Atsushi Nakajima
Atsushi Nakajima | |
Atsushi Nakajima (1940) | |
Algemene informatie | |
Naam voluit | Atsushi Nakajima (中島 敦; Nakajima Atsushi) |
Geboren | 5 mei 1909 |
Geboorteplaats | Tokio in Japan |
Overleden | 4 december 1942 te Tokio in Japan |
Nationaliteit | Japanse |
Beroep | Schrijver van romans, leraar |
Werk | |
Jaren actief | 1927-1942 |
Genre(s) | Kort verhaal |
Invloeden | Oscar Wilde, Anatole France, Sun Tzu & Wu Cheng'en |
Bekende werken | Sangetsuki (1942) Hikari to kaze to yume (1942) |
Portaal Literatuur |
Atsushi Nakajima (Japans: 中島 敦; Nakajima Atsushi , geboren te Tokio in Japan op 5 mei 1909 – overleden te Tokio in Japan op 4 december 1942) was een Japanse schrijver. Nakajima maakte in zijn werk veel gebruik van oude verhalen die in het Klassiek Chinees zijn geschreven. Daarnaast verwerkte hij ook zijn eigen leven in zijn werken. Atsushi Nakajima is vooral bekend geworden met Sangetsuki (in het Nederlands letterlijk: 'Het verhaal van de maan boven de berg') uit 1942 en Hikari to kaze to yume (in het Nederlands letterlijk: 'Licht, wind en dromen') uit datzelfde jaar.
Leven
Nakajima werd geboren in een gezin dat de leer van Confucius volgde. Zijn vader, grootvader en drie van zijn ooms waren confucianistische geleerden. Daarnaast bestond de familie voor een groot deel uit handelaren die draagstoelen verkochten.
Atsushi Nakajima's vader was niet alleen een geleerde, maar ook een leraar Klassiek Chinees. Hij werkte eerst in Chiba en later in de Japanse koloniën. De vader van Nakajima verliet het gezin in het jaar dat Nakajima werd geboren en Nakajima verhuisde naar het huis van zijn grootouder en zijn ooms in Saitama. In deze periode maakte hij kennis met het Klassiek Chinees, omdat zijn grootvader en ooms veel spraken over de leer van Confucius. Niet veel later overleden ook Nakajima's grootouders. Toen zijn vader hertrouwde, ging hij wonen bij zijn vader en zijn stiefmoeder in Koriyama. Het huwelijk duurde niet erg lang, omdat Nakajima's stiefmoeder overleed door zwangerschapsvergiftiging, nadat ze was bevallen van haar dochter. Nakajima's vader trouwde opnieuw en probeerde met inmiddels zijn derde vrouw kinderen te krijgen. Uiteindelijk baarde zij drie kinderen, maar twee van hen overleden binnen een jaar en het derde kind overleed binnen vier jaar. Het gezin was inmiddels verhuisd naar Hamamatsu. Tijdens deze periode begon Nakajima met schrijven. In zijn eerste twee manuscripten, Dampen ni (Japans: 断片 二; Dampen ni, Nederlands: 'Fragment twee') en Puru no soba de (Japans: プール の そば で; Pūru no soba de, Nederlands: 'Bij de poel'), beschrijft hij hoe hij niet goed kan omgaan met zijn vader en zijn tweede stiefmoeder. Hij gebruikt geen bestaande namen, maar laat zijn eigen verhaal spelen door fictieve karakters. Deze autobiografische manuscripten zijn nooit uitgebracht door Nakajima.
Door het werk van zijn vader als leraar verhuisde Nakajima opnieuw, ditmaal helemaal naar Seoel ('Keijo' tijdens de Japanse overheersing). Hier gaat hij naar de middelbare school toe. Niet veel later moet zijn vader opnieuw verhuizen, deze keer naar Dalian ('Dairen' tijdens de Japanse overheersing), maar Nakajima zelf bleef naar school gaan in Seoel. Nakajima deed het erg goed op school, maar kampte wel met een slechte gezondheid; op zijn zeventiende kreeg hij astma. In die tijd bestonden er nog geen werkende medicijnen tegen astma, waardoor mensen simpelweg werd aanbevolen om zo veel mogelijk frisse lucht in te ademen. Hierdoor verbleef Nakajima een jaar in een sanatorium op het schiereiland Izu.
In 1932 trouwt Atsushi Nakajima met Taka Hashimoto (Japans: 橋本 貴; Hashimoto Taka). Een jaar later krijgt het paar hun eerste zoon Takeshi (Japans: たけし). In 1937 proberen Nakajima en Hashimoto een dochter te baren, maar dit eindigt in een miskraam. Drie jaar later, in 1940, lukt het het echtpaar toch om een kind te krijgen; hun tweede zoon Noboru (Japans: 登) wordt geboren.
