Mexicaanse Revolutie: verschil tussen versies
Regel 36: | Regel 36: | ||
Díaz was eerst geliefd, aangezien hij stabiliteit bracht en de Mexicaanse economie op gang wist te krijgen. Hij begon met het moderniseren van Mexico. Zo kwamen er spoorlijnen, [[stoommachine]]s en fabrieken. Ook wilde hij de economie openstellen voor buitenlandse (voornamelijk Amerikaanse) bedrijven. De Mexicaanse [[grootgrondbezitter]]s waren hiertegen. Mexico had nog steeds een [[Feodale stelsel|feodaal systeem]] (de ''peonage'') en zij wilden dit behouden. De peonage was een vorm van verplichte arbeid die vergelijkbaar was met de horigen in de middeleeuwen. Volgens de grootgrondbezitters konden zij niet met het buitenland concurreren zonder deze [[horige]]n. |
Díaz was eerst geliefd, aangezien hij stabiliteit bracht en de Mexicaanse economie op gang wist te krijgen. Hij begon met het moderniseren van Mexico. Zo kwamen er spoorlijnen, [[stoommachine]]s en fabrieken. Ook wilde hij de economie openstellen voor buitenlandse (voornamelijk Amerikaanse) bedrijven. De Mexicaanse [[grootgrondbezitter]]s waren hiertegen. Mexico had nog steeds een [[Feodale stelsel|feodaal systeem]] (de ''peonage'') en zij wilden dit behouden. De peonage was een vorm van verplichte arbeid die vergelijkbaar was met de horigen in de middeleeuwen. Volgens de grootgrondbezitters konden zij niet met het buitenland concurreren zonder deze [[horige]]n. |
||
− | Daarom besloot hij de grootgrondbezitters tegemoet te komen. In Mexico waren er grote landgoederen en plantages (de [[hacienda| |
+ | Daarom besloot hij de grootgrondbezitters tegemoet te komen. In Mexico waren er grote landgoederen en plantages (de [[hacienda|haciendas]]). Díaz zorgde ervoor dat grootgrondbezitters het land van de naburige dorpen konden claimen. Ook werden er wetten doorgevoerd waardoor steeds minder mensen steeds minder grond in handen hadden. |
===Toenemende onvrede=== |
===Toenemende onvrede=== |
Versie van 18 jul 2024 09:01
Mexicaanse Revolutie | ||
Datum | 20 november 1910 - 1 december 1920 | |
Locatie | Mexico | |
Overwinning voor | Revolutionairen | |
Resultaat | Einde van het Porifiriaat Nieuwe grondwet in 1917 Blijvende veranderingen in de Mexicaanse staat | |
Strijdende partijen | ||
Pro-regering | Anti-regering | |
De leden die tijdens de verschillende fases van de revolutie de handen in handen kregen Gesteund door: Duitse Keizerrijk (1913-1918) Verenigde Staten (1910-1913) |
De leden die tijdens de verschillende fases van de revolutie zich tegen de regering keerden Gesteund door: Verenigde Staten (1913-1918) Verenigd Koninkrijk (1916-1918) |
|
Portaal Geschiedenis |
De Mexicaanse Revolutie was een revolutie in Mexico die plaatsvond tussen 1910 en 1920. De revolutie wordt soms ook wel de Revolutie van 1910 genoemd. Tijdens de Mexicaanse Revolutie kwamen socialistische, anarchistische en liberale groepen in opstand tegen zittend president Porfirio Díaz.
Díaz was al sinds 1876 een grote invloed op het bestuur van het land en bestuurde Mexico als een dictatuur. Tijdens zijn regeerperiode (het Porfiriaat) maakte Mexico veel economische en technologische vooruitgang, maar de verschillen tussen arm en rijk werden steeds groter. Díaz verloor aan steun, maar wist zijn macht te behouden door middel van een schrikbewind en het opsluiten en bedreigen van tegenstanders. De liberaal Francesco I. Madero besloot daarom met socialisten en anarchisten, zoals Emiliano Zapata en Pancho Villa, samen te werken. Mexico belandde hierdoor in een burgeroorlog.
