Verf
Verf is een mengsel waarmee je iets kan beschermen tegen vocht maar ook een kleurtje kan geven. Verf die speciaal is bedoeld om op je gezicht te doen noemen we schmink. Iemand die met verf kunstwerken maakt noemen we een kunstschilder.
Vroeger gebruikten ze eigeel om verf te maken. Eigeel is de dooier uit een ei. Door het ei werd de verf dik. De verf had nu nog geen kleur. Om de verf een kleur te geven, gebruikten ze materialen uit de natuur. Bijvoorbeeld aarde, steen en planten. Wanneer ze al deze materialen door elkaar roerden ontstond er verf. Later ontdekten ze dat als je olie door de verf deed, de verf langer nat bleef. Hierdoor hadden de schilders langer plezier van hun eigen gemaakte verf.
Hoewel we nog steeds zelf verf kunnen maken, is er een gemakkelijkere manier gevonden. Zo hoeft verf niet meer gemaakt te worden van eigeel. Dit toen ze tegenwoordig met andere middelen, als olie en verf met water. Deze verandering zorgt ervoor dat de verf beter is en je uit meerdere verschillende soorten verf kan kiezen. De schilder kan de verschillende kleuren verg op zijn palet tot andere kleuren mengen.
Geschiedenis
Al duizenden jaren gebruiken mensen verf om voorwerpen mee te beschilderen. Niet alleen voor het maken van schilderijen is verf nodig. Ook de muren van grotten, kerken en kloosters werden versierd met schilderingen. Verf bestaat voor een groot deel uit pigment. Het pigment geeft de verf een specifieke kleur. Door het pigment te mengen met een bindmiddel plakken de pigmentdeeltjes aan elkaar vast. Hierdoor ontstaat een smeerbare verf.
Grotschilderingen
De oudste schilderingen zijn tijdens de prehistorie gemaakt in grotten. Ze zijn meer dan 15.000 jaar oud. Je vindt ze bijvoorbeeld in de grotten van Lascaux in Frankrijk. Op de wanden van de grotten zijn allerlei dieren geschilderd. Er zijn bizons, stieren, zwijnen, paarden en herten afgebeeld. De verf maakten de mensen toen van gekleurde aardpigmenten uit de buurt, zoals rode en bruine aarde. Om witte verf te maken, maalden ze gevonden krijt of dierenbotten fijn tot pigmentpoeder. Voor zwarte verf gebruikten ze verkoold hout. Door de pigmenten te mengen met water, speeksel of het vet van dieren maakten ze smeerbare verf. Die streken ze met hun vingers op de wand. Verder gebruikten ze soms een holle buis om gekleurd poeder op de wand te blazen.
Verf in de Oudheid
Ook in de piramides uit het Oude Egypte zijn schilderingen gevonden. De Egyptenaren ontdekten verschillende nieuwe pigmenten. Hierdoor konden ze uit meer kleuren kiezen dan daarvoor. Ze gebruikten voor het eerst blauwe en groene verf gemaakt van pigment uit gesteentes. Van gedroogde schildluizen en de wortels van de meekrapplant maakten ze rode verf. Voordat de Egyptenaren een muurschildering maakten, bestreken ze de muur met kalk. Daarna verfden ze de schildering op de natte kalk. Hierdoor bleef de verf aan de kalk plakken. Een muurschildering die op deze manier gemaakt wordt, heet een fresco.
De Grieken en de Romeinen leerden een heleboel van de Eyptenaren. Ook gebruikten ze veel dezelfde pigmenten. Zelf ontdekten ze dat je donkerbruine verf kon maken van het inkt van inktvissen.
Deze verf kreeg de naam sepia. Ook gebruikten ze kleine zeeslakjes om paarse verf van te maken met de naam purper. Net als de Egyptenaren versierden de Grieken en de Romeinen hun muren met fresco’s.
Middeleeuwse schilders
In de middeleeuwen en nog lang daarna maakten de schilders hun eigen pigmenten en verf. Hiervoor moesten de pigmenten fijngemalen worden. De knechten van de schilder wreven de pigmenten tussen twee stenen heen weer tot het poeder werd. Vooral het felgekleurde blauwe pigment ultramarijn was erg populair. De schilders uit de middeleeuwen hielden namelijk van felle kleuren. Ultramarijn werd gemaakt van het kostbare gesteente lapis lazuli. Omdat ultramarijn heel erg duur was, gebruikten schilders het alleen voor belangrijke onderdelen. Ze schilderden bijvoorbeeld de kleding van Maria met blauwe verf.
De uitvinding van olieverf
Eeuwenlang mengden schilders hun pigmenten met ei en water om er verf van te maken. Deze verf wordt temperaverf genoemd. Vanaf de 15e eeuw gingen veel schilders olie in plaats van ei gebruiken als bindmiddel. Deze verf heet olieverf. Het voordeel van olieverf was dat het langzaam opdroogde. Schilders hoefden hierdoor niet meer te haasten en konden dus preciezer werken. Ook geeft olieverf een mooie glans. De schilder Jan van Eyck was één van de eerste schilders die veel met olieverf werkte. Hij is bekend geworden door de nauwkeurigheid van zijn schilderijen.
Veel van de pigmenten werden vermaald in een verfmolen. In Nederland bestaat nog verfmolen 'de Kat' in de Zaanse Schans bij Zaandam.
Verf uit andere landen
In de 16e eeuw veroverden de Spanjaarden een groot deel van Zuid-Amerika. Ze ontdekten daar een nieuw soort schildluis, waarvan ze rode verf konden maken. Het schildluispigment namen ze mee naar Europa. Ook vanuit India werd pigment naar Europa gebracht. Dit gele pigment werd gemaakt van de felgele urine van koeien die veel mango’s aten. Uit Afghanistan en Chili haalden de Europeanen het kostbare blauwe lapis lazuli.
De verfindustrie
Tijdens de industriële revolutie werden veel goedkope verfstoffen ontdekt. Dit was het begin van de verfindustrie. Bovendien werd halverwege de 19e eeuw de verftube voor het eerst gebruikt. Hierdoor was het fijnwrijven van pigmenten niet meer nodig. Aan het begin van de vorige eeuw werd ten slotte acrylverf uitgevonden. Dit is een verfsoort met een kunststof bindmiddel. Tegenwoordig kan een schilder allerlei soorten kant-en-klare verf kopen. Een enkele schilder kiest er nog voor zijn eigen verf te maken. Zo krijgt hij precies de verf die hij hebben wil.