Schrijver
Tussen 1926 en 1930 maakt Nakajima zijn middelbare school af in Tokio. In deze periode begint hij met schrijven voor de schoolkrant Koyukai Zasshi (Japans: 校友会雑誌; Kōyūkai zasshi, in het Nederlands letterlijk: 'Krant van afgestudeerden'). Hiervoor schrijft hij de korte verhalen Shimoda no onna (Japans: 下田 の 女, Nederlands: 'Een vrouw uit Shimoda') uit 1927 en Junsa no iru fukei (Japans: 巡査 の いる 風景; Junsa no iru fūkei, Nederlands: 'Landschap met een politieagent') uit 1929. Andere verhalen die Nakajima als middelbare scholier voor de krant heeft geschreven zijn Aru seikatsu (Japans: ある 生活; Aru seikatsu, Nederlands: 'Een dergelijk leven'), Kenka (Japans: 喧嘩; Kenka, Nederlands: 'Twist') en Warabi, take, rojin (Japans: ワラビと竹と老人; Warabi to take to rōjin), Nederlands: 'Varens, bamboe en een oude man'). Later brengt hij samen met zijn klasgenoten het tijdschrift Symposium uit, maar Nakajima doet alleen maar het redactiewerk.
In 1930 behaalt Nakajima zijn middelbareschooldiploma en gaat hij studeren aan de Keizerlijke Universiteit van Tokio. Toch schrijft hij nog steeds voor de schoolkrant van zijn middelbare school: in datzelfde jaar schrijft hij D-shi shichigatsu jokei (Japans: ヂ〜市 七月 叙景; D-shi shichigatsu jokei, Nederlands: 'De omgeving van D-stad in juli'). In 1933 rondt Nakajima het eerste deel van zijn studie af met de scriptie Tanbiha no kenkyu (Japans: 耽美派の研究; Tan-biha no kenkyū; 'Een onderzoek naar de Esthetische School') over de Japanse schrijvers Kafu Nagai en Junichiro Tanizaki. Ook behandelt hij de invloed van Edgar Allan Poe, Charles Baudelaire, Oscar Wilde, Mori Ogai en Bin Ueda op de Japanse literatuur. Nakajima had kritiek op de Japanse literatuur en vond dat die wetenschappelijk gezien niet objectief genoeg was. Hierdoor was Japanse literatuur volgens hem te zwartgallig.
In 1933 schrijft Nakajima ook het boek Tonan sensei (Japans: 都南 先生; Tōnan sensei, Nederlands: 'Meester Tonan') over zijn overleden oom. Ook begint hij aan het tweede deel van zijn opleiding aan de Universiteit van Tokio, waarin hij veel aandacht heeft voor het werk van Mori Ogai. Daarnaast wordt Nakajima weer leraar, ditmaal aan een meisjesschool in Yokahama. Een jaar later stopt Nakajima met zijn opleiding om zich volledig te kunnen richten op het schrijven van boeken. Hij doet mee aan een schrijfwedstrijd in het tijdschrift Chuokoron (Japans: 中央公論; Chūōkōron, Nederlands: 'Centrumrevue') en wint de troostprijs voor het verhaal Toragari (Japans: 虎狩り; Torakari, Nederlands: 'Tijgerjacht'). Drie jaar later, in 1937, brengt Nakajima de dichtbundel Waka gohyakushu (Japans: 和歌ご百首; Waka gohyaku-shu, Nederlands: 'Honderd wakagedichten') uit.
Vanaf 1939 begint Nakajima ook met het vertalen en interpreteren van boeken. Zo schrijft hij in dat jaar en de jaren daarna de verhalen Gojo tanni (Japans: 悟帯環異; Gojōtan'i, Nederlands: 'De bewondering van Wu Cheng'en') en Gojo shusse (Japans: 悟浄出世; Gojōshusse, Nederlands: 'De queeste van Wu Cheng'en'). In 1942 brengt hij deze verhalen samen uit onder de naam Waga saiyu ki (Japans: わが西遊記; Wagasaiyūki, Nederlands: 'Verslag over mijn reis naar het westen'). De verhalen zijn geen letterlijke vertaling, maar een interpretatie van de Chinese roman De reis naar het westen (Chinees: 西遊記; Xī Yóu Jì) van schrijver Wu Cheng'en. Daarnaast vertaalt Nakajima de opstelllen Pascal en Spinoza's Worm (in het Nederlands letterlijk: 'De worm van Spinoza') van de Brits-Amerikaanse schrijver Aldous Huxley.
