Textiel
Textiel komt van het woord 'Textere'. Dat betekent weven. Textiel betekent dan: alles wat geweven is. Textiel bestaat uit draden of vezels. Vezels zijn de kleinste stukjes waaruit een draad is opgebouwd (zie spinnen). Garens bestaan uit getwijnde draden waarvan een breisel of een weefsel gemaakt kan worden. Een breisel bestaat uit één draad en wordt gemaakt op een machine: een breimachine of met de hand twee breinaalden. Een breisel is elastisch, denk maar aan een muts of (wollen) ondergoed. Een weefsel bestaat uit twee draden (de op het weefgetouw gespannen schering en daar doorheen de inslag) en wordt gemaakt op een weefgetouw. Daarmee ontstaan grote lappen stof, waarvan allerlei producten gemaakt kunnen worden. Denk maar aan kleding, theedoeken, lakens en gordijnen.
Weefsels en breisels worden vooral gebruikt voor:
- Kleding
- Huishoudtextiel (dweilen, theedoeken, lakens, handdoeken, tafelkleden, enzovoorts)
- Woningtextiel (gordijnen, tapijt, vloerbedekking, bekleding van een bank)
- Technische textiel (tenten, parachutes, veiligheidsgordels)
- Geotextiel (dijkbescherming, erosiebescherming)
- Rubberversterking (fiets- en autobanden, slangen, transportbanden)
- Kunststofverwerking (boten en auto's, bekleding van auto's)
Er is een verschil tussen natuurlijke vezels en kunstvezels. Kunstvezels worden ook wel synthetische vezels genoemd. Natuurlijke vezels komen van een plant of een dier. Synthetische vezels worden gemaakt uit chemische stoffen in een fabriek. Er zijn ook nog half-synthetische vezels. Die hebben een natuurlijke stof als basis (plantaardig), wat wordt bewerkt met chemicaliën.
Natuurlijke vezels van een plant worden ook wel plantaardige vezels genoemd. Voorbeelden daarvan zijn:
Natuurlijke vezels van een dier worden dierlijke vezels genoemd. Dat zijn:
Voorbeelden van synthetische vezels zijn:
- Polyester, Denk aan nylon, met merknamen als Dralon, Perlon en Lycra, Dacron, Tergal, Terlenka, Textileen en Trevira.
- Polyamide (ook wel nylon genoemd)
- Polyacryl (ook wel acryl genoemd)
- Elasthan
- En vele anderen
Voorbeelden van half-synthetische vezels zijn:
- Rayon (wordt ook wel viscose of kunstzijde genoemd)
- Acetaatzijde
Er kunnen ook nog garens en vezels gemaakt worden uit papier, rubber of glas. Deze worden voor hele speciale producten gebruikt, zoals bijvoorbeeld een glasvezelkabel voor het internet.
Hierna wordt per soort vezel beschreven waar het vandaan komt, hoe het wordt gemaakt, wat de eigenschappen zijn van de vezel en ook waarvoor het gebruikt wordt.
De natuurlijke vezels van een plant:
Katoen
Katoen groeit aan een katoenplant. De witte, pluizige bollen worden geplukt en schoongemaakt. De bollen bestaan uit allemaal dunne vezels: de katoenvezel. Deze vezels zijn ongeveer 3 centimeter lang. Het maken van een draad uit de vezels heet spinnen. Dat gebeurt in een spinnerij.
Katoen kan redelijk goed tegen de zon zonder te verkleuren en kan ook tegen grote hitte (bijvoorbeeld om te strijken). Katoen kreukt en het kan veel vocht opnemen. Het is sterk, glad en dun, maar het krimpt wel.
Katoen wordt gebruikt voor spijkerbroeken, overhemden, theedoeken, handdoeken, ondergoed, sweaters en T-shirts.
Hennep
Hennep komt uit de bast van een hennepplant. Op een speciale manier worden de lange vezels losgemaakt van de bast. De vezels kunnen wel 2 meter lang zijn. Hennep wordt ook gesponnen tot een draad in een spinnerij.
Hennep kan goed tegen het weer buiten. Daarom worden er touwen, zeildoeken, brandslangen en garens voor schoenen van gemaakt.