De revolutie zorgde voor het ontstaan van het moderne Mexico. In 1917 werd een nieuwe grondwet aangenomen die burgers meer vrijheden gaf en een strenge scheiding tussen kerk en staat invoerde. Ook werden allerlei bedrijven genationaliseerd en werd Mexico in feite een eenpartijstaat onder de Institutioneel Revolutionaire Partij. Pas vanaf de jaren 1960 werd het land omgevormd in een democratie.
Achtergrondinformatie
Het Porfiriaat
Het Porfiriaat is een gedeelte van de Mexicaanse geschiedenis tussen 1876 en 1911. Tijdens deze periode had Porfirio Díaz veel invloed over het bestuur van Mexico. Hij diende ook zeven termijnen (met enkele tussenperiodes) als president van het land. Wanneer hij geen president was, had hij alsnog in feite de macht in handen. Díaz was goed in het manipuleren van anderen. Ook wist hij aan de macht te blijven voor de grondwet aan te passen en politieke tegenstanders te vermoorden.
Díaz was eerst geliefd, aangezien hij stabiliteit bracht en de Mexicaanse economie op gang wist te krijgen. Hij begon met het moderniseren van Mexico. Zo kwamen er spoorlijnen, stoommachines en fabrieken. Ook wilde hij de economie openstellen voor buitenlandse (voornamelijk Amerikaanse) bedrijven. De Mexicaanse grootgrondbezitters waren hiertegen. Mexico had nog steeds een feodaal systeem (de peonage) en zij wilden dit behouden. De peonage was een vorm van verplichte arbeid die vergelijkbaar was met de horigen in de middeleeuwen. Volgens de grootgrondbezitters konden zij niet met het buitenland concurreren zonder deze horigen.
Daarom besloot hij de grootgrondbezitters tegemoet te komen. In Mexico waren er grote landgoederen en plantages (de haciendas). Díaz zorgde ervoor dat grootgrondbezitters het land van de naburige dorpen konden claimen. Ook werden er wetten doorgevoerd waardoor steeds minder mensen steeds minder grond in handen hadden.
Toenemende onvrede
Díaz werd door dit laatste besluit steeds minder populair onder de bevolking. Toch bleef hij herkozen worden, aangezien de verkiezingen vervalst waren. Stakingen en demonstraties werden hard neergeslagen door de rurales. Dit waren een groep knokploegen die Díaz betaalde om het platteland onder controle te houden.
Overigens had Díaz veel meer problemen. Op buitenlands gebied probeerde Díaz de banden met de Amerikanen te verbeteren. Sinds de Amerikaans-Mexicaanse Oorlog waren deze vrij slecht. De Verenigde Staten vonden destijds dat zij het recht hadden zich met de politiek van andere Amerikaanse landen te bemoeien (de Monroedoctrine). Op de Pan-Amerikaanse Conferentie van 1901-1902 in Mexico-Stad besloten de Amerikanen zich minder te bemoeien met deze landen. Hoewel dit een succes was, werd het overschaduwd door de problemen in het land.
Ook waren er verschillende oorlogen in Mexico. In het noordwesten vocht het leger tegen de Yaqui en in het zuidwesten tegen de Maya’s. Deze oorlogen kostten veel geld, wat Mexico tegen 1900 niet had. Een ander probleem was dat Díaz al op leeftijd was en het onduidelijk was wie hem zou opvolgen. Díaz beloofde in 1908 dat er eerlijke verkiezingen zouden komen. Mexico zou weer worden omgevormd naar een democratie.
