Kiesdrempel
Een kiesdrempel betekent dat de kandidaten op een kieslijst een bepaalde percentage van de stemmen moeten halen om in het parlement terecht te komen. Bij zo'n kieslijst gaat het vaak om een politieke partij. Door middel van een kiesdrempel voorkomt men dat er te veel politieke partijen in het parlement terechtkomen (versplintering).
Verschillende landen hebben een kiesdrempel voor bepaalde verkiezingen. In België bestaat bijvoorbeeld kiesdrempel voor de verkiezingen voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers van 5%. Ook Zweden, Duitsland, Polen en Turkije hebben een kiesdrempel. Het exacte percentage verschilt per land. Zo is de kiesdrempel in Zweden 4% en in Turkije 7%. Sommige landen hebben wel uitzonderingen voor lijsten die minderheden vertegenwoordigen of onafhankelijke kandidaten.
In Nederland bestaat er geen kiesdrempel. Toch moet een partij minstens 0,6% van de stemmen krijgen tijdens de Tweede Kamerverkiezingen. Dit is genoeg voor één zetel. Partijen die onder deze drempel vallen hebben geen recht op een restzetel.
Voorbeelden
In België
In België is de kiesdrempel van 5% voor eerst tijdens de federale verkiezingen van 2003 ingevoerd. Een partij moet minstens 5% van de stemmen halen in een bepaalde kieskring om daar zetels te winnen. Bij de federale verkiezingen zijn er namelijk 11 kieskringen. Dit zijn de 10 provincies en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Iedere kieskring heeft zijn eigen kieslijst en een bepaald aantal zetels gebaseerd op zijn aantal inwoners. Partijen moet dus in een kieskring minimaal 5% van de stemmen krijgen. Alle partijen die op of boven 5% zitten maken kans op zetels. Partijen die eronder zitten kunnen in die kieskring geen zetels winnen. Toch kan het voorkomen dat een partij de ene kieskring geen zetels behaald, maar in andere kieskringen wel. De kieskringen bestaan tevens voor de regionale verkiezingen, bijvoorbeeld voor het Vlaams Parlement.
Het gebeurt weleens dat een partij onder de kieskring terechtkomt. Tijdens de verkiezingen van 2003 viel Agalev (de voorloper van Groen) onder de kiesdrempel en verloor al haar zetels. In 2014 kwam de PVDA net onder de kiesdrempel terecht in Vlaanderen; pas tijdens de verkiezingen van 2019 kreeg de partij zetels in Vlaanderen.
In Nederland
In Nederland bestaat er geen kiesdrempel. Dit betekent dat een partij genoeg stemmen moet halen voor één zetel (0,6%) om in het parlement te komen. Partijen die hieronder terechtkomen krijgen geen kans op een zetel. Zij hebben ook geen recht op een restzetel.
Overigens zijn er door de jaren heen wel veel voorstellen geweest om een kiesdrempel voor de Tweede Kamerverkiezingen in te voeren, zoals in 1934, 1962 en 1970. Alle drie de keren werd het voorstel afgewezen door de Tweede Kamer. In 1995 was er ook een voorstel voor een kiesdrempel, maar ook dit voorstel werd afgewezen. De reden voor de kiesdrempel is de versplintering van het Nederlands parlement; er zijn steeds meer politieke partijen, wat regeren lastig maakt.
In Duitsland
In Duitsland bestaat er een kiesdrempel van 5% voor de nationale lijsten tijdens de verkiezingen voor de Bondsdag. Het Duits parlement wordt op een ingewikkelde manier gekozen. Een deel van de leden wordt gekozen door middel van Erststimme; zij vertegenwoordigen in hun eentje een kiesdistrict (een bepaald gebied in Duitsland). Deze kandidaten hebben niet met een kiesdrempel te maken. Het grootste gedeelte van de leden wordt echter gekozen door middel van Zweitstimme, oftewel nationale lijsten. Op deze nationale lijsten moet een partij minstens 5% behalen om als partij in de Bondsdag terecht te komen.
Het is een aantal keer gebeurd dat een partij onder de kiesdrempel viel. Een voorbeeld is Die Linke die tijdens de verkiezingen van 2021 net onder de kiesdrempel viel en dus geen kans maakte op de Zweitstimme. Desondanks won Die Linke wel enkele kiesdistricten (Erststimme), waardoor het technisch gezien nog vertegenwoordigd is in het parlement (alleen met heel weinig zetels).
Toch zijn er ook uitzonderingen voor de kiesdrempel, namelijk voor erkende minderheden. Duitsland heeft vier erkende minderheden; de Roma, de Sorben, de Friezen en de Denen. De Friezen en Denen leven vooral in Sleeswijk-Holstein. De partij Südschleswigscher Wählerverband (SSW) komt voor hun belangen op. Deze partij is daardoor uitgezonderd van de kiesdrempel, ook in het parlement van Schleeswijk-Holstein.
Voor- en nadelen
Voordelen
Aan een kiesdrempel zitten enkele voordelen:
- Het voorkomt versplintering, aangezien nieuwe partijen veel moeite moeten doen voor een zetel. Dit betekent dat het maken van een regering makkelijker is, aangezien je alleen maar middelgrote en grote partijen hebt.
- In Duitsland bestaat een kiesdrempel om te verhinderen dat extremistische groepen makkelijk in het parlement terechtkomen. Dit heeft vooral te maken met het Nazi-verleden.
Nadelen
Aan een kiesdrempel zitten ook nadelen:
- Nieuwe partijen komen minder vaak voor, waardoor nieuwe ideeën moeilijker via de politiek te bereiken zijn. Ook worden mensen gedemotiveerd om op een nieuwe partij te stemmen.
- Het bemoeilijkt politieke vertegenwoordiging, aangezien mensen die op een partij onder de kiesdrempel stemmen niet vertegenwoordigd worden.