Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord dat een naam geeft aan een zogeheten zelfstandigheid. Dat is iets dat bestaat of zou kunnen bestaan. Je hebt zelfstandige naamwoorden in twee soorten: concreet en abstract. Concreet wil zeggen dat het vorm en inhoud heeft: mensen, dieren, dingen. Abstract betekent dat het niet tastbaar is, zoals geloof, taal, opleiding, jeugd, organisatie, brutaliteit.
Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
Zelfstandige naamwoorden kunnen mannelijk, vrouwelijk of onzijdig zijn (geslacht heet dat). Voor mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden hoort het lidwoord de (de man, de vrouw). Vandaar dat we die ook wel de-woorden noemen. Voor onzijdige zelfstandige naamwoorden hoort het lidwoord het (het kind, want dat kan zowel een jongen als een meisje zijn). Die noemen we dan ook wel het-woorden. Maar meestal kun je niet zien of zelfstandige naamwoorden mannelijk of vrouwelijk zijn. Bijvoorbeeld de regering. Regering is vrouwelijk. Vandaar dat we schrijven: de regering heeft haar ontslag ingediend. Dus niet zijn ontslag. Gelukkig geeft het woordenboek informatie over het geslacht van zelfstandige naamwoorden.
Meervoud
De meervoudsvorming van zelfstandige naamwoorden is erg ingewikkeld en er zit soms een hele (taal)geschiedenis achter. Gelukkig geeft in twijfelgevallen ook hier het woordenboek uitkomst. Misschien is het leuk om te weten, dat er zelfstandige naamwoorden zijn die geen meervoud hebben, zoals "rijst". Ook zijn er zelfstandige naamwoorden die alleen in het meervoud voorkomen, zoals "hersenen".
Het meervoud van het zelfstandig naamwoord eindigt in het Nederlands meestal op -en, maar ook wel op -s. Woorden die uit het Latijn en het Grieks komen (leenwoorden) houden vaak hun Latijnse/Griekse meervoud, zoals politicus-politici, museum-musea en lemma-lemmata.
Woordsoorten | |||
---|---|---|---|
achterzetsel · bijvoeglijk naamwoord · bijwoord · eigennaam · ideofoon · lidwoord · telwoord (hoofdtelwoord · rangtelwoord · telbijwoord) · tussenwerpsel · voegwoord · voornaamwoord (aanwijzend · betrekkelijk · bezittelijk · onbepaald · persoonlijk · temporeel · uitroepend · vragend · wederkerend · wederkerig) · voorzetsel · werkwoord · zelfstandig naamwoord |