Slag bij Monterey Pass
Werk in uitvoering! Aan dit artikel wordt de komende uren of dagen nog gewerkt. Belangrijk: Laat dit sjabloon niet langer staan dan nodig is, anders ontmoedig je anderen om het artikel te verbeteren. De maximale houdbaarheid van dit sjabloon is twee weken na de laatste bewerking aan het artikel. Kijk in de geschiedenis of je het artikel kunt bewerken zonder een bewerkingsconflict te veroorzaken. |
Dit artikel is nog niet af. |
De slag bij Monterey Pass, ook bekend als het gevecht bij Monterey Pass (vanwege een letterlijke vertaling uit het Engelse Fight at Monterey Pass) of slag bij Monterey Pass Gap was een veldslag tijdens de terugtocht van Gettysburg in de Gettysburg-veldtocht tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog. De veldslag werd uitgevochten op 4 en 5 juli 1863 tussen een zuidelijke wagontrein en een noordelijke cavalerie-eenheid.
Achtergrond
In de ochtenduren van 4 juli 1863 begon Lees verminkte Army of Northern Virginia de terugtocht van Gettysburg. Het grootste deel van het leger reisde naar Fairfield waar het de berg zou oversteken richting Waynesboro en vervolgens richting Hagerstown en Williamsport reizen. Ze zouden generaal Imboden ontmoeten, wie de wagontrein met gewonden moest leiden door Cashtown.
Generaal Richard S. Ewells konvooi (met onder andere de eerder buitgemaakte wagontrein) was ongeveer 17 mijl (27 km) lang en vervoerde bijna allemaal "geplunderde" inhoud, als gevolg van het enthousiast voedsel zoeken op de velden van Pennsylvania. Vijfduizend stukken vee samen met een aanzienlijk deel vrije zwarten, in beslag genomen als "smokkelwaar" van de oorlog, waren ook een deel van deze colonne.
De taak om Ewells colonne te bewaken werd toegewezen aan generaal William E. "Grumble" Jones. De bergpassen samen met de 6de cavalerie uit Virginia en 50 soldaten van het 1ste cavalerieregiment uit Maryland werden onder het bevel van kapitein George Emack geplaatst, wiens regiment de leiding nam. Emack werd ondersteund door batterijen onder Pogue en Carter, die hoofdzakelijk als koerier of verkenner dienden. Door de zware regenval "rommelde" generaal Ewells kolonne Fairfield uit en reisde richting Jack's Mountain via Iron Springs Road en vervolgens richting Monterey Pass door Maria Furnface Road.
De voorhoede van de konvooi bereikte Rouzerville tegen de avond van 4 juli waar de Confederatie de Old Hagerstown Road nam om via South Mountain richting Smithsburg te gaan. De zuidelijken merkten de aanwezigheid van noordelijke troepenmachten op, draaiden zich om en namen de weg die naar Ringgold en Leitersburg leidde.
Wanneer het daglicht plaats maakte voor de duisternis bleek de berg dodelijk te zijn als de wagonnen van de kliffen vielen toen de paarden en de bestuurders door de bliksem verblind werden. Het begon te stortvloeden regenen en de wegen werden bijna onbegaanbaar. Op sommige plaatsen werden de wegen doorkruist door overstroomde rivieren, wat de voorwaarden voor de doortocht erger maakten. Door de zware regenval vielen vele vermoeide paarden en muilezels neer waardoor er files gecreëerd werden. De zuidelijke artillerie liep vast in de modder en de wagens met gebroken assen samen met ambulances vol gewonden werden verlaten.
De stad Waynesboro was getuige van het eerste deel van de zuidelijke reis aan de bergkant. Deze grote colonne vol met gewonden reisde van Fairfield tot South Mountain. Op dat moment moest die plaats niet te zien zijn geweest door honderden wagenwielen die door de stad rolden. Op aanvulling van de gewonden bevatte de konvooi ook munitie en verschillende voorraden.
Generaal J.E.B. Stuart kreeg de taak om het gebied in de richting van Emmitsburg en Thurmont af te schermen en eventuele noordelijke aanvallen in het oog te houden. Een deel van zijn artillerie te paard moest echter achterblijven in Fairfield. Mooremans, Chews en een deel van McGregors batterijen werd bevolen om Ewells colonne te beschermen. Hieronder waren Robertsons en Jones' brigades. Als ze Fairfield passeerden werd de artillerie gedwongen halt te houden dicht bij Oak Grove Inn.
In de namiddag zag de artillerie Generaal Ewells konvooi naar het westen reizen over de Iron Springs Road. Deze weg leidde van Jacks Mountain naar Picky Mountain, waar het de omstreken van South Mountain ontruimde. Tijdens het wachten werd Mooremans batterij bevolen om terug naar Fairfield te gaan waar het een eenheid noordelijke cavalerie aantrof en terugdreef. Kapitein W.K. Martin was de waarnemende adjudant van Jones' cavaleriebrigade. Hij noteerde dat zijn regiment in een strijdlinie stond en Mooremans batterij die op de weg van Fairfield naar Emmitsburg oprukte ondersteunde. In dit korte vuurgevecht maakte de schutter George McDonald gebruik van een net in gebruik genomen dubbelloop-kanon.
