Rozenfamilie
Rozenfamilie Rosaceae | |
---|---|
Leefgebied | Vrijwel wereldwijd |
Leefomgeving | divers, gebruikt voor fruitteelt en sierplanten |
Behoort tot de | 'Nieuwe' tweezaadlobbigen |
Portaal Biologie |
De Rozenfamilie (Rosaceae), is een middelgrote familie van bloeiende planten met 4.828 bekende soorten in 91 geslachten. Ze komen vrijwel wereldwijd voor (behalve de poolgebieden), vooral in het gematigde klimaat.
Ze worden verdeeld in drie onderfamilies:
- Amygdaloïden, waaronder de appel (malus), peer (Pyrus), lijsterbes, kerria en spirea
- Dryadoideën, waaronder de geum en de aardbei
- Rozenblaadjes, waaronder de roos.
De naam van de familie is genoemd naar het geslacht Roos (Rosa). Tot de meest soortenrijke geslachten behoren Vrouwenmantel (Alchemilla - 270), Lijsterbes (Sorbus - 260), Meidoorn (Crataegus - 260), Dwergmispel (Cotoneaster - 260), Braam (Rubus - 250), en Kers (Prunus - 200), die de pruimen, kersen, en perziken bevat, en ook abrikozen en amandelen. Al deze getallen moeten echter worden gezien als schattingen - er moet nog veel taxonomisch onderzoekwerk worden verricht.
De Rozenfamilie omvat kruiden, struiken en bomen. De meeste soorten zijn bladverliezend, maar sommige zijn groenblijvend. Ze komen wereldwijd voor, maar zijn het meest divers op het noordelijk halfrond.
Veel economisch belangrijke producten komen uit de Rozenfamilie, waaronder verschillende eetbare vruchten, zoals appels, peren, kweeperen, abrikozen, pruimen, kersen, perziken, frambozen, bramen, loquats, aardbeien, rozenbottels, meidoorns en amandelen. De familie omvat ook populaire sierbomen en struiken, zoals rozen, hondsrozen, moerasspirea of kortweg spirea, lijsterbessen, ganzerik (Potentilla) vuurdoorns en fotinia's.
De bloemen van de Rozenfamilie zijn nogal opzichtig (opvallend). Ze hebben over het algemeen vijf kelkblaadjes, vijf bloemblaadjes en vele spiraalvormige meeldraden. Soms zijn ze dubbelbloemig, maar dat zijn meestal de gekweekte vormen. Ze hebben vrijwel alle kleuren, behalve blauw.
Veel vruchten van de familie zijn eetbaar, maar hun zaden (pitten) bevatten vaak het wat giftige en bittere amygdaline, dat tijdens de spijsvertering cyanide kan afgeven als het zaad beschadigd is.
De geslachten op een rij
- Acaena (geslacht Stekelnootje)
- Adenostoma
- Agrimonia (geslacht Agrimonie)
- Alchemilla (geslacht Vrouwenmantel)
- Amelanchier (geslacht Krentenboompje)
- Aphanes (geslacht Leeuwenklauw)
- Aronia (geslacht Appelbes)
- Cotoneaster (geslacht Dwergmispel)
- Crataegus (geslacht Meidoorn)
- Cydonia (geslacht Kweepeer)
- Filipendula (geslacht Spirea)
- Fragaria (geslacht Aardbei)
- Geum (geslacht Nagelkruid)
- Malus (geslacht Appel)
- Mespilus
- Potentilla (geslacht Ganzerik)
- Prunus (geslacht Prunus), waaronder Japanse sierkers
- Pyracantha (geslacht Vuurdoorn)
- Pyrus (geslacht Peer)
- Rosa (geslacht Roos)
- Rubus (geslacht Braam)
- Sanguisorba (geslacht Pimpernel)
- Sorbus (geslacht Lijsterbes)