Stof (materiaal)
Stof in de zin van materiaal is er in drie verschijningsvormen (fasen):
- vaste stof
- vloeistof
- gas of damp
De overgang van vaste stof naar vloeistof heet smelten. Omgekeerd heet het stollen. Van vloeistof naar gas heet verdampen. Omgekeerd heet het condenseren. Van vaste stof naar gas (damp) heet sublimeren. Bij de directe overgang van gas naar vaste stof spreekt men van neerslaan, desublimeren of (ver)rijpen.
Sommige stoffen veranderen door de aanwezigheid van zuurstof. IJzer kan bijvoorbeeld verroesten. De samenstelling van roest is anders dan het ijzer zelf. Officieel heet roest van ijzer ijzeroxide. Een verbinding van het element ijzer met zuurstof.
Ook keukenzout is een stof, met de chemische samenstelling van chloor en natrium. Een stof kan dus ook een bepaalde smaak of geur hebben.
De meeste stoffen of materialen zijn een samenstelling van meerdere chemische elementen. Zo is plastic een kunststof, (chemisch) samengesteld uit koolstof, zuurstof en waterstof.
Beton is chemisch samengesteld uit calcium, waterstof, zuurstof en silicium. Maar gebruikelijker is te spreken van de stoffen zand, grind, cement en water, die op hun beurt een eigen chemische samenstelling hebben. Zo bestaat zand voor een groot deel uit silicium. Water bestaat uit de elementen waterstof en zuurstof. Hout is een natuurlijk materiaal, opgebouwd uit vezels met daartussen lucht. Eigenlijk bestaat hout uit cellulose, hemicellulose en lignine. Strikt genomen is cellulose een ingewikkelde chemische verbinding van koolstof, zuurstof en waterstof. Maar weer in een andere vorm dan bijvoorbeeld plastic.
Deze voorbeelden geven aan dat stoffen een ingewikkelde chemische samenstelling kunnen hebben. Bij het vak scheikunde leer je hoe dat precies zit en hoe de chemische industrie nieuwe stoffen kan maken.
Ook wij mensen bestaan uit allerlei stoffen. Wist je dat je lijf voor zo'n 70% uit water bestaat? Bij een dood lichaam spreken ze van een stoffelijk overschot. In de bijbel staat: "Gij zijt uit stof, en tot stof zult gij wederkeren".
Eigenschappen
Elke stof heeft bepaalde (fysieke en uiterlijke) eigenschappen of kenmerken. Vaak kun je spreken van tegenoverstelingen als je stoffen met elkaar vergelijkt:
- sterk - slap
- licht - zwaar
- soepel of buigzaam - star of stijf
- hard - zacht
- dicht of massief - bros of luchtig
- Oplosbaar - onoplosbaar
- Lichtdoorlatend of doorschijnend - niet licht doorlatend
Ook hebben stoffen dus een eigen geur, smaak en een eigen kleur. Ook geluid speelt een rol. Bovendien kan de ene stof beter tegen hitte of juist kou bestand zijn dan de andere stof. Ook de brandbaarheid van een stof is een eigenschap. Sommige stoffen lossen op in water (denk aan suiker) of in andere vloeistoffen zoals zuren.
Afvalstoffen?
Tegenwoordig kun je eigenlijk nauwelijks meer spreken van afvalstoffen. Spullen die we weggooien kunnen hergebruikt worden of het afval wordt zo verwerkt dat je weer kunt spreken van grondstoffen, waar weer nieuwe spullen van kunnen worden gemaakt. Dit kennen we als recyclen. Grondstoffen zijn materialen of stoffen die we in beginsel halen uit de ons omringende natuur.