Ontdekking van Amerika
Met de ontdekking van Amerika wordt vaak het moment in 1492 bedoeld waarop Christoffel Columbus voet aan land zette op een eiland in Amerika (tegenwoordig de Bahama's). Columbus dacht echter dat hij India had bereikt, maar dan via het westen in plaats van via het oosten.
In 1499, zeven jaar later, ontdekte Amerigo Vespucci dat Columbus niet India had bereikt, maar een nieuw continet had ontdekt. Dit continent werd naar Amerigo Vespucci genoemd en kwam zo'Amerika' te heten. In die tijd werd het nieuwe continent ook wel de 'nieuwe wereld' genoemd. De hoofdstad van de Verenigde Staten, Washington D.C. (District of Colombia), en andere plaatsen in de VS werden naar Columbus vernoemd, maar ook de Canadese provincie Brits-Columbia en het land Colombia dragen zijn naam.
Eigenlijk geeft de naam 'ontdekking van Amerika' een verkeerd beeld. In werkelijkheid woonden er namelijk al duizenden jaren mensen in Amerika, en Europese Vikingen waren al 500 jaar vóór Columbus in Amerika gekomen. De Amerikaanse inheemse bewoners werden door Columbus indianen genoemd, omdat hij dacht dat hij India had bereikt. Tegenwoordig noemt men die liever Native Americans of inheemse Amerikanen.
Gevolgen
Door de ontdekking van Amerika konden veel nieuwe vruchten zoals tomaten en aardappelen (die nergens elders in de wereld groeiden) naar Europa gebracht worden, waardoor Europa er financieel beter op werd. Ook werd er (met name in Midden-Amerika en het noorden van Zuid-Amerika) veel goud geroofd van de inlandse bevolking (Inca's), in het westen van het huidige Colombia. Toen Columbus terugkwam in Europa en vertelde over de volken die gouden sieraden droegen, brak er een goudkoorts uit. Vasco Núñez de Balboa was een van de eersten die al voor 1513 langs de landengte van wat nu Panama heet reisde en vrede sloot met de curaca’s of opperhoofden die hem kostbare geschenken gaven. Francisco Pizarro verliet in 1524 Panama om op jacht te gaan naar dat goud en om het Incarijk te veroveren. Ook Hernán Cortés ging op goudjacht en beroofde de Azteken in Mexico. Anderen kwamen bedrogen uit en troffen vijandige inheemse volken die ze wegjoegen met giftige pijlen. De goudkoorts was mede de oorzaak dat grote delen van Amerika door de Spanjaarden werden ontdekt en in kaart gebracht in een vrij korte tijd.
Nadat Christoffel Columbus de Nieuwe Wereld had ontdekt in 1492, wilden Portugal en Spanje georganiseerde expedities om nieuwe gebieden in kaart te brengen. Ze zaten in elkaars vaarwater: beide landen wilden de 'Nieuwe Wereld', die Columbos (Amerika) had ontdekt en de schatten die er te vinden waren voor zichzelf. Koning Ferdinand en koningin Isabella van Spanje vroegen paus Alexander VI toestemming voor Spaanse expedities naar de Nieuwe Wereld om het katholieke geloof te verspreiden. De Portugezen deden hetzelfde. In mei 1493 verdeelde de paus de Nieuwe Wereld tussen Spanje en Portugal. Elk van beide kreeg een eigen deel van huidig Zuid-Amerika. Deze afspraak werd vastgelegd in het Verdrag van Tordesillas, tot woede van de twee andere Europese zeemachten, de Britten en Nederland. Uiteindelijk vond er de ontdekking van Zuid-Amerika plaats door verschillende Spaanse veroveraars.
Conquistadores
Vasco Núñez de Balboa - Panama/Colombia
De Spaanse avonturier Vasco Núñez de Balboa monsterde aan op een schip dat vertrok vanuit Hispaniola (momenteel het eiland waar Haïti en de Dominicaanse Republiek op ligt). Er zaten schuldeisers achter hem aan. Balboa was een geboren leider, hij stichtte in Panama een Spaanse kolonie en de eerste Spaanse nederzetting op het vasteland: Santa María de La Antigua del Darién of in het kort Darién. Volgens de Spaanse autoriteiten had hij zichzelf echter illegaal benoemd tot gouverneur van Darién en daarom hing hem een zwarte straf boven het hoofd.
