterren (vocalisten) als Frank Sinatra, Helen O'Connell en Bob Eberly, Ella Fitzgerald, Billie Holiday en Jimmy Rushing, Dick Haymes en Helen Forrest, Doris Day en Peggy Lee. Sommige bands waren zogeheten "society bands" die vertrouwden vooral op de muziek zelf en maar weinig op solisten of vocalisten, zoals de bands van Guy Lombardo en Paul Whiteman.

Blanke tieners en jongvolwassenen waren eind jaren dertig en begin jaren veertig de belangrijkste fans van de bigbands. Ze dansten op opnames en op de radio en woonden liveconcerten bij. Je zou kunnen zeggen de eerste groupies. Veel bands toerden door het land met elke avond wel een optreden. De reisomstandigheden en accommodatie waren moeilijk, deels als gevolg van de rassenscheiding in de meeste delen van de Verenigde Staten. Het personeel moest vaak presteren met weinig slaap en voedsel. Behalve de stersolisten kregen veel muzikanten lage lonen en zouden de tour afbreken als de boekingen zouden verdwijnen. Persoonlijke problemen en onenigheid over de band hadden invloed op de groep. Drinken en verslaving kwamen toen ook al vaak voor. De omzet was frequent en topsolisten werden gelokt door lucratiever contracten. Soms waren de zalen te klein, zaalversterkers ontoereikend en piano's vals. Bandleiders pakten deze moeilijkheden aan door zich aan strakke afspraken te houden zoals nieuwkomer Glenn Miller.

Bigbands versterkten het moreel tijdens de Tweede Wereldoorlog. Veel muzikanten dienden in het Amerikaanse leger en toerde met USO-groepen (liefdadigheidsorganisaties) aan het front, waarbij Glenn Miller zijn leven verloor tijdens het reizen tussen shows. Op 15 december 1944, terwijl hij naar Parijs vloog, verdween het vliegtuig van Miller bij slecht weer boven het Engelse Kanaal. Met name die mensen die bevrijd werden maakten via de soldaten kennis met deze vorm van muziek. Vandaar ook dat je bij bevrijdingsfeesten deze muziek weer hoort. Veel bands leden tijdens de oorlogsjaren onder het personeelsverlies en de moeilijke omstandigheden thuis. De muzikantenstaking van 1942-1944 verslechterde de situatie. Tegen het einde van de oorlog maakte swing plaats voor minder dansbare muziek, zoals bebop. Veel van de grote swingbands gingen uit elkaar naarmate de tijden en smaken veranderden.

Bigbands begonnen in films te verschijnen in de jaren dertig tot en met de jaren zestig.

Moderne Bigbands

Met het verdwijnen van de swing stappen veel bands over op andere stijlen binnen de jazz, zoals de bebop. De opname van "Cheroke " in 1942 en "The Moose" in 1943 van bandleider Charlie Barnet wordt wel het begin van het bop-tijdperk genoemd. De eerste band van Woody Herman is een voorbeeld van progressieve jazz.

Ook in Europa ontstaan er na de Tweede Wereldoorlog diverse dansorkesten of bigbands. In Nederland werd in 1945 het Metropole orkest opgericht welke gedeeltelijk een bigband is en ook een sectie strijkers kent. Hoewel er rond 2017 enorme bezuinigingen plaatsvonden en het orkest daarmee werd bedreigd, bestaat het nog steeds. Duitsland kende o.a. het orkest onder leiding van James Last wat vooral in de jaren '70-'80 enorm populair was, bijvoorbeeld in Nederland met 'James Last op klompen'. Bert Kaempfert kwam ook uit Duitsland en is in Nederland vooral bekend geworden met zijn compositie Afrikaan Beat (1962) wat de herkenningsmelodie werd van het sprookje de Indische Waterlelies in de Efteling, waar het wordt gespeeld door een kikkerorkest en een ganzenensemble.

Tegenwoordig wordt de bigbandmuziek ook veel gespeeld door harmonieën en kapellen, zoals die van het leger. Bijvoorbeeld de Marinierskapel.

Links

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Bigband&oldid=840386"