Zijde (textiel)
Zijde is een textielsoort. Het wordt gebruikt in zijde kleding. Zijde wordt gemaakt van eiwitvezels die door de zijderups (Bombyx mori) worden geproduceerd. Deze worden geoogst door de mens om er draden mee te spinnen. Er zijn ook spinnen soorten die van een dergelijk materiaal hun web maken. Ook deze worden door de mens geoogst. De stoffen die van dit gesponnen draad gemaakt worden zijn duur en werden vroeger alleen gedragen door rijke mensen. Zijde komt van oorsprong uit China (Yangshao- cultuur, 4000 jaar v.Chr.). Het werd al in de oudheid en de middeleeuwen van China naar Europa geëxporteerd. Dit transport verliep via handelaren die de waardevolle goederen te voet en per paard over ruim 6.000 kilometer vervoerden. Deze routes kregen in de 19e eeuw de naam zijderoutes.
Zijde wordt tegenwoordig ook in kunststof vorm gemaakt. Dan heet het viscose. Dit is echter veel brandbaarder dan echte natuurzijde. Het dragen van viscose in de buurt van bijvoorbeeld een kampvuur is dus niet zo slim. Viscose wordt vaak gebruikt als voeringstof aan de binnenkant van kleding.
De zijderups maakt, net als andere rupsen, een cocon om daar in te transformeren naar een vlinder. Het zijn deze cocons die op een speciale manier worden uit elkaar gepeuterd (kaarden) om er vervolgens draden van te spinnen. Tegenwoordig worden die poppen of cocons gekweekt. De rupsen of poppen in de cocon worden gedood door de cocons in water te koken. Dat is natuurlijk niet zo natuurvriendelijk, maar daar gaf men vroeger niet om. De zijde heeft een speciale glans en was daarom geliefd bij de rijke edelen. Zijde werd ook gebruikt om er teksten en afbeeldingen op te schilderen als een soort van wandversiering of vlag. Zijde-schilderen op natuurzijde of kunststof zijde wordt nog veel als hobby beoefend.
Later werd het maken van zijde ook bekend in de Indusvallei (nu Indië en Pakistan). Dat gebeurde rond 2500 voor Chr. India is na China nu de grootste producent van zijde ter wereld. Ongeveer 97% van de ruwe moerbeizijde komt uit zes Indiase deelstaten, namelijk Andhra Pradesh, Karnataka, Jammu en Kasjmir, Tamil Nadu, Bihar en West-Bengalen. Langzaam maar zeker breidde de zijdeproductie verder uit over Azië en naar het Midden-Oosten. Via de zijderoute (Marco Polo) kwam het uiteindelijk in de middeleeuwen terecht in Europa en vooral in Italië. Het eerste centrum dat zijdeproductie in Italië begon, was de stad Catanzaro in de 11e eeuw in de regio Calabrië. De zijde van Catanzaro bevoorraadde bijna heel Europa en werd op een grote marktbeurs in de haven van Reggio Calabria verkocht aan Spaanse, Venetiaanse, Genuese en Nederlandse kooplieden. Catanzaro werd de kanthoofdstad van de wereld met een grote faciliteit voor het kweken van zijderupsen die alle garen en linnengoed produceerden dat in het Vaticaan werd gebruikt. De stad was wereldberoemd om zijn fijne fabricage van zijde, fluweel, damast en brokaat. Een ander opmerkelijk centrum was de Italiaanse stadstaat Lucca, die zichzelf grotendeels financierde door middel van zijdeproductie en zijdehandel, te beginnen in de 12e eeuw. Andere Italiaanse steden die bij zijdeproductie betrokken waren, waren Genua, Venetië en Florence. Het Piemonte- gebied in Noord-Italië werd een belangrijk zijde-producerend gebied toen er door water aangedreven zijdewerpmachines werden ontwikkeld. Nog weer later ontstonden er bedrijven in Frankrijk en Engeland. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd zijde ook gebruikt voor het maken van parachutes.
Ook de Noord-Amerikaanse Azteken kenden het gebruik van de zijderups voor het maken van zijde.