Balboa voer langs de kust van Colombia en Panama op zoek naar goud en slaven. In 1513 hoorde hij dat er in het westen een grote zee zou zijn, en een land waar meer goud te vinden zou zijn dan in heel Spanje. Met 190 Spanjaarden en 1000 slaven waaronder dragers, ging hij op pad. Hij hoopte met een rijke vondst zijn straf van de Spaanse koning te ontlopen. Veel vroege Europese bewoners van Zuid-Amerika waren Joodse vluchtelingen want in het katholieke Spanje werden ze vervolgd om hun geloof. In de kolonies konden ze hun godsdienst vrij uitoefenen. De Joodse vluchtelingen zetten handelsposten in voor handel met Europa, Afrika en Azië. Balboa hoefde maar 100 km te overbruggen naar de 'nieuwe' oceaan maar het was een zware tocht dwars door de jungle over ruig terrein en door verraderlijk moeras in Zuid-Amerika. Indianen (De oorspronkelijke bewoners) vuurden giftige pijlen af op expeditieleden.
Het was september toen Balboa een berg opklom. Vanaf de top kon hij de Grote Oceaan zien liggen die hij de 'Zuidzee' noemde. Een paar dagen later kwam hij bij de Golf van San Miguel (onderdeel van de Golf van Panama) aan bij Panama en eiste de oceaan op voor Spanje. Balboa voer terug naar Panama met slaven, parels en goud aan boord. Maar de kolonie stond niet langer onder zijn bevel. Terwijl Balboa schatten verzamelde voor Spanje, had de koning een nieuwe gouverneur aangesteld: Pedro Arias Dávilla. Balboa kreeg toch de straf die hij wilde ontlopen. In 1519 werd hij onthoofd. Pedro ruimde zijn voorganger Balboa uit de weg en regeerde Darién met harde hand. In 1519 stichtte hij een nieuwe hoofdstad: Panama-Stad. Vandaar stuurde hij expedities naar de smalle strook land die de Grote Oceaan scheidde van de Caribische Zee die uitkomt in de Atlantische Oceaan.
Hernán Cortés - Mexico
De Spanjaard Hernán Cortés had in 1521 maar 500 man en 16 paarden nodig om de machtige Azteken in Mexico te verslaan. Cortés was een nieuw soort ontdekkingsreiziger; het ging hem om goud en grondgebied voor Spanje. Hij is bekend geworden als conquistador (Nederlands: veroveraar). Cortés vocht als jonge man in Cuba en hielp het eiland te onderwerpen voor Spanje. De jonge Cortés hoorde verhalen over een land vol rijkdommen, het huidige Mexico. Hij wilde het voor Spanje vervoeren, ondanks hij geen toestemming kreeg, ging hij toch.
Met zijn schepen kwam Córtes vanuit Cuba aan op het schiereiland Yucatán. De inheemse bewoners, de Maya's, vielen de indringers aan maar maakten geen kans. Cortés sloot een bondgenootschap met omliggende volkeren tegen de Azteken. De Azteken geloofden dat ze mensen moesten offeren voor hun goden. Daarvoor voerden ze vaak oorlogen met het doel krijgsgevangenen te maken om die zo te offeren. Een Maya-hoofdman gaf Córtes de beschikking over een jonge Azteekse vrouw, La Malinche, die later als meisje was verhandeld. Ze werd zijn tolk. De Aztekenvorst Moctezuma raakte in paniek toen hij hoorde dat Córtes oprukte naar de hoofdstad. Er was namelijk een voorspelling gedaan dat een god zou komen naar het volk. Bovendien had Moctezuma nog nooit paarden gezien en geloofde hij dat het goddelijke dieren waren. De Azteken geloofden dat hun slangengod Quatzalcoatl zou terugkomen als blanke god met een baard. Ze zagen Cortés aan als hem. Om Cortes gunstig te stemmen, stuurde Moctezuma gezanten met geschenken. Voordat Córtes met ongeveer 150 man optrok naar de Azteekse hoofdstad Tenochtitlan waar meer dan een half miljoen mensen woonden (tegenwoordig Mexico-Stad), liet hij al zijn schepen verbranden omdat zijn mannnen terug wilden. De mannen van Cortes waren doodsbang, vooral nadat ze hadden gehoord hoe wreed de Azteken waren. Aztekenvorst Moctezuma overlaadde hem met zilver en goud. Dat haalde niets uit. Cortés' mannen sloegen aan het moorden nadat ze de bloeddorstige rituelen van de Azteken zagen. Ze waren bang dat zij als volgende zouden worden geofferd door de Azteken. Moctezuma werd snel daarna Cortés' gevangene. Cuba stuurde een leger naar Yucatán om Cortés te stoppen. Terwijl Cortés zich verdedigde brak er in Tenochtitlan een opstand uit. Moctezuma, die gezien werd als handlanger van de Spanjaarden, werd gedood door eigen onderdanen. Teruggekomen belegerde Cortés met enige versterkingen de stad. Na 93 dagen, in 1521, gaven de hongerige Azteken zich gewonnen. Voor de omliggende volkeren was Cortes een held. Onder controle van Cortés werden met stenen van neergehaalde Azteekse tempels en piramides, kathedraal gebouwd en bouwden ze Mexico-Stad.