Desondanks kondigde Díaz één jaar later toch aan zich voor een zevende keer verkiesbaar te stellen. Díaz had kort hiervoor de Amerikaanse president William Howard Taft ontmoet. Díaz vroeg of de Amerikanen hem wilden steunen in zijn presidentscampagne. De Amerikanen hadden tegen die tijd een groot deel van de Mexicaanse economie in handen, waardoor zij ook belang bij Díaz hadden. Taft gaf daarom zijn steun voor Díaz.
Verkiezingen van 1910
1910 was een belangrijk jaar voor Mexico. Niet alleen zouden er presidentsverkiezingen worden gehouden, maar het land vierde ook zijn 100-jarig bestaan. 1810 vormde namelijk het begin van Mexicaanse Onafhankelijkheidsoorlog, waardoor Mexico onafhankelijk van Spanje werd. Om deze gelegenheid te vieren werd o.a. een groot monument opgericht.
Tijdens de presidentsverkiezingen nam Díaz het op tegen de liberaal Francisco I. Madero. Madero en Díaz verschilden bijna niet in standpunten. Desondanks was Díaz tegen de deelname van Madero en liet hem opsluiten. Díaz werd met 98% van de stemmen herkozen, terwijl Madero minder 2% kreeg. De verkiezingen waren echter niet eerlijk verlopen; er was grootschalige fraude. Toch mocht Díaz president blijven, wat leidde tot de Mexicaanse Revolutie.
Verloop
Plan van San Luis Potosí
Op 5 oktober 1910 verstuurde Madero vanuit de gevangenis een brief. Deze brief kwam bekend te staan als het plan van San Luis Potosí. Madero verklaarde het presidentschap van Díaz illegaal. Hij wilde een revolte organiseren tegen hem. Ook riep riep hij generaals op om deze revolte te steunen. Madero verschilde weinig op economisch vlak van Díaz, maar hij wilde wel het militair geweld terugdringen. Daarom steunde vee Mexicanen Madero. Madero begreep dat zij de steun van de militairen en de Amerikaanse investeerders nodig hadden voor een geslaagde revolutie. Hij beloofde de militairen promotie en wist de steun van Standard Oil te krijgen.
Aan het einde van 1910 ontstonden in heel Mexico kleine opstanden onder boeren, mijnwerkers en arbeiders. Madero wist de steun te krijgen van rebellenleiders, zoals Pascual Orozco, Pancho Villa, Emiliano Zapata en Venustiano Carranza. Orozco wist zelfs de steun te krijgen van de gouverneur van de staat Chihuahua.
Het Mexicaans leger raakte verdeeld over de revolutie. Díaz besloot daarom met de revolutionairen te onderhandelen. Op 21 mei 1911 werd het verdrag van Ciudad Juárez ondertekend. Díaz en zijn vicepresident (Ramón Corral) besloten af te treden. Zij gaven de macht over aan Francisco León de la Barra die tijdelijk president zou blijven tot de verkiezingen. Díaz, zijn familie en zijn supporters mochten Mexico uitvluchten en vertrokken naar Parijs. Na de machtsovergave voerde Léon de la Barra enkele hervormingen door. Zo werd de werkdag verkort tot acht uur en kregen scholen op het platteland meer geld. In oktober 1911 werden vrije verkiezingen gehouden. Madero won deze verkiezingen, maar zijn beweging had tegen deze tijd veel steun verloren.
Presidentschap van Madero
Madero was mening dat Mexico een "echte democratie" moest worden. Dit betekende vrije verkiezingen, persvrijheid en het recht om te staken. Madero riep de verschillende rebellen in Mexico om te stoppen met hun opstand. Toch luisterden deze rebellen niet naar Madero. Pancho Villa vond bijvoorbeeld dat Madero de revolutie had verwoest. Ook Emiliano Zapata en Pascual Orozco gingen door met hun opstand. Ook zij voelden zich verraden door Madero. Door Maderos hervormingen kreeg hij veel kritiek van de pers en er werden stakingen en demonstraties tegen hem gevoerd. Ook ontstond de socialistische partij Casa del Obrero Mundial (COM).
