Jean-Jacques Rousseau
Wetenschapper | ||||
Persoonlijke info | ||||
---|---|---|---|---|
Volledige naam | Jean-Jacques Rousseau | |||
Geboren | 28 juni 1712 | |||
Geboorteplaats | Genève | |||
Geboorteland | toen republiek Genève, nu Zwitserland | |||
Overleden | 2 juli 1778 | |||
Overleden te | Ermenonville Frankrijk | |||
Gehuwd met / relatie |
verhouding met Thérèse Levasseur | |||
Bekend van | ||||
Vakgebied | Filosofie | |||
Bekend van | boek Émile | |||
|
Jean-Jacques Rousseau (Zwitserland, 28 juni 1712 - Frankrijk, 2 juli 1778) was een Frans filosoof en schrijver uit de 18e eeuw (de 'pruikentijd'). In zijn filosofie stonden vrijheid en zelfbeschikking centraal.
Hij vond dat de mensen zich niet hoefden te onderwerpen aan één persoon, die absolute macht had: de Franse koning in die periode. Beter was dat de mensen onderling afspraken maakten en een contract opstelden. Hij stelde de 'Algemene Wil' (La volonté générale) op: hierin stond dat mensen veel contact moesten hebben. Hij vond dat de mens weer terug moest naar zijn natuurlijke staat. Alle culturele ontwikkelingen maakten de mens niet beter. Hij was met zijn geschrift over het sociale contract een inspiratie voor de Franse Revolutie. Vooral Robespierre maakte veel gebruik van zijn ideeën. Hij oefende ook grote invloed uit op de filosofie van de opvoeding van het kind.
Jeugd
Jean-Jacques werd geboren op 28 juni 1712 in de calvinistische stad Genève in Zwitserland. Zijn moeder stierf negen dagen na de bevalling. Zijn vader was een horlogemaker en een man met een opvliegend karakter. Toen hij tien jaar was liet hij Jean-Jacques in de steek. Zijn vader had iemand verwond en vluchtte uit Genève om niet de gevangenis in te hoeven. Rousseau werd daarna opgevoed door een tante. Op zijn dertiende ging hij in de leer bij een graveur. De graveur sloeg hem en op zijn vijftiende vluchtte Jean-Jacques weg uit Genève.
Madame de Warens
Via een pastoor leerde Jean-Jacques Françoise-Louise de Warens (1699-1762) kennen. Madame de Warens was een knappe jonge weduwe die in Chambéry, een stad in de Franse Alpen, woonde. In 1732 trok hij bij haar in. Hoewel Madame de Warens al een vriend had, werden zij en Jean-Jacques geliefden. Bij Madame de Warens leerde Jean-Jacques over cultuur en muziek. Hij begon met het schrijven van literaire stukken en werkte als muziekleraar.
Eind jaren 1730 wilde Jean-Jacques Rousseau graag lesgeven aan kinderen. In 1739 werd hij onderwijzer voor de zonen van een rechter uit Lyon. Door deze ervaring werd Rousseau nieuwsgierig naar de manier waarop kinderen leren. Hij kreeg ideeën over hoe je kinderen moet opvoeden. Deze ideeën schreef hij jaren later op in het boek Émile.
Parijs en de encyclopedisten
Madame de Warens kon heel slecht met geld omgaan en was daardoor altijd blut. Om haar te kunnen helpen wilde Jean-Jacques rijk en beroemd worden. Hij dacht dat dat het beste kon in de hoofdstad van Frankrijk. In Parijs ontmoette hij Denis Diderot (1713-1784) en Jean le Rond d’Alembert (1717-1783). Deze Verlichtingsfilosofen werkten aan een boek: Le Encyclopédie ou Dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers. In de Encyclopédie wilden Diderot en d’Allembert alle (wetenschappelijke) kennis die er toen was verzamelen. Rousseau schreef een paar artikelen over muziek voor de encyclopedie.
Marie-Thérèse Levasseur
In 1745 kreeg Rousseau een relatie met de wasvrouw Thérèse Levasseur (1721-1801). Thérèse was een eenvoudige vrouw die niet kon lezen, tellen en zelfs niet kon klokkijken. Rousseau kreeg vijf kinderen met haar die hij allemaal naar het vondelingenhuis liet brengen. Hij kreeg daar veel kritiek op, onder anderen van de filosoof Voltaire (1694-1778).
