Jacoba van Beieren
Jacoba van Beieren (1401-1436) was oud Gravin van Holland, Zeeland en Hertogin van Beieren (vandaar de naam, Jacoba van Beieren). Ze is geboren op 16-07-1401 in de Franse plaats: Le Quesnoy als dochter van Willem VI (Willem van Oostervant), graaf van Holland-Zeeland en van Henegouwen en Margeretha van Bourgondië (dochter van Filips de Stoute en hertogin van Beieren). In 1406, dus op 5-jarige leeftijd, werd ze uitgehuwelijkt aan de Franse prins Jan van Touraine (ze wist op dat moment dat ze in de toekomst verplicht moest trouwen met deze man) Toen zij 14 was ging ze echt trouwen met Jan van Touraine. Na 2 jaar overleed Jan van Touraine al en was Jacoba weduwe.
In 1417 overleed haar vader graaf Willem VI van Holland. Zij volgde haar vader op, maar haar oom, de Luikse bisschop Jan VI van Beieren, kreeg Holland toegewezen van de Duitse keizer Sigismund. De ruzie tussen Jacoba en Jan betekende een kleine oorlog van de Hoekse en Kabeljauwse bevolking.
In 1418 trouwde Jacoba opnieuw, nu met haar neef Jan IV van Brabant. Ze kreeg hiervoor toestemming van paus Martinus V. Er was veel protest tegen dit huwelijk. Van keizer Sigismund mocht dit huwelijk later toch niet doorgaan, omdat hij zijn financiële verplichtingen niet kon nakomen. Nu verpandde Jan IV het grondgebied van Jacoba voor 12 jaar aan haar vijand Jan van Beieren. Jacoba liet hierop het huwelijk ongeldig verklaren en vertrok naar Engeland, waar zij in 1422 in het huwelijk trad met Humphrey van Gloucester.(ze trouwde nu dus al voor de 3e keer)
Samen met Humphrey ging zij in 1424 terug naar Holland om de strijd op te nemen tegen haar ex-echtgenoot Jan IV, die gesteund werd door Filips van Bourgondië (ook wel Filips de Goede genoemd). In 1425 liet haar man Humphrey van Gloucester, die haar in de steek liet voor een hofdame, gaf Jacoba van Beieren de strijd op. Ze gaf zich over aan Filips de Goede van Bourgondië en werd in Gent gevangengezet. Haar eigendommen gaan over naar Filips de Goede. Een mythe is dat gedurende haar gevangenschap in 1425 in Gent Jacoba in het Gravensteen opgesloten zou hebben gezeten. In werkelijkheid werd zij echter ondergebracht in het stadspaleis de Posteerne waar zij in luxe leefde.
Na een ziekbed van enkele maanden op het slot Teylingen in Voorhout (Zuid-Holland), stierf zij op 9 oktober 1436 op 35-jarige leeftijd aan Tuberculose (een oude bekende ziekte). Waar ze ligt begraven is onduidelijk. Zij zou begraven zijn bij haar voorouders in de Hofkapel op het Binnenhof in Den Haag.