Keverslakken
Keverslakken Polyplacophora | |||
---|---|---|---|
Leefgebied | Vrijwel wereldwijd | ||
Leefomgeving | kustgebieden van de zeeën | ||
Behoort tot de | Weekdieren (Mollusca), Dieren | ||
|
Keverslakken (Polyplacophora) zijn een klasse binnen de weekdieren (Mollusca). Ongeveer 940 bestaande en 430 fossiele soorten worden zijn er bekend.
Keverslakken of chitons hebben een schaal die is samengesteld uit acht afzonderlijke schaalplaten of kleppen . Deze platen overlappen elkaar enigszins aan de voor- en achterkant, maar sluiten goed op elkaar aan. Hierdoor biedt de schaal tegelijkertijd bescherming en laat het de keverslak naar boven buigen wanneer dat nodig is voor voortbeweging over oneffen oppervlakken, en laat het dier zelfs opkrullen tot een bal wanneer het van rotsen wordt losgemaakt. De schaalplaten worden omringd door een rok die bekend staat als een gordel. De kleppen zijn verschillend gekleurd, zijn van een patroon voorzien, glad of met geribbelde vormpjes. De gordel is vaak 'versierd' met spicules, borstelharen, harige plukjes, stekels of slangachtige schubben. Het grootste deel van het lichaam is een slakachtige voet. Het lijf zelf dat onder het pantser zit doet een beetje denken aan dat van een worm. Ze hebben een kop met daarin een mond met tandjes waarmee ze algen van de boden kunnen schrapen. In de slokdarm en de darmen wordt het voedsel verteerd en via de anus uitgepoept. Het zenuwstelsel is verder ontwikkeld dan bij de wormen. Ze hebben geen ogen, maar lichtgevoelige cellen. Soms liggen deze samen in een oogvlek met een lens waarmee ze kunnen zien. Ook kunnen ze op hun kop voelsprieten hebben.
Keverslakken leven wereldwijd, van koude wateren tot in de tropen. Ze leven op harde ondergrond, zoals op of onder stenen, of in rotsspleten. Sommige soorten leven vrij hoog in de intergetijdengebied en worden gedurende lange perioden blootgesteld aan lucht en licht. De meeste soorten leven in diepere zones, maar een paar soorten leven in echt diep water, tot wel 6000 m diepte.
De afmetingen variëren per soort van 4 mm tot meer dan 300 mm.
Keverslakken zijn uitsluitend en volledig zeedieren, in tegenstelling tot de tweekleppige dieren, die zich konden aanpassen aan brak (zout-zoet) water en zoet water, en de slakken die met succes konden overstappen naar zoetwater en meer droge grond omgevingen.
Keverslakken worden in verschillende delen van de wereld gegeten. Rauw en gebakken.