Francisco Pizarro - Peru
De veroveringen van Hernán Cortés werkten aanstekelijk: ook andere Spaanse conquistadores wilden hun slag slaan in de Nieuwe Wereld, waaronder Francisco Pizarro. Hij was afkomstig uit de dorre Spaanse streek Extremadura. Hij zou het Incarijk in het Andesgebergte in Peru uiteindelijk de genadeslag toebrengen. Toen Pizarro met Vasco Núñez de Balboa door Panama trok, had hij voor het eerst gehoord over rijkdommen in het huidige Peru. Pizarro had verhalen gehoord over de goudmijnen in Amerika. Hij was uit op rijkdom en macht. In 1522 zeilde hij samen met Diego de Almagro vanuit Panama naar het vasteland van Zuid-Amerika. Hun eerste expeditie leverde niets op.
Niet van plan om op te geven zeilden Pizarro en Almagro in 1526 langs de westkust van Zuid-Amerika. Ze legden aan bij Tumbus, een Incastad. Daar vielen ze met hun neus in de boter: ze vonden goud, zilver, geverfde wol en katoen. Ze waren onder de indruk van de knap gebouwde huizen en bruggen. Het rijk van de Inca's in het Andesgebied telde zo'n 12 miljoen inwoners en was in 100 jaar opgebouwd. Het strekte zich 4000 km uit, vanaf het zuiden van Colombia tot het noorden van Chili. De Inca's bouwden zonder cement de mooiste stenen huis. Ze legden terrassen aan op de berghellingen om mais en aardappelen te verbouwen en ze maakten prachtige voorwerpen van zilver en goud. Pizarro wilde het Incarijk voor Spanje ontsluiten. De koning gaf toestemming voor de expeditie. In 1530 vertrok de conquistador weer naar Peru met niet meer dan 180 soldaten en 27 paarden. Toen Pizarro aankwam, was in het Incarijk een burgeroorlog aan de gang. Twee broers streden om macht. In 1532 ontmoette Pizarro de winnaar, Atahualpa. Deze keizer had een legerkamp van 30.000 krijgers bij Cajamarca, hoog in de Andes. De Inca's waren doodsbang voor paarden - ze hadden ze nog nooit gezien. Ook vuurwapens waren nieuw voor ze. Gewapend met kruisbogen en musketten vielen de Spanjaarden de nietsvermoedende Inca's aan. Ze slachtten 10.000 indianen af en hun keizer werd gevangengenomen. Hij bood aan losgeld te betalen. De Spanjaarden namen het goud aan maar doodden Atahualpa alsnog. Een jaar later kwam Pizarro aan in de hoofdstad Cuzco. De verovering van het Incarijk had net zo weinig moeite gekost als dat van de Azteken.
Diego de Almagro - Argentinië
De conquistadores blonken uit in wreedheid. Naast Pizarro zelf, waren ook zijn twee halfbroers Hernando en Gonzalo hardvochtige veroveraars, evenals Diego de Almagro. Almagro was met Pizarro tegen de Inca's opgetrokken. Maar de conquistador was ontevreden. Hij vond dat zijn compagnon te veel van de buit kreeg. In 1535 kreeg Diego de Almagro de opdracht van de Spaanse koning om een kolonie te stichten in wat nu Argentinië is. Hij verkende het gebied maar er bleek weinig te halen. Toen hij de stad Cuzco opeiste, werd hij door Pizarro's broer Hernando gedood. In de zomer van 1541 maakten Almagro's mannen Francisco Pizarro een kopje kleiner.