Voor de duisternis inviel had de 2de Rockbridge Artillery Jacks Mountain overgestoken. Daar, op de top, kregen ze van generaal Anderson het order om enkele troepen te plaatsen op de Emmitsburg Road en de Waynesboro Road. Later die nacht was een deel van de 2de Rockbridge klaar om een positie in te nemen op de berg met het uitzicht op Waynesboro en de trein te beschermen. Generaal Anderson moest de bergen tussen Fairfield en Waynesboro in de gaten houden, terwijl hij zelf zijn bevel richtte op Frogtown, gelegen aan de voet van de berg.
Courtney's artillerie, die onder bevel stond van generaal William Tanners, kreeg het bevel op deel te nemen aan de mars richting Williamsport samen met Imbodens colonne. In de plaats daarvan bereikte Tanners batterij ergens gedurende dag de Emmitsburg Road ten zuiden van Gettysburg, terwijl Imboden zijn konvooi klaarmaakte om richting Cashtown terug te trekken. Daarom bewoog Tanners batterij zich naar Fairfield en vervolgens naar Monterey Pass.
Na de aankomst in Monterey gaf Tanner het bevel om één kanon van het type Napoleon in te zetten en de andere kannonen, wie elk een kaliber van 3 inch (7,5 cm) westwaarts te plaatsen bij een plaats genaamd Waterloo (niet te verwarren met de plaats Waterloo in België). Hij gaf het bevel om het kanon te plaatsen op de oostelijke helling bij Monterey Pass, tegenover het dorp Fountain Dale. De mannen van Tanners haalden de voorwagen van het kanon eraf en wachtten op verdere orders. Het eenzame kanon had slechts vijf ladingen munitie beschikbaar.
Rond 6 uur in de avond was het laatste deel van Ewells colonne voorbij de artilleristen in Fairfield. Een kanon van de batterij onder bevel van Chew werd achtergelaten, en uiteindelijk nog gebruikt wanneer de noordelijke cavalerie later de zwakke plek in de achterhoede van Ewells konvooi probeerde te vinden. De rest van Chews batterij werd in de achterhoede geplaatst om de cavalerie te steunen bij een achterhoedegevecht iets verder dan Jack's Mountain.
Op de ochtend van 4 juli werd generaal Judson Kilpatricks cavalerie, samengesteld uit de brigades van generaal George A. Custer en kolonel Nathaniel Richmond, het bevel gegeven om aan te vallen op een konvooi die zich bij Gettysburg tussen Fairfield en Waynesboro bewoog. Rond 12 uur 's middags arriveerde kolonel Huey daar, en hij had meteen een korte ontmoeting met generaal Merrit. Daarna ontving Huey orders om rapport uit te brengen aan generaal Kilpatrick, die Ewells colonne achtervolgde, die gezien was in de bergen tussen Fairfield en Waynesboro.
Generaal Kilpatricks soldaten reden met de volle lading Emmitsburg binnen met de hoop om nog wat resten van zuidelijke cavalerie te vinden. Ze werden onmiddelijk teleurgesteld. Kilpatrick bereikte Emmitsburg om 3 uur in de namiddag, en werd vervolgens versterkt door een brigade van kolonel Huey die deel uitmaakte van Greggs tweede divisie, samen met de 2de batterij M artillerie te paard die toebehoorde aan de brigade van kapitein John Tidball.
Na het verlaten van Emmitsburg met drie brigades en een batterij, zette Kilpatrick koers naar de bergen. Op korte afstand van Emmitsburg kwam het 6de regiment uit Ohio van Huey's commando in gevecht met zuidelijke soldaten die waren verdreven. In de buurt van het gehucht Fontain Dale vernam C.H. Buhrman, een boer hen van de zuidelijke terugtocht bij Jack's Mountain. Vervolgens stapte hij op zijn paard om te bevestigen om mogelijke noordelijke soldaten in de buurt te kunnen vinden. Hierbij vond hij één van Kilpatricks verkenners en vertelde hem wat hij had gehoord.
Toen generaal Kilpatrick vernam dat de beweging van de zuidelijke cavalerie slechts 5 mijl (7,5 km) van Monterey Pass verwijderd was, begon hij meteen met het achternastreven van de Geconfedereerde colonne. Kilpatrick reisde 3 mijl (4,5 km) langs Waynesboro Pike, tot hij op een groep zuidelijke verkenners onder bevel van generaal Emack botste. Met hulp van burgers als gidsen galoppeerde Kilpatrick met een ramkoers door de regenachtige nacht in de richting van de zuidelijke wagens die Monterey passeerden. Hij kwam een lokaal meisje tegen die hem inlichtte dat de zuidelijken op de top van een berg in de buurt bij Monterey House een kanon hadden geplaatst.
