Mieren
Mieren Formicidae | |||
---|---|---|---|
Niet bedreigd | |||
Leefgebied | Wereldwijd (uitgezonderd Antarctica) | ||
Leefomgeving | Vooral bossen en heide | ||
Behoort tot de | Vliesvleugeligen (Hymenoptera) | ||
|
Mieren zijn insecten en hebben dus zes poten. Het lichaam van een mier bestaat uit een kop, borststuk en achterlijf. De maag zit, net zoals de krop, aan het achterlijf. Een krop is een soort zakje waarin de mieren voedsel voor andere mieren meenemen. Op de kop zitten de ogen. Ze hebben drie piepkleine ogen en twee wat grotere ogen. Met deze ogen kunnen ze niet zo heel goed zien. Gelukkig kunnen ze wel goed ruiken, dit doen mieren met twee grote voelsprieten. Deze zitten ook op de kop. Mieren behoren tot de orde van vliesvleugeligen, waar ook wespen en bijen bij horen.
De mierenkolonie
Mieren worden sociale insecten genoemd, omdat ze altijd in een groep, een 'kolonie' leven. Ze kunnen niet alleen leven. In een kolonie zijn drie soorten mieren: vrouwtjes, mannetjes en werksters. Een werkster is een vrouwtje dat geen eieren kan leggen. Dat komt omdat ze onvruchtbaar zijn. De mieren die je ziet lopen, zijn bijna altijd werksters. De vrouwtjes zijn meestal groter dan werksters. Die worden koninginnen genoemd. Koninginnen en mannetjes hebben vleugels, werksters niet. Mannetjes hebben hun vleugels altijd, koninginnen gebruiken hun vleugels alleen als ze gaan paren, daarna verliezen ze de vleugels. De vliegende koninginnen en mannetjes zie je meestal in de zomer. Aan het einde van een warme dag. Dan kruipen de koninginnen uit de grond. Uit één zo’n nest kunnen er honderden kruipen. Ze worden gevolgd door nog veel meer mannetjes. Ze vliegen heel hoog de lucht in om daar met elkaar te paren. Als ze uitvliegen om te gaan paren, noemen we dat zwermen. De koningin kiest de beste mier uit in de lucht. Degene die het hoogst vliegt, bevrucht de koningin.
Communicatie
Als mieren elkaar tegenkomen groeten ze elkaar door met hun voelsprieten aan te raken, om te kijken of de ander uit hetzelfde nest komt of dat het een indringer is.
Ook gebruiken mieren feromonen, dit zijn moleculen met een bepaalde geur. Met de feromonen kunnen mieren verschillende dingen tegen elkaar zeggen, bijvoorbeeld dat er ergens voedsel te vinden is, of dat er gevaar is.
Verschillende soorten mieren, en zelfs mieren van dezelfde soort, maar van een andere kolonie, hebben een unieke feromooncode, een unieke geur van de kolonie. Zo weten mieren ook of er mieren van een andere kolonie zijn. Deze unieke feromoon verandert continu, zo hebben mieren die in een experiment voor lange tijd gescheiden zijn van de rest van de kolonie, een andere geur dan de rest gekregen. Wanneer deze mieren terug bij de kolonie geplaatst worden, worden ze niet meer herkend door de andere mieren, en herkennen ze zelf de andere mieren ook niet meer.
Voedsel
Mieren zijn alleseters, ze eten fruit en dode dieren (andere insecten). Ook zijn ze dol op zoetigheid, zoals snoep.Sommige mieren verzamelen bladeren om zo paddenstoelen te kweken in het nest, die de mieren eten. Er zijn ook mieren die luizen beschermen en van voedsel voorzien. De afscheiding van de luizen is zeer zoet en mieren zijn hier dol op. Deze afscheiding wordt honingdauw genoemd.
Vijanden
De mier heeft een paar vijanden: de miereneter, de mierenleeuw en de mens.
Verdediging
Mieren hebben stevige kaken, sommige soorten kunnen daarmee gemeen bijten. Mieren scheiden ook een speciaal zuur af, mierenzuur, dat een bijtend gevoel veroorzaakt. Sommige mieren hebben net als bijen een angel, en kunnen pijnlijk steken. In Nederland en België komen weinig mieren voor met een angel zoal. Er is er toch een, namelijk de Myrmica Rubra.
Soorten mieren
Er zijn verschillende soorten mieren met verschillende manieren van leven. Hier worden een paar genoemd.
- Honingpotmieren - er zijn meerdere soorten mieren die honingpotmieren genoemd worden. De overeenkomst van deze verschillende soorten is hun unieke overlevingsstrategie. De honingpotmieren zuigen honingdauw op, dat wordt gemaakt door bladluizen. Maar in plaats van de zoete honingdauw op te eten, wordt de honingdauw bewaard in het achterlijf van de mieren, hierdoor zet het achterlijf van de mier uit waardoor ze moeilijk kunnen bewegen. De opgezwollen mieren zijn levende opslagplaatsen voor voedsel, wanneer een andere mier voedsel nodig heeft, spuugt de opgezwollen mier een beetje honingdauw uit. Een soort mier die honingpotmier genoemd wordt is de Myrmecocystus mexicanus.
- Bladsnijdermieren - verschillende soorten mieren nemen stukjes van bladeren mee naar hun kolonie. Ze eten de bladeren niet op, maar gebruiken ze als voedsel voor speciale schimmels die ze in hun kolonie verbouwen. De mieren eten deze speciale schimmel. Een voorbeeld van een soort mier die dit doet is de Atta colombica.
- Mieren die andere mieren als slaven gebruiken - Er zijn mieren die werksters van andere soorten mieren ontvoeren en tot slaven maken. Bijvoorbeeld Polyergus lucidus.
- Parasitaire mieren - Er zijn mierensoorten die zelf geen werksters hebben. De koningin kan alleen andere koninginnen en mannetjes maken. Hoe de koningin dan aan werkster komt is door de koningin van een andere kolonie te vervangen. De parasietenkoningin doet alsof ze de andere koningin is door dezelfde feromonen (zie kopje Communicatie) als de originele koningin te gebruiken. De werksters denken dat de nepperd de echte koningin is, en soms komt het zelfs zo ver dat de echte koningin vermoord wordt door haar eigen mieren. Een mierensoort die dit doet is bijvoorbeeld: Lasius umbratus.
Media
- Bekijk Steken en Prikken: De Rode Bosmier op https://www.npostart.nl/BV_101404177