Betrekkelijk voornaamwoord: verschil tussen versies
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
(verhaal completer) |
|||
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | '''Betrekkelijke voornaamwoorden''' verwijzen naar voorafgaande woorden of zinnen, antecedenten genoemd |
+ | '''Betrekkelijke voornaamwoorden''' zijn [[voornaamwoord]]en die verwijzen naar voorafgaande woorden of zinnen, [[antecedent (taalkunde)|antecedenten]] genoemd. Ze verbinden deze met een [[bijzin]]. Bijvoorbeeld: |
"Het boek, <U>dat</U> ik besteld heb, heb ik nu al ontvangen."<BR> |
"Het boek, <U>dat</U> ik besteld heb, heb ik nu al ontvangen."<BR> |
||
Regel 6: | Regel 6: | ||
"Ze had er nog nooit van gehoord, <U>wat</U> me trouwens niet verbaasde." |
"Ze had er nog nooit van gehoord, <U>wat</U> me trouwens niet verbaasde." |
||
− | De betrekkelijke voornaamwoorden zijn: die, dat, wie, wat, welke, hetwelk en hetgeen. |
+ | De betrekkelijke voornaamwoorden in het [[Nederlands]] zijn: die, dat, wie, wat, welke, hetwelk en hetgeen. |
− | Soms wordt geen antecedent genoemd en dat heet dan ingesloten in het betrekkelijk voornaamwoord: |
+ | Soms wordt er geen antecedent genoemd en dat heet dan "ingesloten" in het betrekkelijk voornaamwoord: |
"<U>Wie</U> nog mee wil, moet zich aanmelden."<BR> |
"<U>Wie</U> nog mee wil, moet zich aanmelden."<BR> |
Versie van 17 sep 2014 12:31
Betrekkelijke voornaamwoorden zijn voornaamwoorden die verwijzen naar voorafgaande woorden of zinnen, antecedenten genoemd. Ze verbinden deze met een bijzin. Bijvoorbeeld:
"Het boek, dat ik besteld heb, heb ik nu al ontvangen."
"De man, die met tante Sjaan is getrouwd, heet Dirk."
"Hij is weer degene, op wie alles neerkomt."
"Ze had er nog nooit van gehoord, wat me trouwens niet verbaasde."
De betrekkelijke voornaamwoorden in het Nederlands zijn: die, dat, wie, wat, welke, hetwelk en hetgeen.
Soms wordt er geen antecedent genoemd en dat heet dan "ingesloten" in het betrekkelijk voornaamwoord:
"Wie nog mee wil, moet zich aanmelden."
Eigenlijk staat er: "Degene, die nog mee wil ....."
Woordsoorten | |||
---|---|---|---|
achterzetsel · bijvoeglijk naamwoord · bijwoord · eigennaam · ideofoon · lidwoord · telwoord (hoofdtelwoord · rangtelwoord · telbijwoord) · tussenwerpsel · voegwoord · voornaamwoord (aanwijzend · betrekkelijk · bezittelijk · onbepaald · persoonlijk · temporeel · uitroepend · vragend · wederkerend · wederkerig) · voorzetsel · werkwoord · zelfstandig naamwoord |