Discours sur les sciences et les arts
In 1750 organiseert de Academie van Dijon een prijsvraag voor schrijvers. Het onderwerp van de prijsvraag is of vooruitgang van de kunsten en wetenschappen zorgt voor betere mensen. Rousseau vond van niet en schreef de tekst Discours sur les sciences et les arts (Betoog over wetenschap en kunst). Hierin zegt hij dat de mens van zichzelf goed is en dat alle slechte dingen van de maatschappij komen. De visie van Rousseau was anders dan die van zijn vrienden de verlichtingsfilosofen. Rousseau geloofde net als zij in vrijheid en gelijkheid voor alle mensen, maar geloofde niet dat luxe en wetenschap voor vooruitgang zorgden. Mensen die leefden als wilden in de natuur of als plattelandsmensen waren pas echt vrij, onafhankelijk en onbedorven. Rousseau won de prijsvraag en werd in één klap een beroemd schrijver.
Discours sur l’origine de inégalité
Een nieuwe prijsvraag in 1753 ging over de ongelijkheid onder mensen. Rousseau deed weer mee en schreef Discours sur l’origine et les fondements de inégalité parmi les hommes (Betoog over de ongelijkheid tussen mensen). Hij schreef dat ongelijkheid in de natuur niet bestaat. Toen de mensen in de oertijd vredig in hutten woonden, in dierenhuiden rondliepen en voor zichzelf konden zorgen, leefden ze vrij en gelukkig. Dat veranderde toen mensen de landbouw ontdekten. Er kwamen mensen die grond bezaten en mensen die de grond moesten bewerken. Hierdoor ontstond de ongelijkheid tussen meesters en slaven en het verschil tussen rijk en arm. Deze ongelijkheid kan volgens Rousseau alleen stoppen als de mens terugkeert naar de natuur zoals in de oertijd.
Du contrat social
In 1762 publiceerde Jean-Jacques Rousseau twee boeken die allebei heel veel invloed hebben gehad op hoe de mensen in Europa denken. Het boek Du contrat social (Het sociaal contract) en Émile, ou De l’éducation (Émile, of Over de opvoeding). In het boek Du contrat social schreef Rousseau politieke ideeën op. Hij vond dat niet de koning het recht heeft om de baas in een land te zijn maar dat de gewone mensen dat recht hebben. Onder andere door deze ideeën ontstond de Franse Revolutie (1789-1799).
Émile, ou De l’éducation
Émile, ou De l’éducation (Émile, of Over de opvoeding) is een boek dat gaat over de perfecte opvoeding. Het verhaal gaat over de jongen Émile die wordt opgevoed door een leraar die een soort vader voor hem is. De leraar heet, net als Rousseau, Jean-Jacques. In het boek schrijft Rousseau dat ieder kind goed geboren wordt maar dat de maatschappij een slecht mens van hem maakt. Vooral de steden zijn vol met leugenaars en egoïsten waardoor de mensen die daar wonen zich slecht gaan gedragen. Om Émile een zo goed mogelijk mens te laten worden, voedt de leraar hem daarom in de natuur op, ver weg van alle (slechte) mensen.
Émile leert zelf dingen te doen en mee te maken. Hij leert timmeren, meubelmaken, tuinieren, de weg terugvinden als hij is verdwaald, zwemmen en nog veel meer. Lezen leert hij niet want boeken staan vol met ‘kletskoek’, volgens de leraar. Ook leert Émile niets over godsdienst. Door deze opvoeding krijgt Émile veel respect voor boeren en handwerkslieden. Hij leert van zijn leraar dat zij belangrijker zijn dan koningen en vorsten.
In Émile komt ook een priester voor. De priester vindt dat het niet uitmaakt welk geloof iemand heeft. Belangrijker is om een goed mens te zijn. In de tijd van Rousseau moest iedereen in Frankrijk voor de Rooms- Katholieke kerk zijn. Omdat Rousseau in Émile had geschreven dat je niet naar de Rooms-Katholieke kerk hoeft te gaan werd het boek verboden. Het boek werd zelfs op de trappen van de rechtbank verbrand. Rousseau moest de gevangenis in, maar kon net op tijd vluchten naar Genève.
Zijn dood
In de laatste jaren van zijn leven had Rousseau weinig contact meer met zijn vrienden. Hij ging leven zoals hij had geschreven in zijn boeken, als een soort oermens in de natuur. Rousseau overleed in 1778 aan een hersenbloeding. In de jaren voor zijn dood schreef hij nog een boek over zijn eigen leven. Dit boek heet Confessions en hierin schreef Rousseau heel eerlijk over alle goede en slechte dingen die hij in zijn leven had gedaan. Het boek verscheen drie jaar na zijn dood in 1781.