Gonzalo Pizarro was in het Amazonegebied op zoek naar kaneel. Hij benoemde zichzelf tot gouverneur van Peru. In 1548 maakten Spaanse troepen korte metten met hem. Met zijn executie kwam een einde aan 20 jaar veroveringsdrang van de Pizarro's.
Francisco de Orellana - Amazone/Venezuela
In 1541 trok Francisco de Orellana met Gonzalo Pizarro over het Andesgebergte en door de jungle. Ze hoopten kaneelbomen te vinden. Veel expeditieleden stierven van de kou of van uitputting door de hitte. Voor de overblijvers was er niet genoeg te eten.
Orellana roeide in een kleine boot met een paar mannen een smalle rivier af, op zoek naar eten. Toen hij niet terugkwam brak Pizarro de expeditie af, niet wetend dat zijn compagnon op een grotere rivier was gestuit en met een zelfgebouwd, groter schip de Amazone, zo'n 5000 kilometer stroomafwaarts volgde, tot waar de rivier uitkomt in de Atlantische Oceaan. Orellana legde in Venezuela aan en keer terug naar Spanje. Keizer Karel V beval hem het Amazonegebied te koloniseren onder de naam Nieuw-Andalusië. Maar Orellana stierf in 1546 aan het begin van zijn reis over de Amazone-rivier, die hij vanaf de oceaan wilde bevaren. Orellana was de eerste Europeaan die oer de Amazone-rivier voer door het dichte regenwoud richting de Atlantische Oceaan.
Gonzalo Jiménez de Quesada - Noord-Colombia/Bogota
De Spanjaard Gonzalo Jiménez de Quesada ging op zoek naar El Dorado in wat nu Noord-Colombia heet. In tegenstelling tot de meeste conquistadores was hij goed voor de indianen. Tijdens de tocht verloor hij maar vier expeditieleden. Hij vond geen gouden stad. Omdat hij bijna 70 werd, zat een tweede reis er niet in. Hij stichtte Bogota, de huidige hoofdstad van Colombia.
Pedro de Mendoza - Buenos Aires
Pedro de Mendoza, was van een adel, als een van de weinige quistadores. In 1535 zeilde hij met een vloot van 12 schepen en 1500 bemanningsleden naar Río de la Plata (Zilverrivier) in Argentinië. Bij de riviermonding stichtte hij de eerste nederzetting: de latere stad Buenos Aires. Buenos Aires betekent 'goede luchten' of 'gunstige winden', als verwijzing naar de zoete geur die ontdekkingsreizigers opviel. Mendoza hoopte goud te vinden in Peru. Maar op weg daarheen moest hij door de grasvlakten. Daar groeide weinig eetbaars en er waren ook te weinig indianen die ze tewerk konden stellen om voedsel voor ze te verbouwen.
Getergd door de tegenslag viel Mendoza de indianen aan. De stammen verdedigden zich. De stammen doodden driekwart van zijn bemanning en staken de nederzetting in brand. Mendoza koos in 1537 het hazenpad. Op zee werd hij ziek. Hij zou Spanje nooit meer terugzien.
Juan de Ayolas - Paraguay
Voordat Mendoza in 1537 naar Spanje vertrok, benoemde hij Juan de Ayolas tot bevelhebber. Ayloas stichtte een nederzetting aan de rivier de Paraná. Hij verkende de Paruguay-rivier en bouwde een fort bij Asunción, de latere hoofdstad van Paraguay. Hij trok het regenwoud erin, om er nooit meer uit te komen.
Pedro de Valdivia - Chili
Toen Pedro de Valdivia gouverneur werd van Chili, had hij er heel wat veroveringstochten op zitten, waaronder die in Venezuela en Mexico met Pizarro, en in Peru. Hij kreeg toestemming het huidige Chili voor Spanje te verkennen. Als eerste Europeaan ooit gebruikte Valdivia in 1532 de Straat van Magellaan als doorvaart van de Grote Oceaan naar de Atlantische Oceaan. Pedro de Valdivia wilde het gebied zelfvoorzienend maken, waardoor hij zich als conquistador onderscheidde. Hij stichtte ook nederzettingen langs de kust.
