Insuline
Insuline is een hormoon wat door ons lichaam zelf wordt aangemaakt. Het regelt samen met glucagon en adrenaline de bloedsuikerspiegel. Glucagon is een hormoon dat aangemaakt wordt in de alvleesklier, net als insuline. Glucagon verhoogt de bloedsuikerspiegel als die te veel zakt.
Insuline en glucagon regelen samen de bloedsuikerspiegel. Insuline zorgt ervoor dat je lichaam glucose uit het bloed kan halen. Glucagon doet het tegenovergestelde: het zorgt ervoor dat opgeslagen suiker in de lever vrijkomt als de bloedsuikerspiegel te laag is. Hierdoor stijgt de bloedsuikerspiegel weer. Insuline heeft een antagonistische werking ten opzichte van glucagon en adrenaline.
Wanneer er te weinig insuline in het lichaam wordt aangemaakt spreekt men van diabetes mellitus type 1. Wanneer voldoende insuline aangemaakt wordt maar lichaamscellen slecht/onvoldoende op insuline reageren spreekt men van diabetes mellitus type 2.
Waarom is insuline belangrijk?
Zonder insuline in de buurt kan glucose de cellen niet in. De kanaaltjes die glucose door kunnen laten, gaan alleen maar open als er insuline in de buurt is. Zonder insuline moeten de cellen andere brandstof verbranden. Die andere brandstof is bijvoorbeeld vet of eiwit. Vet en eiwit hebben bij verbranding een groot nadeel: ze laten vies afval achter. Eiwitten zijn als bouwstof eigenlijk veel te kostbaar, bijvoorbeeld voor in de spieren. Met insuline nemen de cellen de glucose uit het bloed graag op.
De levercellen doen met de opgenomen glucose nog iets meer: ze leggen de glucose vast in stapels glucose. Deze stapel glucose in de cel heet zetmeel, een veel gebruikte naam is glycogeen. Het is een mooie reserve. Ook dat is een taak van insuline. Tenslotte remt insuline al in kleine hoeveelheden de aanmaak van glucose uit eiwitten en vet in de lever. Deze acties van insuline zorgen er samen voor dat het bloedglucosegehalte snel daalt als het hoger is geworden na een maaltijd.