Hart (lichaam)
Het hart is een van de belangrijkste organen in een lichaam. Het hart is een sterke spier die steeds samentrekt en weer ontspant en zo het bloed door het lichaam pompt. Dat is belangrijk, want in het bloed zitten voedingsstoffen en ook zuurstof die overal in het lichaam nodig zijn. Het bloed blijft dus voortdurend rondjes maken in je lichaam. Per minuut verwerkt het hart wel 5 liter bloed! Elke keer als het hart pompt, heet dat een hartslag. Het hart klopt tussen de 60 en 100 keer per minuut. Het hart van een mens is ongeveer zo groot als de vuist en weegt zo'n 300 gram.
Hoe ziet het eruit?
Een hart lijkt eigenlijk niet zoveel op de hartjesfiguren die mensen vaak tekenen. Het hart van mensen en zoogdieren bestaat uit twee helften, een linker- en een rechterhelft. Die twee helften bestaan elk weer uit twee holle ruimtes, een "boezem" (nr 1 en 2 in de tekening) en een "kamer" (nr. 10 en 9). Die boezems en hartkamers worden van elkaar gescheiden door de hartkleppen (nr 7 en 12). Die kleppen werken een beetje als een sluis. Ze laten het bloed maar in één richting door. Als het hart het bloed heeft weggepompt, en daarna even ontspant, dan kan het bloed niet weer terugvloeien.
Natuurlijk zitten aan het hart ook een aantal bloedvaten vast waardoor het bloed wordt aan- en afgevoerd. We noemen die bloedvaten ook wel aders. In de aders zitten ook weer kleppen zodat het bloed niet de verkeerde kant op kan stromen. Die kleppen zie je op de tekening bij nummer 8 en 12.
Hoe werkt het?
In de eerste boezem (nr. 1) komt via twee grote aders (nr. 3 en 11) bloed binnen vanuit de rest van het lichaam. Dat bloed bevat bijna geen zuurstof meer, want de zuurstof is er door de rest van het lichaam uitgehaald. Het bloed stroomt naar de eerste kamer (nr. 10) en vanuit die kamer wordt het naar de longen gepompt om nieuwe zuurstof op te halen. Via de "longslagader" (nr. 5) stroomt het bloed naar de longen. In de longen neemt het zuurtstof op. Het zuurstofrijke bloed komt via de "longaders" (nr. 6) weer naar het hart.
Het zuurstofrijke bloed komt nu binnen in de tweede boezem (nr. 2). Vanuit de boezem stroomt het naar de tweede kamer (nr. 9). Die tweede kamer heeft een extra dikke wand van spieren. De wand trekt samen en zo pompt het hart het bloed, dat nu vol zuurstof zit, terug het lichaam in. Het bloed stroomt het lichaam in via de aorta, ofwel de lichaamsslagader (nr. 4). Het hart blijft voortdurend pompen.