Betrekkelijk voornaamwoord
Betrekkelijke voornaamwoorden zijn voornaamwoorden die verwijzen naar voorafgaande woorden of zinnen, antecedenten genoemd. Ze verbinden deze met een bijzin. Bijvoorbeeld:
"Het boek, dat ik besteld heb, heb ik nu al ontvangen."
"De man, die met tante Sjaan is getrouwd, heet Dirk."
"Hij is weer degene, op wie alles neerkomt."
"Ze had er nog nooit van gehoord, wat me trouwens niet verbaasde."
De betrekkelijke voornaamwoorden in het Nederlands zijn: die, dat, wie, wat, welke, hetwelk en hetgeen (die laatste drie zijn wel heel deftig en deze vormen hoef je normaal gesproken niet te gebruiken).
In de gesproken taal gebruiken we het betrekkelijk voornaamwoord dat (wat eigenlijk standaard hoort bij zelfstandige naamwoorden die het lidwoord het hebben) niet zo vaak, omdat het een beetje stijf klinkt. In plaats daarvan zeggen we dan vaak wat: Het boek wat ik heb gelezen. Er wordt ook wel die gezegd, maar dat is eigenlijk niet goed omdat die volgens de regels alleen bij de-woorden hoort.
Soms wordt er geen antecedent genoemd in de zin. Dat heet dan "ingesloten" in het betrekkelijk voornaamwoord. Bijvoorbeeld:
"Wie nog mee wil, moet zich aanmelden."
Eigenlijk staat er: "Degene, die nog mee wil ....."
Betrekkelijke voornaamwoorden bestaan ook in andere talen. Zo heb je bijvoorbeeld who, which en that' in het Engels.
Woordsoorten | |||
---|---|---|---|
achterzetsel · bijvoeglijk naamwoord · bijwoord · eigennaam · ideofoon · lidwoord · telwoord (hoofdtelwoord · rangtelwoord · telbijwoord) · tussenwerpsel · voegwoord · voornaamwoord (aanwijzend · betrekkelijk · bezittelijk · onbepaald · persoonlijk · temporeel · uitroepend · vragend · wederkerend · wederkerig) · voorzetsel · werkwoord · zelfstandig naamwoord |