IJzertijd
Met de ijzertijd geven historici een bepaalde, niet vast afgebakende periode in de menselijke geschiedenis aan.
Verdere onderverdeling
De ijzertijd is dus de periode in de prehistorie die na de bronstijd kwam.
Achtergrond
De ijzertijd begon rond 800 jaar voor Christus en eindigde in Nederland met de komst van de Romeinen. Rond de Middellandse Zee begon de ijzertijd al eerder, rond 1200 voor Christus. De ijzertijd begint als er in een gebied voor het eerst veel ijzer gebruikt wordt. Er is geen vaste tijd voor de wereld wanneer dat voor het eerst gebeurde omdat het afhankelijk was van de cultuur en de ligging van de streek. De techniek om ijzer te maken was al bekend in de Bronstijd. Maar ijzer, het nieuwe metaal, raakte pas rond 800 jaar voor Christus in gebruik hier in Nederland. IJzer komt ook in ons land voor als ‘moerasijzererts’ . Het wordt gevormd in beekdalen, dat is een stuk grond dat lager ligt en waar een beek doorheen stroomt, en in moerassen. Er was in de protohistorie, dat is de tijd na de prehistorie voor Christus, meer dan genoeg moerasijzererts om ijzer van te kunnen maken, al was het niet van hele goede kwaliteit. Toch was het voor de boeren een belangrijk materiaal. IJzeren bijlen en punten van ploegen maakten het werk op het land makkelijker en iedereen kon het vinden of betalen. Dat was ook de reden dat opbrengsten van de akkers steeds hoger werden. Daardoor groeide de bevolking. Doordat de bevolking groeide werd de samenleving ook steeds ingewikkelder. Er moest meer eten komen, meer huizen en ziektes werden sneller overgegeven. De naam ijzertijd komt dus van het vele gebruik van ijzer. Het had veel voordelen ten opzichte van brons. Hier een paar: - Het is harder en dus geschikter voor wapens en gereedschap - Het is makkelijker te bewerken - Het is makkelijker te repareren - De grondstof ervoor komt op meer plaatsen voor - Het gaat langer mee
De mensen waren bijna allemaal boeren en woonden in kleine dorpjes met soms maar een of twee huizen en andere een paar huizen. Onder huizen moet je vooral boerderijen verstaan. Ook hielden ze er vee; vooral koeien en daarnaast schapen, geiten en varkens. Sommige hadden een paard. Maar dan had je veel geluk. Ze verbouwden vooral tarwe, gerst, bonen en zaden. De voordelen van het ijzer waren zo sterk dat het boven het brons werd verkozen. Het werd gebruikt voor allerlei wapens en gereedschap. Het brons werd nu gebruikt voor sieraden en siervoorwerpen. Ook werden er dingen voor paarden van gemaakt.
Er waren ook dingen die in de ijzertijd voorkwamen maar in de bronstijd nog helemaal niet bestonden. Hier een paar: - Broeken van wol of linnen - Bronzen munten - Slingerkogels - IJzerwinning uit de natuur - En een soort hogere rang, die bezaten bijzondere voorwerpen zoals goud en koraal. Als er iemand doodging, werd diegene verbrand zodat hij/zij geen bacteriën meer kon verspreiden. De verbrande resten werden soms in een urn bewaard. Die urn werd op een veld begraven. Zo'n veld wordt ook wel een urnenveld genoemd.