De slag
Bij Fontain Dale werd het 1ste cavalerieregiment uit Michigan uitgestuurd op een weg die leidde naar de naar de rechterkant van de stad Fairfield Gap, waar de zuidelijken de stad bezetten. Daar voerde het squadron onder bevel van luitenant-kolonel Stagg een succesvolle stormloop uit tegen de zuidelijke overmacht. De vijand werd verdreven en de Gap werd bezet tot de trein gepasseerd was, hoewel Stagg bleef zware verliezen optekenen. Toen hij een gevecht leidde, werd Staggs paard gedood en raakte hijzelf ook zwaar gewond door het vallende paard. Kapitein William R. Elliott raakte eveneens gewond en luitenant James S. McElhenny en 17 anderen werden gedood. Het regiment trok zich terug naar Fountain Dale waar het generaal Custer ontmoette.
Het was ongeveer zonsondergang wanneer generaal Custers brigade de voet van de berg bereikte. De 5de Michigan was de eerste van die brigade die de berg begon te beklimmen. Rond 9 uur 's avonds raakten Custers soldaten onder bevel van Kilpatrick in gevecht met zuidelijke soldaten uit kapitein George Emacks compagnie uit het eerste cavalerieregiment uit Maryland, welk gestationeerd was in Fountain Dale, een mijl (1,6 km) ten zuiden van Monterey Pass op de Waynesboro-Emmitsburg Pike.
Toen kapitein Tanner rapporten hoorde over de beweging van Kilpatrick beval hij het kanon te laden terwijl Custers mannen Emacks positie benaderden. Omdat de weersomstandigheden verslechterden konden de noordelijke soldaten de zuidelijke "picketts" niet herkennen, te wijten aan het zwarte deken dat ze over hun uniform droegen. Kapitein Emack beval het kanon, dat zonder enige vertoning met de lichamen was afgeschermd, te schieten. Het eerste schot werd meteen afgevuurd op vijfde cavalerie uit Michigan, waardoor er verwarring en chaos ontstond tussen de gelederen van de ruiters.
Generaal Kilpatrick en Custer hergroepeerden eerst even voordat ze verder oprukten in de bergkloof, waardoor de zaken een beetje kalmeerden. Dit gaf kapitein Emack de kans om zijn kracht te concentreren op de bergpas. De orders luidden dat het kanon 100 yards (91,5 m) van zijn huidige positie moest opgesteld worden en dat Captain Emack, die bij het Monterey House zijn troepen aan beide kanten van de weg had geplaatst, versterkt moest worden.
Ondertussen reed kapitein Emack terug naar de wagens, die zich zo snel mogelijk probeerden in beweging te krijgen als ze konden, terwijl het worstelen was om de tweede helft van de colonne (die pas aankwam) te stoppen. Emack herinnerde zich later:
In the mean time the wagons had commenced to run in on the road in my rear, and I again went back on the Gettysburg road and stopped them. They were soon started again, and on going back to ascertain the cause I was informed that they were moving by General W. E. Jones' orders. I found General Jones and told him that I had only a handful of men opposed to all of Kilpatrick's cavalry; and I urged the importance of keeping the road clear, so that when the enemy broke through he would find nothing on it. The general said that the train must move on, and if I could hold out a little longer the 6th Virginia Cavalry would come to my assistance. I returned to my men and urged them not to yield an inch nor to waste any ammunition (we had but little at the commencement). |
William E. "Grumble" Jones' officieel rapport luidt:
The evening of July 4th, when it was reported the enemy were advancing in force on the Emmitsburg and Waynesboro' Road, I saw that General Ewell's train was in danger, and asked to go with my command to its protection. I was allowed the 6th and 7th regiments and Chew's battery; but the 7th was afterwards ordered back, and Colonel Ferebee's regiment (4th North Carolina Cavalry) allowed taking its place, the latter being then on this road. This narrow and difficult way, rendered doubly so by heavy rain just fallen, was so blocked by wagons as to render it wholly impracticable to push ahead the artillery or even the cavalry. With my staff I hastened on to rally all the stragglers of the train to the support of whatever force might be guarding the road. Arriving, I found Captain G. M. Emack's company of the Maryland Cavalry, with one gun, opposed to a whole division of Federal cavalry, with a full battery. He had already been driven back within a few hundred yards of the junction of the roads. Not half of the long train had passed. This brave little band of heroes was encouraged with the hope of speedy reinforcements, reminded of the importance of their trust, and exhorted to fight to the bitter end rather than yield. All my couriers and all others with firearms were ordered to the front, directed to lie on the ground and be sparing of their ammunition. The last charge of grape was expended and the piece sent to the rear. For more than two hours less than fifty men kept many thousands in check, and the wagons continued to pass long after the balls were whistling in their midst. |