Valdivia volgde in 1541 Almagro's route door naar de Atacamawoestijn. Hij trok naar het zuiden, naar Santiago, de hoofdstad van Chili. Hij kwam tot de Biobío-rivier en claimde het gebied tussen de Andes en de oceaan. Niet lang daarna maakten Mapuche-indianen korte metten met hem. Valdivia deed een behoorlijke buit in het zakje voor de veroveringen van Zuid-Amerika. Hij bracht een deel van het Incarijk, het huidige Chili onder Spaans gezag.
Lautaro was een Mapuche-indiaan die voor Valdivia's paarden zorgde. Veel indianen waren doodsbang voor paarden, maar Lautaro werd een expert. Hij gebruikte zijn kennis om de Spaanse cavalerie te verslaan in een gevecht om ruig terrein met uitgeputte dieren. Valdivia werd gevangengenomen en gedood.
Álvar Núñez de Vaca - Watervallen van de Iguacu
Conquistador Cabeza de Vaca kende het klappen van de zweep. In 1527 overleefde hij een verkenningstocht door Florida; van de 600 expeditieleden waren er 4 over. In 1540 werd hij door de Spaanse koning naar de kolonie Rio de la Plata gestuurd om de corrupte gouverneur daar tot de orde te roepen. Cabeza de Vaca landde in 1541 op de kust van Brazilië en ging op weg naar Asunción. Op zijn tocht naar Asuicón kreeg Cabeza de Vaca de Watervallen van de Iguacu te zien, tegenwoordig werelderfgoed. Cabeza de Vaca en zijn mannen zagen als eerste Europeanen deze watervallen.
Cabeza de Vaca legde met 250 man en 26 paarden bijna 1000 kilometer af. Ze volgden de Iguacu-rivier en de rivier de Paraná en waren vier maanden onderweg. Ze moesten zich een weg hakken door de jungle. In Asunción bond Cabeza de Vaca de strijd aan met mensen die alleen bezig waren zichzelf te verrijken. Dat zette kwaad bloed bij de aangestelde leiders. Toen hij na een verkenning van de Paraguay-rivier terugkwam, namen ze hem gevangen. Op Spaans bevel werd hij verbannen naar Afrika. Cabeza de Vaca heeft zijn reizen beschreven in een boek dat veel ontdekkingsreizigers na hem heeft geïnspireerd.
Aan het einde van de 16e eeuw beproefden veel Europeanen hun geluk als veehouder en paardenfokker. De dieren graasden op de pamás. De nieuwkomers hielden geen indianen als slaaf om het werk te doen: ze deden het zelf. Omdat ze op één plek woonden, waren zij de echte kolonisten.
Amazonegebied
De Portugezen hadden meer aandacht voor Oost-Indië met zijn specerijen dan voor Brazilië. De verkenning van het enorme Amazonegebied lieten de veroveraars dan ook over aan missionarissen en slavenhandelaren. Maar de Portugezen zetten wel suikerrietplantages op aan de kust van Brazilië, waar Afrikaanse slaven het werk moesten doen. Slavenhandelaren reisden naar de Andes tot aan de Paraguay-rivier. Ze brachten de Portugese taal en cultuur tot diep in het binnenland.
De Portugezen kregen haast om Brazilië te verkennen want de Spanjaarden claimden steeds meer gebied. In 1637 kreeg Pedro Teixeira opdracht een kaart te maken van de Amazone-rivier, vanaf de monding tot in de Andes. Hij kwam tot Quito, de huidige hoofdstad van Ecuador, op bijna 3000 meter hoogte, maar werd toen door de Spanjaarden teruggestuurd. Missionarissen werden vaak vriendelijk ontvangen in de nederzettingen langs de Amazone, maar soms liep het slecht met ze af.
Teixeira kwam in 1639 weer naar Brazilië. Hij wilde meer grondgebied voor Portugal. De vrouwelijke indianenkrijgers waarover hij had gehoord van andere reizigers, lieten zich op zijn tochten niet zien. In 1666 werd de Braziliaan Agostinho Viale aangesteld als mijnopzichter. Voordat hij kon beginnen met de winning van smaragd, stierf hij aan malaria. Maar fortuinzoekers na hem ontdekten in Brazilië de rijkdom aan bodemschatten.