Vlas
Vlas wordt ook wel linnen genoemd. Het wordt gemaakt uit de schors van de vlasplant. De vezels worden ook op dezelfde speciale manier uit de schors gehaald als bij Hennep. De vezels zijn wel korter dan Hennep: ongeveer 70 tot 90 centimeter. Vlasvezels worden versponnen in de vlasspinnerij, net als Hennep.
Linnen heeft een lichte kleur en glanst. Het is sterk en kan veel vocht opnemen. Het kreukt, maar het voelt zacht aan. Linnen wordt gebruikt voor kleding, voor tafellakens, servetten, gordijnen en droogdoeken.
Jute
Jute komt ook van een plant: de juteplant. Ook bij deze plant worden de vezels op een speciale manier uit de bast gehaald. De vezels worden door mensen van de stengel gestroopt, gewassen en in de zon gedroogd. Jute heeft lange vezels, wel 3 tot 4 meter lang. Omdat ze onregelmatig zijn van dikte, kan er geen fijn garen van gemaakt worden. De vezels worden eerst in stukken gesneden, voordat er een draad van wordt gemaakt.
Jute kan slecht tegen de zon en gaat snel rotten. Van jute worden zakken gemaakt, matten en grove gordijnstoffen.
De natuurlijke vezels van een dier:
Wol
Verschillende dieren hebben wol of haren, waarvan een draad kan worden gemaakt. De meeste wol komt van een schaap, maar er wordt ook wol gemaakt van een geit (mohair en kasjmir, een konijn (angora)en van een kameel (camel).
De wol kan van een levend schaap worden gebruikt door hem te scheren. Dat wordt scheerwol genoemd. Er kan ook wol worden gebruikt van een dood schaap. Dan wordt de wol van de huid gehaald. Dan heet de wol huidwol. De meeste wol die we gebruiken wordt geschoren. Door goed te scheren wordt een hele wolvacht in één keer afgeschoren door een schaapscheerder.
De wolvacht heeft allemaal vezels die met elkaar zijn verweven; die in elkaar zitten. Dat noem je een vlies. Een vlies heeft wel 12 verschillende delen of soorten wol, met goede en slechte delen. Wol bij de staart en de poten zijn bijvoorbeeld slechte delen en de zijkant van het schaap heeft goede wol. Voordat van de wol een draad gesponnen kan worden, moet de wol eerst goed schoongemaakt worden. Daarna kan de wol geverfd en gesponnen worden.
Het spinnen van wol kan in verschillende spinnerijen. De spinnerij voor grove garens heet de kaardgarenspinnerij. De spinnerij voor fijne garens heet de kamgarenspinnerij.
Wol is heel elastisch, het heeft vel rek. Dat komt omdat de wolvezel niet recht is, maar veel bochtjes heeft. Dat noem je gekroesd. Daardoor is wol ook warm bij het dragen, want er zit veel lucht in en tussen de vezels. Wol kan ook veel vocht opnemen en het kan kriebelen. Van wol wordt kleding gemaakt en dekens.
Zijde
Zijde komt van de cocons van de zijderups. Als een zijderups gaat veranderen naar een vlinder, maakt hij eerst een cocon. Dat is een soort omhulsel waarin de rups zich verstopt en verandert in een vlinder. Dat noem je transformeren. De cocon is gemaakt van een hele fijne, dunne draad. Deze draad is wel 3000 meter lang. Van die 3000 meter kan 600 tot 700 meter gebruikt worden om zijde van te maken. Dat is een hele dure, bijzondere stof.
Zijde heeft een witte kleur en een mooie glans. Het kan ook vocht opnemen en zijde is sterk. Het laat lucht door, waardoor het fijn is om te dragen. Het kan niet zo goed tegen de zon. Van zijde worden bruisjurken gemaakt, andere kleding en sjaals.
Kunstvezels of synthetische vezels:
Synthetische vezels worden gemaakt uit aardolie en aardgas. Dat zijn ook de grondstoffen van plastic. In een fabriek worden allerlei chemische stoffen (giftige stoffen) toegevoegd aan de aardolie. Door verschillende chemische stoffen te gebruiken, kunnen verschillende vezels worden gemaakt. Ook kan de manier waarop de vezel in de fabriek wordt gemaakt verschillen. Daardoor kunnen ook weer verschillende vezels worden gemaakt. Zo ontstaan veel verschillende vezels met verschillende eigenschappen.