Laatste jaren
Vanaf 1941 gaat het het steeds slechter met Nakajima's gezondheid. In de jaren 30 begon zijn astma steeds slechter te worden, waarna hij regelmatig adrenaline in medicijnvorm kreeg toegediend. Hierdoor begon hij aan slapeloosheid te lijden en had hij regelmatig hoofdpijnaanvallen. Nakajima besloot het Japanse vasteland te verlaten en verhuisde naar het eiland (en toen nog Japanse kolonie) Palau, omdat hij hoopte dat de lucht en de omgeving daar beter zouden zijn voor hem. Hij ging daar aan de slag als ambtenaar en hielp bij het samenstellen van Japanse lesboeken voor de lokale bevolking daar. In zijn tijd op Palau schrijft hij de werken die hem later bekend zouden maken: Sangetsuki (Japans: 山月記, in het Nederlands letterlijk: 'Het verhaal van de maan boven de berg') en Tsushitara no shi (Japans: ツシタラの死; Tsushitara no shi, Nederlands: 'De dood van de tsushitara '). Ook schreef hij de verhalen Mojika (Japans: 文字化; Mojika, in het Nederlands zoiets als: 'Brieven' of 'De vloek van de brieven'), Kitsunetsuki (Japans: 狐憑き; Kitsunetsuki', in het Nederlands letterlijk: 'Bezetenheid') en Miira (Japans: ミイラ; Mīra, Nederlands: 'Mummie'). In 1942 worden Sangetsuki en Mojika uitgebracht in het literatuurtijdschrift Bungakukai (in het Nederlands letterlijk: 'Literaire wereld'). Een jaar later wordt Tsushitara no shi in datzelfde tijdschrift uitgebracht als Hikari to kaze to yume (Japans: 光と風と夢; Hikari to kaze to yume, in het Nederlands letterlijk: 'Licht, wind en dromen'), de naam waaronder het verhaal bekend is geworden.
In maart 1942 keert Nakajima terug naar Japan. In datzelfde jaar brengt hij zijn de bundel Nantotan (Japans: Nantōtan) uit, waarin al zijn verhalen staan en ook de verhalen Meijin den (Japans: 名人 伝; Meijin-den, in het Nederlands zoiets als: 'De meester'), Gyujin (Japans: 牛人; Gyūjin, Nederlands: 'De stierman'), Eikyo (Japans: 盈虚, Eikyo, in het Nederlands zoiets als: 'De leegte'), Kofuku (Japans: 幸福; Kōfuku, Nederlands: 'Geluk') en Fufu (Japans: 夫婦; Fūfu, Nederlands: 'Het echtpaar').
In december 1943 overlijdt Nakajima aan zijn astma. Na zijn dood worden zijn verhalen Deshi (Japans: 弟子; Deshi, Nederlands: 'De discipel'), Ri Ryo (Japans: 李陵;Ri Ryō, 'Li Ling') en Tako no ki no shita de (Japans: タコノキ の した で; Takonoki no shita de, in het Nederlands zoiets als: 'Onder de schroefpalm') uitgegeven.
Literatuur
Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste werken van Atsushi Nakajima.
Jaar | Naam in het Japans | Vertaling |
---|---|---|
断片 二; Dampen ni | 'Fragment twee' | |
プール の そば で; Pūru no soba de | 'Bij de poel' | |
1927 | 下田 の 女; Shimoda no onna (in Kōyūkai Zasshi) |
'Een vrouw uit Shimoda' |
1929 | 道化の華; Junsa no iru fūkei (in Kōyūkai Zasshi) |
'Landschap met politieagent' |
1927-1930 | ある 生活; Aru seikatsu (in Kōyūkai Zasshi) |
'Een dergelijk leven' |
喧嘩; Kenka (in Kōyūkai Zasshi) |
'Twist' | |
ワラビと竹と老人; Warabi to take to rōjin (in Kōyūkai Zasshi) |
'Varens, bamboe en een oude man' | |
1930 | ヂ〜市 七月 叙景; D-shi shichigatsu jokei (in Kōyūkai Zasshi) |
'De omgeving van D-stad in juli' |
1933 | 耽美派の研究; Tan-biha no kenkyū | 'Een onderzoek naar de Esthetische School' |
南 先生; Tōnan sensei | 'Meester Tonan' | |
1934 | 狩り; Toragari of Torakari | 'Tijgerjacht' |
1937 | 和歌ご百首; Waka gohyaku-shu | 'Honderd wakagedichten') |
1939 | 悟帯環異; Gojōtan'i (in 1942 als als onderdeel van Wagasaiyūki) |
De bewondering van Wu Cheng'en') |
悟浄出世; Gojōshusse (in 1942 als onderdeel van Wagasaiyūki) |
'De queeste van Wu Cheng'en' | |
1942 | わが西遊記; Wagasaiyūki (in Nantōtan) |
'Verslag over mijn reis naar het westen' |
山月記; Sangetsuki (in Nantōtan) |
'Het verhaal van de maan boven de berg') | |
光と風と夢; Hikari to kaze to yume (in Nantōtan, eerder uitgegeven als Tsushitara no shi) |
'Licht, wind en dromen' | |
文字化; Mojika (in Nantōtan) |
'Brieven' of 'De vloek van de brieven' | |
狐憑き; Kitsunetsuki (in Nantōtan) |
'Bezetenheid' | |
ミイラ; Mīra (in Nantōtan) |
'Mummie' | |
名人 伝; Meijin-den (in Nantōtan) |
'De meester' | |
牛人; Gyūjin (in Nantōtan) |
'De stierman' | |
盈虚; Eikyo (in Nantōtan) |
'De leegte' | |
幸福; Kōfuku (in Nantōtan) |
'Geluk' | |
夫婦; Fūfu (in Nantōtan) |
'Het echtpaar' | |
Nantōtan | ||
1943 | 弟子; Deshi | 'De discipel' |
李陵; Ri Ryō (Li Ling) | ||
タコノキ の した で; Takonoki no shita de | 'Onder de schroefpalm' |