Meiji-restauratie
Meiji-restauratie (明治維新) vond plaats in 1867. Door de Meiji-restauratie eindigde de Edoperiode (1600-1868) en begon de Meijiperiode (1868-1912). De Meiji-restauratie was een politieke omwenteling, waardoor veel in Japan veranderde. Door de restauratie werd de oorspronkelijk macht van de keizer hersteld. De krijgsadel (het Tokugawa-shogunaat) verloor haar macht. Ook zorgde de Meiji-restauratie ervoor dat Japan zich ging moderniseren en dingen uit westen overnam. De restauratie maakte hierdoor een einde aan het gesloten beleid van het land.
De restauratie (en de opvolgende periode) is vernoemd naar de Japanse keizer Meiji die in 1867 aan de macht kwam. Door de Meiji-restauratie ontstond het moderne Japan.
Voorgeschiedenis
Tijdens de Edoperiode was Japan een gesloten land. Dit betekende dat buitenlandse bezoekers niet welkom in Japan waren. Japan handelde slechts met vier landen. Dit waren het Keizerrijk China, Korea, het koninkrijk Riukiu en Nederland. De Nederlanders waren de enige Europese macht die rechtstreeks met Japan handelde via het eiland Dejima. Burgers uit andere landen waren niet welkom en konden zelfs de doodstraf krijgen. Japan wilde op de manier zijn cultuur beschermen tegen buitenlandse invloeden, zoals het christendom (wat toentertijd verboden was). Ook Europese culturele invloeden en technologieën werden vaak niet in Japan toegelaten.
Japan was al lang voor de Edoperiode een keizerrijk. De keizer had tijdens de Edoperiode vrij weinig macht; deze lag in de handen van een shogun (een soort militaire leider) en de krijgsadel. Tijdens de Edoperiode was Edo de hoofdstad van Japan. Alle belangrijke Japanners (en ook veel buitenlandse handelaren) moesten verplicht een bezoek brengen aan Edo om de shogun te bezoeken. Dit kostte veel geld, waardoor er geen geld was om opstanden te organiseren. Tijdens de Edoperiode was het daardoor erg rustig in Japan met een grote mate van stabiliteit. De bevolking was ingericht volgens een soort van kastensysteem, waarbij iedere groep specifieke regels kreeg.
De restauratie
In de 19e eeuw werd het voor steeds meer Japanners duidelijk dat Japan een ouderwets land was. Japan was te veel blijven steken in het verleden, terwijl de Europese machten en de Verenigde Staten juist steeds moderner werden. In deze periode waren de Amerikanen en Europeanen bezig met hun koloniale rijk uit te breiden. Dit gebeurde ook in Azië, waar zij zelf een poging deden om het Chinese Keizerrijk op te delen in kolonies. Het ouderwetse Japanse leger was niet opgewassen tegen het moderne Europese en Amerikaanse leger. Daarnaast had Japan een ouderwetse economie die vooral op landbouw gericht was. Er was geen industrie, aangezien moderne technologie (zoals de stoommachine) geweerd werd.
Twee machtige krijgsheren (Saigo Takamori en Kido Takayoshi) waren het daarom eens dat er verandering moest komen. Japan moest zich moderniseren om te kunnen overleven als zelfstandig land. Hun kans greep zich aan toen de oude keizer Komei op 30 januari 1867 overleed. Hij werd opgevolgd door keizer Meiji die ook moderniseringen wilden. De twee krijgsheren sloten zich aan bij de keizer die de oorspronkelijk macht van de keizer wilde herstellen. De shogun wilde zijn macht niet direct neerleggen. Er ontstond een korte oorlog, de Boshinoorlog, waarbij de troepen van keizer Meiji wonnen. Hierdoor kreeg de keizer de macht in handen en kon Japan gemoderniseerd worden.
Hervormingen
Militaire en politieke hervormingen
Al tijdens de Boshinoorlog kwam er een einde aan de oude feodale maatschappij in Japan. Voorheen was het grondgebied in de handen van landsheren (de daimyo). De daimyo verloren hun grondgebied en dit werd overgedragen aan de staat. Japan werd opnieuw ingedeeld in prefecturen (een soort van provincies). Ook werd het land vanaf nu centraal bestuurd vanuit Tokio. Het oude kastensysteem verdween en burgers kregen dezelfde rechten. Er werden zelfs de eerste stappen naar democratie gezet.
Op militair vlak kwam er een einde aan samoerai die lange tijd Japan beschermden. In plaats daarvan kreeg Japan een officieel leger en werd de dienstplicht ingevoerd. De samoerai waren hier niet blij mee. Tijdens de Satsuma-opstand van 1877 verzetten zij zich tegen de hervormingen, maar de opstand werd neergeslagen.
Industrialisering
Ook kwamen er moderniseringen op economisch vlak. Er kwam steeds meer industrie naar Japan onder anderen door buitenlandse investeringen. De industrialisering betekende dat nieuwe technologieën in Japan geïntroduceerd werden. De belangrijkste industrieën werden de staal- en kolenindustrie en de scheepsbouw. De industrie werd gebruikt om de steden, het leger en de infrastructuur te moderniseren. Ondertussen verhuisden steeds meer Japanners van het platteland naar de steden.
De industrialisering had alleen één klein probleem; Japan had weinig grondstoffen. Hierdoor kon er een grens aan de economische groei ontstaan. Desondanks wist Japan de westerse kennis te gebruiken om goedkoop grondstoffen in te kopen en deze voor een lagere prijs op de internationale markt te verkopen. Hierdoor was Japan aan het einde van de 19e eeuw een van de grootste industriemachten. Het gebrek aan grondstoffen had overigens ook een voordeel, aangezien het voor andere landen onaantrekkelijk was om Japan te koloniseren. Later zou Japan ook beginnen met opzetten van koloniën in onder anderen Korea.
Tradities en vernieuwing
De Meiji-restauratie bracht ook allerlei culturele veranderingen met zich mee. Zo werd de leerplicht ingevoerd om alle Japanners basisonderwijs te geven. Ook ontstond er een schoolsysteem met middelbare scholen en universiteiten. Ook werd het kastensysteem afgeschaft, wat tot woede leidde bij de hogere kasten. Kort na de restauratie werd ook veel Japans erfgoed verwoest vanwege de modernisering. Zo werden boeddhistische tempels en kastelen kort en klein geslagen en soms zelfs volledig afgebroken.
De Japanse overheid wilde ook de crematie verbieden. In Japan werden doden niet begraven, maar gecremeerd. In het westen was echter het tegenovergestelde het geval. Japan wilde een westers land zijn en koos daarom om de doden te begraven. Dit zorgde echter voor veel tegenstand. Ook was het verbod niet uitvoerbaar, waardoor enkel de steden werden gecontroleerd. In 1875 werd het verbod helemaal opgeheven. Japan koos ervoor om een westers standpunt aan te nemen over waarom crematies juist goed waren (het verspreiden van ziekten werd tegengegaan).
Buitenlandse hulp
Japan stond er niet alleen voor tijdens de Meiji-restauratie. Het land kreeg juist enorm veel hulp van buitenlandse experts en wetenschappers. Een voorbeeld hiervan de Duitse ontdekkingsreiziger Philipp Franz von Siebold die veel advies gaf over de nieuwe buitenlandse politiek van Japan. Ook werden Nederlandse scheepvaarders aangewezen om te adviseren over de marine en scheepsbouw.
De Japanse overheid gaf hen vaak een contract voor drie jaar. Nadat dit contract was afgelopen verlieten de experts Japan weer. De Japanse overheid wilde hen namelijk geen staatsburgerschap geven.