De jezuïet Samuel Fritz reisde 20 jaar langs de bovenloop van de Amazone en stichtte 50 missieposten. In 1707 had hij een gedetailleerde kaart gemaakt van het gebieden. Andere jezuïtische missionarissen beschreven de gebruiken van de indianen of de planten en dieren die ze zagen. Jezuïeten horen bij de katholieke orde die in 1534 is opgericht met een generaal-overste aan hun hoofd. Hun doel was zo veel mogelijk mensen te bekeren tot het christendom. In 1549 zetten ze in, Brazilië, Paraguay en Argentinië hun eerste missieposten op. Goed voorbereid op mogelijke omstandigheden en gevaren wisten ze door te dringen tot afgelegen plaatsen waar nog niemand was geweest.
In 1750 erkende Spanje met het Verdrag van Madrid de aanspraak van Portugal op een groot deel van Brazilië dat door de jezuïeten in kaart was gebracht.
Kapers
De Nieuwe Wereld trok kaperschepen aan. De kapitein van een kaperschip had toestemming van zijn eigen land om de buit van een schip van een vijandig land in beslag te nemen. Er werd door kapers ook gesmokkeld. Op deze manier probeerden andere Europese landen de koloniale macht van Spanje en Portugal te ondermijnen. De Britse zeevaarder John Hawkins kaapte in 1560 een Portugees slavenschip en verkocht de slaven in het Caribisch gebied. De Engelse kapers roofden koloniale schatten van de Spanjaarden in de Nieuwe Wereld. Koning Philip II was woedend. In 1562 bood Hawkins aan de kolonies tegen Franse kapers te beschermen, op voorwaarde dat hij zelf zijn gang mocht gaan. Philip wees het aanbod van de hand.
In oktober 1564 begon Hawkins aan zijn tweede reis met steun van de Engelse koningin Elizabeth I. Maar dit keer bleek het lastig om de gekaapte slaven aan de man te brengen, want wie handel dreef met de Engelsen moest winst afdragen aan de Spaanse koning. Een kaper was eigenlijk een piraat. In de 16e eeuw kreeg kapiteins een 'kaperbrief' mee van de koning(in) van hun land. Dit was een vrijbrief om schepen aan te vallen van landen waarmee het eigen land in oorlog was. De Nederlandse admiraal Piet Hein kaapte in 1628 een Spaanse vloot met zilver en goud. Daarmee hielp hij de Tachtigjarige Oorlog tegen Spanje te bekostigen met omgerekend een half miljard euro, een gigantisch bedrag.
In 1567 werd Hawkins' vloot aangevallen door de Spanjaarden bij fort San Juan de Ulúa bij de Golf van Mexico. Slechts één schip kon ontsnappen. Hawkin's neef en opvarende Francis Drake zwoer wraak voor de Slag bij San Juan. In 1572 kwam hij met twee schepen en zo'n 70 man naar Panama. Hij viel aan op Spaans grondgebied waar hij goud bemachtigde en ging zes maanden op strooptocht in het Caribisch gebied. In 1573 voer hij met zijn rijke buit terug naar Engeland.
De Engelsman Walter Raleigh droomde niet van goud, zoals Hawkins en Drake, maar van een kolonie. In 1585 koos hij het eiland Roanoke aan de Noord-Amerikaanse kust voor een vestiging wat hij Virginia noemde, een verwijzing naar koningin Elizabeth I. Toen er vijf jaar later bevoorradingsschepen aankwamen, was het eiland leeg. Niemand weet wat er precies met de kolonisten is gebeurd.
Dankzij de zilvermijnen in Mexico, Peru en vooral Bolivia (in Potosí) maakte Spanje enorme winsten. Maar alles ging op aan de oorlogen die moesten worden gevoerd om het rijk in stand te houden. Toen de mijnen uitgeput raakten was er in eigen land niets om op terug te vallen. In plaats van één van de rijkste landen, was Spanje tegen het eind van de 17e eeuw één van de armste landen van Europa.
Alexander von Humboldt
De Duitse wetenschapper Alexander von Humboldt reisde door Midden- en Zuid-Amerika. Zijn ontdekkingen zijn ongekend. In vier jaar tijd legde hij met de Franse botanicus Aimé Bonpland 9650 kilometer af. Ze beschreven duizenden tot dan toe onbekende planten en diersoorten. De wereldberoemde Britse bioloog Charles Darwin vond Von Humboldt 'onovertroffen in zijn wetenschappelijke ontdekkingen'. Alexander von Humboldt stelde de planten- en dierenrijkdom van Zuid-Amerika open voor de wetenschap.
