Sint-Pietersgasthuis Culemborg
Het Sint-Pietersgasthuis is gebouwd in Culemborg. In welk jaar het is gebouwd is niet duidelijk, maar het gasthuis staat er al sinds 1386. De functie van het huis was dat het een opvang werd voor mensen, een gasthuis. Ook was het een mini ziekenhuisje. In 1420 ontstond er een grote brand in Culemborg en het gasthuis werd afgebrand. In 1421 werd het weer herbouwd. Inmiddels wonen er nu mensen in het huis.
Gasthuis
Het Sint-Pietersgasthuis was een gasthuis. Mensen verbleven daar een tijdje of zelfs jaren. Het bood onderdak aan reizigers, oude mannen en vrouwen, arme mensen en ook aan ‘provenciers’. Dat waren meestal mannen, die in het huis eten en inwoning krijgen. Ze mochten hier dus wonen op voorwaarde dat als ze dood gingen, het Sint-Pietersgasthuis hun bezittingen kreeg. Reizigers konden hier verblijven, maar ook oude mensen en daklozen. Hier konden de mensen dan overnachten of langer verblijven.
Ziekenhuis
Het Sint-Pietersgasthuis werd vroeger ook gebruikt als een ziekenhuis. Je kan het zelfs het eerste ziekenhuis van Culemborg noemen. Mensen die ziek waren kwamen hierheen om weer beter te worden. Als je heel erg ziek was en bijvoorbeeld de pokken had ging je naar een speciale kamer: de Pockkamer of het Pockhuys. Je kon ook naar dit ziekenhuisje gaan als je een reiziger bent. Dan moesten de mensen eerst weten of je niet ziek bent, want anders zou je de hele stad ziek gaan maken. Als reiziger bleef je er ook vaak een aantal dagen. Maar eigenlijk was het ziekenhuis helemaal niet goed, want veel zieken wisten niet welke ziekte de mensen hadden en de artsen waren niet goed opgeleid of professioneel. Ook moesten mensen bedden met elkaar delen. Zo werden ziektes ook makkelijker verspreid. Als een zieke met een erg besmettelijke ziekte naast iemand met koorts lag, liep de koorts vaak uit tot de besmettelijke ziekte. De hygiëne was daar erg slecht en de mensen hadden daar geen medische kennis. Na 1587 werden er geen zieken meer opgenomen. Ze gaven wel geld aan de zieken voor een chirurg of medicijnen. Vaak liep het voor de arme mensen slecht af. Dit ging zo door tot 1861
19de eeuw
In 1859 werd Culemborg uitgeroepen tot ongezondste stad van Gelderland door de Culemborgse Courant. De mensen dachten dat bier de mensen en de arbeiders gezond en sterk hield. Ze wisten wel dat bier invloed had op de mens, maar ze wisten niet dat honger, slechte woonomstandigheden of lang werken ook oorzaken waren van het ongezond zijn. In 1860 besloot de gemeente om een onderzoek te doen van het gezondheid van de arme mensen. Het uitslag was niet wat ze hadden verwacht, want de meeste arme mensen hadden het erg slecht qua gezondheid. Een ziekenhuis in Culemborg werd weer erg noodzakelijk. Sinds toen werd het Sint-Pietersgasthuis weer gebruikt als een ziekenhuis.
Jan van Cuijk
Jan van Cuijk was een zoon van de heer Wenemar Cuijk en Aleydis de Cocq van Opijnen. Wenemar had ook nog een andere zoon. Hij heette Jan VI van Cuijk. Jan van Cuijk verbleef tot 1411 aan het hof van de hertog van Gelre. De zus van Jan was getrouwd met Willem van Gelre. In 1411 bouwde Jan zijn carrière uit in Culemborg. Hier was hij gasthuismeester van het Sint-Pietersgasthuis, schepen en burgemeester, veel grote rollen dus.
Jan van Cuijk kreeg uit zijn eerste huwelijk met een onbekende vrouw uit de Arkel familie een zoon. Zijn naam was Jan jr. Daarna trouwde hij met Gerarda Hermansdr. Doys van Leeuwen. Uit dat huwelijk kreeg hij, voor zover men weet, geen kinderen.
Het Sint-Pietersgasthuis nu
In de jaren 80 was het pand van de gemeente geworden en al gauw werd het vernieuwd. Het zijn nu twee woonhuizen geworden.
Sinds 2002 wonen Saskia en Marco Stevens met hun zoon Bas in het voorste gedeelte van het huis, dat nu vier kamers heeft. Ook het echtpaar vindt het speciaal dat hun huis zo oud is. Een paar dingen in het huis zijn niet veranderd, zoals de nisjes (een inham in de muur), enkele kamers en de oude open haard. Omdat het Pietersgasthuis bij de Culemborgse stadswandeling hoort, staan er nog weleens groepen mensen bij hun huis.
Bij buurvrouw Gerda Blok die sinds 1996 in het achterste gedeelte van het huis woont, is niets meer hetzelfde als vroeger. Alleen de huiskamerramen aan de Achterstaat-zijde lijken op de ingang voor paard en wagen.