Chelicereta
Gifkaakdragers Chelicereta | |||
---|---|---|---|
Leefgebied | Vrijwel wereldwijd | ||
Leefomgeving | Zowel in zee als op land | ||
Behoort tot de | Geleedpotigen (Arthropoda), Dieren | ||
|
Gifkaakdragers (Chelicereta), zijn Geleedpotigen (Arthropoda). De Chelicerata zijn ontstaan als zeedieren in het Midden- Cambrium; de eerste bevestigde cheliceraat-fossielen, behorend tot Sanctacaris, dateren van 508 miljoen jaar geleden. Tot de overlevende in zee levende soorten behoren de vier soorten degenkrabben (xiphosurans) en mogelijk de 1.300 soorten zeespinnen (pycnogoniden), als deze inderdaad cheliceraten zijn. Aan de andere kant zijn er meer dan 77.000 goed geïdentificeerde soorten luchtademende cheliceraten, en er kunnen ongeveer 500.000 niet-geïdentificeerde soorten zijn.
Soorten
Gifkaakdragers zijn verdeeld in vier klassen, waarvan één is uitgestorven (†):
- Spinachtigen (Arachnida), waaronder mijten, schorpioenen, spinnen, hooiwagens, solifuges en teken
- degenkrabben (Merostomata)
- Zeespinnen (Pycnogonida)
- Zeeschorpioenen (Eurypterida) †
Beschrijving
Zoals alle geleedpotigen hebben Gifkaakdragers gesegmenteerde lichamen (in duidelijk zichtbare onderdelen) met gelede ledematen, allemaal bedekt met een opperhuid gemaakt van chitine en eiwitten, dat een soort buitenskelet (exoskelet) vormt. Omdat dit pantser niet kan uitrekken (meegroeien), moeten de dieren vervellen om te groeien. Ze hebben allemaal een soort scharen voor de mond. Bij de spinnen vormen ze echter hoektanden die de meeste soorten gebruiken om gif te injecteren in hun prooi. Deze scharen en hoektanden worden de cheliceren genoemd, die de dieren hun Latijnse naam hebben gegeven. Vaak kunnen ze door middel van trilharen trillingen, luchtstromen en chemische veranderingen in hun omgeving waarnemen. De meest actieve jachtspinnen hebben ook een zeer scherp gezichtsvermogen.