Voor de Spaanse koning Karel IV kregen Von Humboldt en Bonpland toestemming wetenschappelijk onderzoek te doen in het Spaanse deel van Zuid-Amerika. In 1799 kwamen ze in Venezuela aan. Allereerst verkenden de twee wetenschappen de Orinoco-rivier in Venezuela. Tijdens de tocht stroomopwaarts, corrigeerden ze fouten in de bestaande kaarten. Toen ze stroomafwaarts voeren over de Cassiquiare-rivier, kwamen ze uit in de Rio Negro, een zijrivier van de Amazone. Von Humboldt had hiermee aangetoond dat Orinoco en de Amazone verbonden ware.
In 1769 trok de Ecuadoriaanse Isabel Godin uit haar moederland. Haar man was wetenschapper in Frans-Guyana aan de noordkust en mocht van de autoriteiten niet terug naar huis. Isabels reis werd een ramp. Zij was de enige van de 42-koppige groep die de reis overleefde. Negen dagen zwierf ze door de Amazone-jungle voordat ze door indianen werd gered. Ze had als eerste vrouw bijna 5000 kilometer afgelegd. Aan het eind van de tocht sloot ze haar man in haar armen.
Von Humboldt en Bonpland documenteerden tijdens hun winterstop in Cuba meer dan 6000 onbekende plantensoorten.
In 1801 reisden de twee wetenschapper naar Quito (in wat nu Ecuador is) via de Magdalena, de belangrijkste rivier van Colombia. Ze beklommen de berg Chimborazo in de Andes. Op 5800 meter moesten ze omkeren: ze hadden geen zuurstofmaskers. Maar het wereldrecord bergbeklimmen van die tijd staat op hun naam. Hoewel het nog 500 meter was naar de top van de Chimborazo waren de twee ontdekkingsreizigers al verder gekomen dan ooit iemand voor hen.
De koude golfstroom voor de kust van Chili heet Humboldt-stroom, als eerbetoon aan de beroemde wetenschapper. Van Humboldt en Bonpland hadden nog een reisdoel: Peru. Daarvoor moesten ze door de Atacamawoestijn. Von Humboldt toonde het verband aan tussen de koude golfstroom en het droge woestijnklimaat. De mannen zeilden in 1803 ook nog naar Mexico. Terug in Europa schreef Von Humboldt een verslag van zijn reizen. Het verscheen in 23 delen en was een must voor elke wetenschapper in Zuid-Amerika na hem. Een van de plagen voor Europese reizigers in een tropisch klimaat was malaria. In Afrika, Azië en Zuid-Amerika zijn veel reizigers bezweken aan een beet van de malariamug. In het midden van de 19e eeuw zagen ontdekkingsreiziger dat indianen in de Andes zich tegen malaria beschermden met een middel uit de bast van de kinaboom. Dit geneesmiddel heet kinine en maakt iemand immuun voor malaria.
Andere wetenschappers
Veel wetenschappers volgden het voorbeeld van Von Humboldt en Bonpland en maakten een ontdekkingsreis door Zuid-Amerika op zoek naar onbekende planten en dieren die alleen voorkomen in het tropisch regenwoud. De gevaren van zo'n reis namen ze op de koop toe. De Engelsen Henry Walter Bates en Alfred Russell Wallace verzamelden in 1848 insecten waaronder veelkleurige vlinders. Wetenschappers stonden versteld van de natuurlijke rijkdom in het regenwoud. Botanicus Carl Friderich Philipp von Martinus en bioloog Johann Baptist von Spix namen 6500 planten en 3300 diersoorten mee terug naar Europa. Botanicus Richard Spruce reside in 1849 naar het Amazonegebied met een opdracht van de Engelse wetenschappelijke instituut Kew Gardens. Hij verzamelde zaadjes van de kinaboom zodat kinie tegen malaria ook in Brits-Indië kon worden geproduceerd. In 1864 kwam hij in Engeland terug. Behalve 30.000 plantensoorten, bracht hij ook kaarten van rivieren en opgetekende dialecten mee.
De Engelse officier Percy Fawcett maakte in 20 jaar tijd 6 verkenningstochten door Bolivia, Brazilië, Peru en Paraguay. In 1925 las hij over 'de verloren steden' van de Amazone. Met zijn zoon Jack trok hij het Braziliaanse regenwoud in, maar dat werd zijn laatste tocht. Toen de mannen niet terugkwamen werden zoekacties op touw gezet, maar er is nooit een spoor van ze gevonden.