Nu zullen een paar bekende en belangrijke synthetische vezels worden beschreven:
Polyester
(spreek uit als polie-ester)
Door chemische stoffen toe te voegen aan aardolie, ontstaat een stroperige massa. Dit gebeurt met grote hitte. De hete massa wordt dan door een dop geperst met hele kleine gaatjes. Dat noem je een spindop. Na het persen wordt de massa meteen afgekoeld in een bad. Daardoor ontstaan lange draden. De lange draden worden gesneden tot kleine stukjes en dan zijn het vezels. Deze vezels worden vaak gemengd met de vezels van katoen of wol. Zo kunnen de goede eigenschappen van de verschillende vezels met elkaar gemengd worden voor een betere draad. Van de vezels kan weer een draad worden gesponnen in een spinnerij.
Polyester kan bijna geen vocht opnemen. Het is daardoor snel droog. Het slijt bijna niet en het is erg sterk. Het kan goed gewassen worden en het verkleurd bijna niet. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt voor sportkleding. Als het gemengd wordt met katoen, dan wordt het ook gebruikt voor overhemden, ondergoed en damesblouses.
Polyacrylnitril
(spreek uit als polie-akriel-nietriel)
Deze stof wordt ook wel Acryl genoemd. Mensen noemen het ook wel nep-wol.
Deze vezels worden ook gemaakt van aardolie en chemicaliën, alleen worden andere chemicaliën gebruikt dan bij polyester. Ook wordt de massa niet eerst verhit, maar verwerkt in koude vloeistof of door stoom. De massa wordt wel door een spindop geprest om er draden van te maken.
Acryl voelt aan als wol. Het is zacht en slijt minder snel dan wol. Het krimpt niet, maar neemt minder vocht op dan wol. Acryl wordt alleen of met wol gemengd voor truien en mutsen, dekens en sjaals. Acryl draagt fijn, want het kriebelt niet.
Polyurethaan
(spreek uit als polie-ure-taan)
Een andere naam voor deze stof is ook wel Lycra of Elasthan.
De vezels zijn zeer elastisch. Het is ook wel een synthetisch rubber. Rubber gemaakt uit chemicaliën. Deze vezels worden alleen maar gemengd met andere vezels, om ze te kunnen gebruiken. Daardoor krijgt een stof heel veel rek en elasticiteit.
Door de grote rek draagt een stof met Lycra heel fijn. Het is glanzend en doorzichtig van zichzelf. Je kunt het niet zo heet wassen. Het wordt veel gebruikt voor zwemkleding, sportkleding, panties en sokken.
De half-synthetische vezels:
De basis van een half-synthetische vezel is cellulose. Cellulose is eigen een onderdeel van hout. Dat is een stof of een product uit de natuur. De cellulose wordt met chemicaliën gekookt in de fabriek. Daar wordt nog een andere stof aan toegevoegd en dan ontstaat een stroperige vloeistof. Deze vloeistof wordt dan weer geprest door een spindop en afgekoeld.
Er zijn verschillende soorten half-synthetische vezels, maar de balangrijkste is Rayon. Daarvan zijn er twee soorten, maar de bekendste is Viscose (spreek uit als viskoose).
Viscose heeft een mooie glans, is sterk en neemt ook wel wat vocht op. Daardoor draagt het fijn en zweet je niet heel veel. Het si zacht, soepel en het draagt fijn. Het wordt gebruikt voor jurken, blouses en hemdjes.
Bronnen:
- Bakkers, Ing. G.J.(1991). Het verspinnen van katoen. Enschede: HTS Bedrijfskunde Textiel.
- Bakkers, Ing. G.J.(1991). Wol. Enschede: HTS Bedrijfskunde Textiel.
- Bollen, Ing. W.F.(1992). Algemene Inleiding in de textielindustrie. Enschede: HTS Bedrijfskunde Textiel.
- Definitie Textiel. Opgehaald op 22 september van https://nl.wikipedia.org/wiki/Textiel.