Diepzee
Een fantastische reis
De mensen dachten vroeger dat er in zee monsters leefden, die konden schepen naar beneden trekken zeiden ze. Ze wisten niet wat er allemaal in zee leeft, pas de laatste 50 jaar weet men dat er onder water heel bijzondere dieren leven. Nu worden nog nieuwe dieren ontdekt, in de oceanen vooral. Bijvoorbeeld lichtgevende vissen, of lintvissen met een rode kuif –en kam. Je zou kunnen denken dat zo’n beest een draak is. Maar hoe kan het er ergens heel diep uitzien?
Als je bij Katwijk gaat duiken kom je niet diep genoeg. Maar als je ergens in een oceaan gaat duiken kom je veel dieper. De Atlantische oceaan en de twee andere (de Indische Oceaan en de Grote Oceaan) zijn wel kilometers diep.
Oerwoud onder water
De zeebodem is een soort oerwoud. Dat zogenaamde oerwoud bestaat uit slappe planten. Die planten heten kelp, het heeft herfstkleuren. Het zijn zeewieren van wel 40 meter hoog. Het lijkt dat het waait, dat komt door de luchtblaasjes. Er zitten veel vissen tussen de stukken kelp, ook zitten er zeehonden, dolfijnen, kwallen en kreeften. Sommige zeesterren zijn bezig met het openmaken van mossels. Ver van het strand af eindigt het continentaal plat, er komt een steile afgrond die begint op 200 meter diepte. Waar het continentaal plat eindigt, eindigt ook het gebied met kelp. Er leeft wel fytoplankton, dat zijn kleine plantjes. Dat plantje is ook voor grote dieren nodig, zoals walvissen. Het is belangrijk voor groot en klein. Fytoplankton heeft licht nodig, alleen op de bovenste laag is licht. Die laag heet het oppervlaktewater en is 200 meter dik.
De schemerzone
Als je bij het continentaal plat langzaam dieper gaat, wordt het steeds kouder. Het stopt een paar graden boven nul, het wordt ook steeds donkerder. Alles ziet er blauw uit, dat komt doordat het zonlicht verschillende kleuren heeft.. Het blauwe licht gaat het diepst, dat gaat tot 1000 meter diep. Het gebied tussen de 200 meter en de 1000 meter heet de schemerzone. Er zijn geen planten, dus ook geen planteneters.
Toch leven er dieren, die dieren leven daar alleen overdag. s’Nachts gaan ze naar boven om te eten. Als ze overdag naar boven gaan, worden ze opgegeten. De potvis is een jager die op dieren jaagt in de schemerzone. Maar zelf leeft hij in het oppervlaktewater. Dus gaat hij de diepte in om op bijvoorbeeld reuzeninktvissen te jagen. Reuzeninktvissen zijn vaak 25 meter groot. Ze zijn nog nooit levend gezien, wel dood in de maag van een potvis. De tentakel van zo’n reuzeninktvis is net zo dik als het been van een voetballer. De potvis gaat dus dieper voor zijn eten, hij kan wel 1200 meter diep gaan! Het jagen en duiken kost twee uur, dat doet de potvis de hele tijd zonder lucht. Sommige schemerzonedieren blijven gewoon in de schemerzone voor eten. Dode dieren –en planten dwarrelen naar beneden, de schemerzone in. De dieren in de schemerzone eten ook levende beesten, als er een komt tenminste. In de schemerzone hebben de vissen soms grotere ogen, de hemelkijker heeft zijn ogen naar boven staan. Barracuda’s jagen in de schemerzone op dieren die drie keer zo groot zijn, hij heeft een rekbare maag.
Koplampen
Veel vissen in de diepzee geven licht. Zoals de diepzeehengelvis, die lokt zijn prooi daarmee. Zijn licht wordt gemaakt door bacteriën, zij geven licht in ruil voor eten. De diepzeebijlvis heeft lichtgevende plekken op zijn buik, van de onderkant kan je hem dus niet zien. Hij heeft ook een zwarte rug, zo kan je hem van de bovenkant ook niet zien. Diepzeepijlinktvissen gebruiken licht als beveiliging. Zij spuiten lichtgevende inkt als ze zich bedreigt voelen, zo raakt het roofdier in de war. Lichtflitsen worden door andere dieren gebruikt, ook zo kan een prooi vluchten. Sommige roofdieren hebben een soort koplampen, ze schijnen daarmee op hun prooi. Daarom hebben veel vissen een donkere huid. Als een jager een lichtgevende vis inslikt, zou hij erg opvallen. Daarom hebben veel roofvissen een zwarte maag.
