Zwartbekgrondel
Zwartbekgrondel Neogobius melanostomus | |||
---|---|---|---|
Niet bedreigd | |||
Leefgebied | oostelijk Europa en Azië, Kaspische Zee, de Donau, de Zee van Azov, de Zee van Marmara, de Zwarte Zee en erbij aansluitende rivieren | ||
Leefomgeving | kustwateren en rivieren | ||
Behoort tot de | Baarsachtigen (Perciformes), Zoetwatervissen, Beenvissen, Vissen | ||
|
De Zwartbekgrondel (Melanostomus Neogobius) is een bodembewonende vissoort van de familie Gobiidae en behoort tot de Baarsachtigen (Perciformes). Het is inheems in Centraal Eurazië, inclusief de Zwarte Zee en de Kaspische Zee. Zwartbekgrondels hebben grote niet-inheemse populaties gevestigd in de Oostzee, verschillende grote Euraziatische rivieren en de Noord-Amerikaanse Grote Meren. Daar zijn het exoten (soorten die er niet thuishoren) en soms zelf invasieve soorten die de vissoorten die er wel horen verdringen. De soort is in 2004 voor het eerst in Nederland aangetroffen in het benedenstroomste getijdendeel van de Lek en in 2005 in het Noordzeekanaal, waarschijnlijk meegekomen met ballastwater in schepen.
Zwartbekgrondels zijn kleine, zachte vissen die worden gekenmerkt door een opvallende zwarte vlek op de eerste rugvin. De ogen zijn groot en steken iets uit de bovenkant van het hoofd en, zoals de meeste grondels, zijn de buikvinnen versmolten tot een enkele schijf (in de vorm van een zuignap) op de buik. Zwartbekgrondels variëren in lengte van 10 tot 25 centimeter, met een maximale grootte van 24,6 cm. Ze wegen tussen de 5,0 en 79,8 gram, hun gewicht neemt toe met de leeftijd. Mannelijke zwartbekgrondels zijn groter dan vrouwtjes. 'Puber' zwartbekgrondels (minder dan een jaar oud) zijn grijs. Na rijping worden ronde grondels gevlekt met grijze, zwarte, bruine en olijfgroene markeringen. Volwassen mannelijke zwartbekgrondels worden inktzwart tijdens het paaiseizoen en krijgen gezwollen wangen.
Zwartbekgrondels voeden zich zowel 's nachts als overdag. Ze eten weekdieren, schaaldieren, wormen, viseieren, zebramosselen, kleine vissen, insectenlarven en andere kleine ongewervelde dieren.
Vrouwtjes kunnen tot zes keer paaien tijdens het paaiseizoen, dat in de meeste gebieden van april tot september loopt. De vrouwtjes leggen hun eieren in door mannen bewaakte spleten tussen rotsen. Mannetjes zijn territoriaal en zullen eieren verdedigen tegen roofdieren en ze ook voortdurend uitwaaieren om de zich ontwikkelende embryo's (jonkies) van zuurstofrijk water te voorzien.
Zwartbekgrondels dienen ook als voedsel voor een verscheidenheid aan roofvissen in de Grote Meren, waaronder meerforel, meerwitvis, kwabaal, meersteur en de snoekbaars