Aan de andere kant kreeg Madero ook kritiek uit conservatieve hoek. De oude aanhangers van Díaz waren verenigd in de Nationale Katholieke Partij. Zij werden ook gesteund door de Rooms-Katholieke Kerk. Onder Díaz waren de banden tussen de kerk en Mexico erg goed. Madero wist geen conflicten te veroorzaken en steunde de omschakeling naar democratie. Toch waren veel conservatieve katholieken niet blij met Madero. Zij vonden dat Madero niet sterk genoeg optrad tegen de opstandelingen. In april 1912 stuurde Madero generaal Victoriano Huerta naar Noord-Mexico om de opstand van Orozco neer te slaan. Later werden ook andere opstanden in Mexico neergeslagen.
Maderos presidentschap was maar van korte duur. Hij kreeg steeds meer tegenstanders en zelfs de steun van de Amerikanen. Tussen 9 en 19 februari 1913 pleegden zijn tegenstanders een staatsgreep op Mexico-Stad (La Decena Trágica). Madero en zijn vicepresident kwamen hierbij om het tegen. Op 19 februari 1913 sloten de Amerikaanse ambassadeur Henry Lane Wilson, generaal Felix Díaz (het neefje van Porifirio Díaz) en generaal Huerta een overeenkomst. Huerta werd hierdoor president en kreeg de steun van de Amerikanen.
Huerta en de burgeroorlog
Huerta wilde de opstand in het noorden neerslaan, maar creëerde alleen maar meer opstanden in het land. Hij verwachtte dat de gouverneurs van de Mexicaanse deelstaten hem zouden steunen. Toch kozen veel van hen de kant van de opstandelingen. Een van hen was de gouverneur van Coahuila, Venustiano Carranza. Carranza ontwikkelde het plan van Guadalupe om een opstand tegen Huerta te organiseren. Hij kreeg de steun van andere gouverneurs en revolutionairen, waaronder Pancho Villa. Ondertussen ging Zapata ook door met zijn eigen plan. Huerta probeerde vrede met hem te stichten, maar Zapata wees dit af.
Hierdoor werd Huerta omringt door revolutionairen. Zapata was actief in de staat Morelos ten zuiden van Mexico-Stad, terwijl de andere opstandelingen in Noord-Mexico aanwezig waren. Huerta had weliswaar de steun van de Mexicaanse elite, grote bedrijven, de kerk, grootgrondbezitters en de Britse en Duitse overheid. De Amerikaanse president Woodrow Wilson weigerde Huerta te erkennen, aangezien hij door middel van staatsgreep aan de macht was gekomen. Hij haalde zelfs ambassadeur Henry Lane Wilson terug uit Mexico en benoemde een ambassadeur die de revolutionairen steunden. Huerta wilde eerst onderhandelen met Carranza, maar de onderhandelingen liepen stuk.
Na 16 maanden vond een staatsgreep tegen Huerta plaats. Huerta stelde de dienstplicht in, maar veel Mexicaanse mannen weigerden te dienen in het leger. Sommige van hen gingen zelfs zover om Mexicaanse generaals te vermoorden. De revolutionairen kregen daarentegen wel steun onder de bevolking. In april 1914 bezette de Amerikaanse marine de haven van Veracruz. De Amerikanen hadden namelijk een verbod op wapenverkoop aan Mexico ingesteld, maar vermoedden dat dit omzeilt werd. Ook geloofden zij dat Duitsland wapens aan Mexico gaf, aangezien Huerta steunden. Na de bezetting gaven de Amerikanen de stad over aan de troepen van Carranza. Ondertussen boekte Zapata ook succes in het zuiden. Hij wist de staten Chipancingo, Guerrero en de steden Acapulco, Iguala, Taxco en Buenavista de Cuellar in te nemen. Veel troepen in Morelos sloten zich bij hem aan. Hierna trok hij richting de hoofdstad.
