Monnik
Een monnik is een geestelijke binnen het boeddhisme of het Katholieke geloof of die leeft volgens het celibaat en heeft besloten zijn leven aan God te wijden. Vroeger waren er meer katholieke monniken dan nu. Monniken leven in een klooster en er zijn verschillende ordes. Een van de bekendste ordes is die van Benedictus en van Fransiscus van Assisi.
Trouwen
Een monnik of een non (de vrouwelijke vorm) binnen het katholieke geloof "trouwt" dan eigenlijk met God. Een dominee bij de Protestanten hoeft zich hieraan niet te houden en kan gewoon trouwen. Ook belangrijke Rooms-Katholieke leiders zoals de Paus, bisschopen en kardinalen, leven volgens het celibaat. Er is nog nooit een Paus getrouwd geweest. Ook boeddhistische monniken trouwen niet, behalve dan de zenmonniken in Japan.
Leven
Monniken en nonnen leven vaak in kloosters die behoorlijk afgelegen liggen sommige ook niet. Daar brouwen ze soms bier en wijn, verbouwen ze het land, leren ze kinderen lezen en schrijven en bidden ze dagelijks. Vroeger schreven monniken ook boeken over want de boekdrukkunst was nog niet uitgevonden. Dankzij de monniken weten we meer over de vroegere Europese geschiedenis dan in de andere werelddelen. Zo is de Europese cultuur niet verloren gegaan na de val van het West-Romeinse Rijk.
Kloosters
Monniken leefden afgezonderd om God beter te leren kennen. Hun spreuk was: "Werkt en Bidt" (ora et labora). Omdat er veel rust en vrede uitging van de kloosters, gingen ook veel andere mensen in de omgeving wonen. Zo zijn sommige steden begonnen te ontstaan. Kinderen konden les krijgen op de kloosterscholen. In toenemende mate werd het overgenomen door kathedraalscholen en weer later door de universiteiten.
Kleren
Monniken droegen een pij (lange jurk/hemd met hoofdkap) en meestal sandalen. De nonnen die lesgaven op scholen en verpleegden in ziekenhuizen droegen een jurk, een schort, een hoofddoekje en een kap. Nog iets opmerkelijks: de monniken lieten zich zo kaalscheren dat alleen een randje haar om hun hoofd bleef. En de nonnen droegen hun kap en hoofddoekje zo, dat je het haar niet zag, dus ze hadden het wel! Later lieten ze hun haren wel zien, en veranderde de 'mode'.
Boeddhistische monniken en nonnen dragen oranje of rode gewaden en scheren hun hoofd helemaal kaal. Dat laatste doen ze om te laten zien dat status er niet toe doet, lang haar was namelijk een statussymbool in het oude India.
Plichten
Monniken hebben geen bezittingen. Ze geven alles aan het klooster. Ze mogen niet trouwen en geen kinderen krijgen. Ook al hadden de kloosters vroeger heel veel rijkdom en veel arbeiders. monniken leefden dus helemaal niet rijk.