Eeuwige nacht
1000 Meter diep is het helemaal donker. Het is zo’n vier graden, er is ook weinig eten. Omdat het zo donker is hebben de vissen een bruinzwarte huid. De vissen sparen energie door niet veel te bewegen. Vissen die dieper dan 1000 meter diep leven hebben een slap skelet, ook hebben ze slappe spieren. Ze wachten daarom gewoon op hun prooi, als hij dichtbij is hapt het roofdier meteen naar het prooidier. De roofdieren pakken elke vis die voorbij komt, om dat te doen hebben ze: naar binnen gebogen tanden, een enorme kaak en een rekbare maag. De dieren hebben geen ogen, omdat het te donker is. Ze hebben daarom voelsprieten of een goede neus.
Modder en magma
Op zo’n vier kilometer diepte is er een bodem, op die bodem zijn veel bergen, sommige bergen komen boven het water uit. De platte stukken op de oceaanbodem liggen vol modder, soms is die laag modder wel 500 meter breed! Bij de Noord –en Zuidpool zakt het koude water, bij dat koude water zit eten en lucht. Daardoor zijn er op die plekken op de bodem veel vissen. De diepzeevinvis heeft geen vinnen maar stelten, dan loopt hij makkelijk door de modder. Ook heeft het twee vleermuisachtige vinnen. Er leven ook dieren zoals de ruim een halve meter lange zeespin. En op de grond zijn er zeeveren, zeesponzen, zeekomkommers en wormen. Op vier kilometer diepte drukt er een gewicht van zo’n vier miljard kilo op je, dat is evenveel als het gewicht van vier miljoen auto’s! De vissen zijn op die diepte ook klein en teer, daarom kunnen ze niet om hoog worden gehaald. Ze zijn pas levend gezien bij een diepzeeonderzoek. Ook hebben de vissen geen skelet, als je een foto met flitslicht zou maken, zou de vis uit elkaar vallen. Midden in de oceaan ligt de mid-oceanische rug, die is duizenden kilometers lang. Hoe hoger je daar gaat, hoe warmer het wordt. Bij het hoogste punt is het zo’n twintig, dertig graden warm. Daar zijn meer vissen dan in de rest van de oceaan. De mid-oceanische rug bestaat uit schollen die op magma drijven, heel langzaam bewegen die schollen. Als de schollen uit elkaar drijven ontstaat er een spleet, uit die spleet komt magma dat later rots wordt. Er komt hitte vanaf, daardoor is het bij de mid-oceanische rug zo heet. Er leven veel vissen in de spleten en kloven, want er zitten magmamineralen in het water. Zoals zwavelwaterstof, dat naar rotte eieren ruikt. Bacteriën vinden magmamineralen lekker, en zeedieren zoals krabben vinden die bacteriën weer lekker. In 1977 werd ontdekt dat die dieren hun energie uit de zwavelwaterstof halen, het waren waarschijnlijk de eerste dieren op aarde!(De bacteriën en niet de zeedieren.) De drie meter lange reuzenkokerwormen leven samen met zwavelbacteriën, die in een rood uitstekend gedeelte leven. De bacteriën geven eten en de reuzenkokerworm zwavelwaterstof.
Dieper dan een berg
Na de mid-oceanische rug komt de diepzee, daarna komt er een trog. Een trog is een stuk waar twee schollen tegen elkaar duwen, zo worden ze helemaal de diepte in geduwd. De stenen korst smelt dan tot magma, dat zuigt alles de diepte in. Een trog is ongeveer zes tot tien kilometer diep, dat is dieper dan een berg hoog is! De Marianentrog is 11.200 meter diep, in 1972 werd de Filippijnentrog ontdekt, die is 11.524 meter diep1 De bodem van een trog is vlak, er leven zeeanemonen, wormen en zeekomkommers.
Diepzee onderzoek
De diepzee onderzoeken is lastig door de hoge druk. Een duiker kan honderd meter diep, een duikboot één kilometer diep en een bathyscaaf kan nog dieper. In 1960 gingen Jaques Picard en Donald Walsh in hun bathyscaaf Trieste naar 10.917 meter diepte in de Marianentrog, dat was het wereldrecord. Voor de bathyscaaf werd dertien centimeter dikke wanden gebruikt en speciaal kwartsglas. In een bathyscaaf varen is duur en gevaarlijk, daarom worden er nu robots gebruikt. Die robots hebben: een ingebouwde camera, hele goede lampen en ze kunnen ook dingen mee naar boven nemen. Met een lange kabel zit de robot vast aan het moederschip, op dat schip zitten wetenschappers.