Uiteindelijk moest Huerta gedwongen aftreden en vluchtte met zijn familie naar Duitsland. Later werd hij door de Amerikanen opgepakt en gevangengezet. Het federale leger werd vervolgens opgeheven. Carranzas troepen (de constitutionalisten) wonnen de oorlog.
Carranza en de constitutionalisten
Na de zege besloten de winnaars samen te komen. Hoewel de winnaars allemaal tegen Huerta waren, waren ze het niet eens over de toekomst van Mexico. Carranza was vrij gematigd, terwijl Pancho Villa en Pablo González een stuk radicaler waren. Op de Conventie van Aguascalientes moesten de verschillende groepen samen een compromis bereiken. In plaats daarvan ontstond er een breuk tussen Carranza en Villa. Carranza werd benoemt tot tijdelijk staatshoofd, maar kreeg weerstand vanuit de gebieden waar Pancho Villa en Emiliano Zapata veel steun hadden.
Villa en Zapata keerden zich vervolgens tegen de constitutionalisten. Villa en Zapata sloten een bondgenootschap. Hoewel ze beide veel steun hadden, onderschatten zij de constitutionalisten. Zij hadden namelijk veel strategische punten in hun bezit en de steun van de Amerikanen. Villa en het constitutionalistische leger vochten tegen elkaar tijdens de Slag bij Celaya, waarbij de constitutionalisten wonnen. Villa trok zich vervolgen terug.
Carranzas grootste bijdrage was een nieuwe grondwet in 1917. De grondwet zorgde ervoor dat de Mexicaanse staat zeggenschap had over het toestaan van buitenlandse bedrijven in het land. Ook werd de rechten van arbeiders beschermd en kreeg de overheid de mogelijkheid om het landbezit te hervormen. De kerk werd onderschikt aan de staat, waardoor er een sterke scheiding tussen kerk en staat kwam. Villa en Zapata waren niet uitgenodigd bij de conventie. Villa verzette zich nog steeds tegen de Carranza en probeerde zelfs New Mexico binnen te vallen. De Amerikanen probeerden hem op te sporen, maar dit lukte niet. Hij voerde vanuit de bergen een jarenlange strijd, maar sloot in 1920 vrede. Zapata ging ook door met zijn strijd totdat hij in 1919 vermoord werd.
Staatsgreep van 1920
Carranzas populariteit was aan het verdwijnen. In 1920 probeerde hij Ignacio Bonillas tot zijn opvolger te maken. Enkele generaals uit Sonora kwamen in opstand tegen hem. Zij pleegden een staatsgreep en Carranza vluchtte naar Veracruz. Hij overleed tijdens zijn vlucht, mogelijk door een moord of door zelfmoord. Carranza werd hierdoor als tegenstander van de revolutie gezien.
Het presidentschap werd tijdelijk overgedragen aan Adolfo de la Huerta. In 1920 werden nieuwe verkiezingen gehouden, waarna Álvero Obregón tot president werd gekozen. Tussen 1920 en 1940 zou de revolutie versterkt worden. Het presidentschap in deze tijd wordt als autoritair gezien. In 1929 werd de Institutionele Revolutionaire Partij opgericht. Deze partij zou tot aan de jaren 1980 de touwtjes nauw in handen houden. Verkiezingen werden gefraudeerd en waren slechts een formaliteit. De periode zou gepaard gaan met een grote groei van de Mexicaanse economie (het Mexicaans wonder). Pas in 2000 zou de partij het presidentschap verliezen.
Bronnen
- (en) Het artikel op Wikipedia
- Buve, Raymond (2011). "De Mexicaanse Revolutie: deconstructie van een politieke religie en daarbij passende geschiedenis". Leidschrift: Religieuze politiek. 26. Blz. 19-36.